Van der Pijl promoveerde aan de Universiteit Utrecht op doodsrituelen in Suriname, bij de nazaten van Afrikaanse slaven. Voor haar veldwerk woonde ze twee jaar in Paramaribo. Na haar PhD is ze doorgegaan met onderzoek naar de dood in antropologisch perspectief. “Ideeën over de dood zijn steeds veranderend en in ontwikkeling. Dat zag ik goed in Suriname. De nazaten van Afrikaanse slaven zijn Creolen en Marrons. Creolen hebben tot de afschaffing van de slavernij onvrij geleefd als slaaf, Marrons hebben zich ervan weggevochten om zich in het binnenland te vestigen. Dat zijn twee heel verschillende tradities. Ook in Nederland zijn doodstradities in ontwikkeling, onder andere door migratie en multiculturaliteit. De witte kaaskop verandert ook.”

Hoe ben je als antropoloog bij Yarden beland?

“Eind 2014 las ik in Het Parool over de plannen van uitvaartorganisatie Yarden voor het multiculturele uitvaartcentrum. Ik vond dat een goed idee: ik heb veel Surinaamse contacten in Amsterdam en ik wist dat er daar behoefte was aan een plek met ruimte voor verschillende manieren van afscheid nemen.”

Ze nam contact op met Anita van Loon, die als diversiteitsmanager de drijvende kracht achter het project is. “Anita liet mij de leergang Sterven, uitvaart & rouw in multicultureel Nederland ontwikkelen om de werknemers en vrijwilligers van Yarden op te leiden. Want de grote uitvaartondernemingen zijn niet per se conservatief, maar wel erg wit. Nu leiden we alle lagen van de organisatie op. Ik verzorg de leergang en ga als ik kan mee naar informatiebijeenkomsten en workshops, waar Yarden draagvlak creëert, informatie verstrekt én informatie inwint van de potentiële gebruikers.”

Hoe ziet de Nederlandse uitvaartbranche er eigenlijk uit?

“In Nederland zijn er drie grote spelers op de uitvaartmarkt: Monuta, Dela en Yarden. Die komen voort uit de tijd van de verzuiling. Dela is oorspronkelijk katholiek, Monuta protestants en Yarden komt voort uit een fusie en heeft geen confessioneel-religieuze achtergrond. De grote spelers hebben ook hun eigen franchisenemers en daarnaast zijn er tal van kleinere ondernemingen. In de niches komen steeds nieuwe initiatieven op. Er zijn nu eenmaal nieuwe wensen, dus ook nieuwe diensten. Ook mensen met een migratieachtergrond beginnen hun eigen ondernemingen. Er is dus steeds meer diversiteit aan het ontstaan.

Niet iedereen heeft een uitvaartverzekering. Mensen met een migratieachtergrond maken vaak gebruik van andere kanalen. Zo is de grootste Turks-Nederlandse uitvaartorganisatie het Diyanet Uitvaartfonds, en veel Marokkaanse Nederlanders hebben een uitvaartverzekering via een van de Marokkaanse banken (Wafa, Chaabi, Banque Commercial). Onverzekerden vormen een interessante markt voor zowel grote als kleinere aanbieders.”

Nieuwe wensen, nieuwe diensten: over welke ontwikkelingen heb je het dan?

“Ten eerste wordt religie steeds minder belangrijk. De secularisatie was een belangrijke ontwikkeling vanaf de jaren ‘50-’60: de rol van kerkelijk leiders veranderde, de plek van een uitvaart ook (kerk en kerkhof) en de crematie kwam in opkomst. De witte Nederlander is steeds minder religieus of, beter gezegd, minder kerkelijk. Daardoor zie je steeds meer persoonlijke uitvaarten en de komst van ritueelbegeleiders. Mensen willen het voortaan zelf invullen: niet meer naar de kerk, niet meer dat kille kopje koffie met het plakje cake. Tegelijkertijd was er sprake van multiculturalisering van de samenleving en daarmee van de doodscultuur, ook sinds de jaren ‘60, met grote ‘golven’ in de jaren ‘80 met de komst van arbeidsmigranten.

Een andere ontwikkeling heeft ermee te maken dat de dood lange tijd onzichtbaar is geweest in deze delen van de wereld. Dat kwam onder andere door het verdwijnen van religie en door de profilering van de medische wereld: ziekte en dood werden voortaan ondergebracht in instituties. En rondom het overlijden namen uitvaartondernemers steeds meer uit handen. Maar vanaf de jaren ‘90 veranderde dat, onder meer door de aidsslachtoffers die sterk naar buiten kwamen met hun ziekte en dood, en die ook opmerkelijke uitvaarten kregen. Daarbij kwamen de publieke uitvaarten van beroemdheden, zoals Lady Di in Engeland en André Hazes bij ons. De dood kwam zo terug in ons blikveld. De grotere religieuze en etnische diversiteit in de samenleving droeg daar ook aan bij; een Creools-Surinaamse begrafenis kan bijvoorbeeld heel zichtbaar zijn.”

Houden uitvaartondernemingen genoeg rekening met de toenemende diversiteit in de samenleving?

“Veel grote en kleine ondernemingen zijn zichzelf steeds opnieuw aan het uitvinden. Dat moet ook wel, want het is gewoon een commerciële business. De uitvaartwereld probeert op alle nieuwe ontwikkelingen in te spelen en ook om erop vooruit te lopen, om vernieuwers te zijn. Vooral Yarden doet dat in mijn ogen. En eenmansbedrijfjes deden al langer uitvaarten op maat, ook om zich af te zetten tegen de grote spelers: bij ons krijgt u wél persoonlijke service.

De intentie om diversiteit te bedienen is overal. Maar de grote uitvaartondernemingen zitten in zekere zin met een ingesleten organisatiecultuur. De witte christelijke of geseculariseerde traditie kennen ze het beste. Ze hebben zich daarbij vooral ontwikkeld op het gebied van persoonlijke uitvaarten. Maar om in te spelen op diversiteit is diversiteit onder de eigen mensen heel belangrijk. En dat bereik je niet alleen door positieve discriminatie in sollicitatieprocedures, maar ook door je mensen op te leiden. En daar is geen receptenboek voor. Je kunt wel iets vertellen over de verschillende ideeën over het hiernamaals bijvoorbeeld, maar er is binnen de tradities ook heel veel diversiteit. Dus je moet mensen vooral een bepaalde gevoeligheid aanleren voor hoe culturele diversiteit werkt.

Ik denk dat alle drie uitvaartondernemingen aansluiting proberen te vinden, zeker in de grote steden en bepaalde delen van Nederland (het oosten van het land bijvoorbeeld, waar veel Turkse gastarbeiders uit de voormalige textielindustrie wonen). Maar het idee van Yarden, om een 24/7 multicultureel uitvaartcentrum op te zetten, is een unieke ontwikkeling.”

Je ontwikkelde een leergang om de Yarden-werknemers op te leiden. Wat kun je daarover vertellen?

“De leergang biedt een antropologisch perspectief op omgaan met diversiteit. Er is veel aandacht voor wat culturele verschillen doen. Cultuur is namelijk dynamisch, het is een relatief gegeven: je maakt cultuur voortdurend in relatie tot een ander. Dat geldt ook voor culturele gebruiken rond de dood.

Aan de ene kant bevat de leergang kennis over de gebruiken van grote etnisch-religieuze bevolkingsgroepen. Dat is inclusief de ‘autochtone’ witte christelijke en niet-kerkelijke groep, een groep die zich overigens wel met spiritualiteit bezig kan houden. Aan de andere kant kun je die zogenoemde culturele, etnische of religieuze groepen dus niet als één gemeenschap zien. Moslims bijvoorbeeld, die komen niet alleen uit Turkije of Marokko, maar ook uit Suriname of uit Somalië, Syrië en Iran, en dan heb je binnen die groepen nog man/vrouwverschillen en generatieverschillen. Daar zijn voortdurend veranderingen gaande, zéker in een migratiecontext. Het idee van: iemand komt hier met een bepaalde rugzak vol cultuur en die verandert niet, dat wil ik doorbreken.

Het gaat er dus om een gevoeligheid voor diversiteit aan te leren. Wat is de rol en functie van rituelen bijvoorbeeld: die zijn er soms voor de overledene en soms voor het individu of de familie. En moslims bijvoorbeeld hebben op bepaalde vlakken een heel sterke traditie, zoals rondom de bewassing, maar die weten vaak ook niet hoe een uitvaart precies werkt. Dat kun je dan samen uitvinden. Als je weet waar je het over hebt, kun je het gesprek openen.”

Hebben andere uitvaartondernemers ook een dergelijke opleiding?

“Er zijn wel workshops en masterclasses waarbij ook onderzoekers en experts uit allerlei etnische groepen worden uitgenodigd. Dus daar zijn ze zeker mee bezig. Het verschil met de leergang van Yarden is dat die langlopend is. Het is niet één middag of een paar workshops, maar echt een programma met een opbouw erin, dat door het hele jaar heen loopt.”

Bevat jouw leergang wijze lessen voor de bredere samenleving?

“Ja! Het is denk ik heel zinvol om kennis te nemen van de gebruiken en wensen en behoeften van anderen, én om je te realiseren dat die nooit vaststaand zijn. Mensen willen dat graag denken, zodat ze orde kunnen scheppen in de complexiteit van de samenleving. Dus gaan ze hokjes maken en dat gebeurt meestal aan de hand van stereotypen. Daar is niks mis mee, dat kan heel handig zijn en het is vaak ook nodig om groepen en mensen te kunnen benoemen. Maar de fout die op de loer ligt, is dat we individuen gaan opsluiten in zo’n hokje; het hokje van huidskleur of religie bijvoorbeeld. Naar een groep kijken is prima, in het kader van uitvaarten zijn er bijvoorbeeld bepaalde liederen, bepaalde spullen, de tijd die mensen nodig hebben: dat kun je dan faciliteren. Maar je moet ook altijd elk individu zien, altijd teruggaan naar diens persoonlijke uitvaartwensen en behoeften. Dat geldt voor uitvaarten maar ook voor bijvoorbeeld voor het onderwijs, en voor de samenleving als geheel.

Diversiteit moet je dus heel breed zien. Er zijn verschillen tussen de generaties, en wat gebeurt er als kinderen uit families met verschillende achtergronden trouwen? Alleen al de rouwrituelen van de Surinaamse gemeenschap in Nederland zijn heel divers: mensen zijn Creools-christelijk, Javaans-christelijk, Javaans-islamitisch, Hindoestaans, Chinees-katholiek… Kijk, tegenwoordig is de persoonlijke uitvaart populair, een natuurbegrafenis bijvoorbeeld met de favoriete muziek van de overledene. Dat kan ook voor een jonge Hindoestaan aantrekkelijk zijn. Traditie, rituelen en gebruiken zijn in verandering en worden beïnvloed, dat is mijn punt.”

Hoe zie jij de toekomst van de uitvaartbranche?

“De uitvaartbranche heeft natuurlijk altijd toekomst, want voorlopig blijven er mensen doodgaan. Maar er is wel een bepaalde ontwikkeling gaande. Uitvaartondernemingen komen niet meer weg met het standaardpakket. ‘We nemen uw zorg uit handen’, dat kan niet meer. Mensen willen zelf de regie hebben. Dat zie je ook steeds meer in de samenleving, op tv bijvoorbeeld met Over mijn lijk, en de regie over de eigen dood door euthanasie.

Dus ze moeten wel oppassen: als uitvaartondernemers steeds minder belangrijk worden, zouden ze overbodig kunnen worden. Als dat niet wenselijk is, zijn progressieve hervormers met een open visie zoals Anita van Loon heel waardevol. Er is toekomst zolang je de gevoeligheid voor wat er gebeurt in de samenleving blijft voeden en mee blijft veranderen.

Maar goed, al die individuele keuzemogelijkheden en eigen regie zijn leuk en aardig, maar ook moeilijk. Zeker in tijden van crisis, wat een overlijden toch vaak is. Een leidraad of ondersteuning is dan prettig. Uitvaartondernemers zullen dus misschien meer de rol van facilitator op zich gaan nemen, in plaats die van invuller.”

Heb je tot slot al nagedacht over je eigen uitvaart?

“Ja, dat is bijna onvermijdelijk in mijn vak. Maar mijn ideeën daarover veranderen voortdurend, grappig om te merken! Nu vind ik een natuurbegrafenis een aantrekkelijk idee, terwijl ik vroeger altijd op het dorpskerkhof bij mijn vader wilde liggen. Eigenlijk maakt het me ook niet zoveel uit, de mensen die mij aardig vinden moeten er iets mee doen, met elkaar. Ik heb dus nog niets vastgelegd. Ik word ook steeds beïnvloed door alles wat er op mijn pad komt, zoals de heersende trends en mijn tijd in Suriname en alle nieuwe ontmoetingen die ik nu dankzij Yarden meemaak. In de Creools-Surinaamse doodscultuur wordt redelijk veel gezongen; sommige van die troostliederen vind ik heel mooi. Zo’n lied mag op mijn uitvaart best gezongen worden.”

Loes Liemburg

Journalist

Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.