Ze zit rechtop op de bank, soms met haar been soepel opgetrokken. Riet Bons-Storm is al overgrootmoeder maar komt net terug van de door Israël illegaal bezette Westbank waar ze actief was bij vredesboerderij Tent of Nations van de Palestijnse familie Nassar.
Wanneer en waarmee is het allemaal begonnen? Ze noemt twee van de vele kantelpunten in haar leven. “In mijn familie is de stamhouder erg belangrijk. Dus toen, na drie meisjes waarvan ik de oudste was, eindelijk een jongen geboren werd, was dat groot familienieuws. Eindelijk een stamhouder, eindelijk een kroonprins. Verbouwereerd bracht ik nog naar voren dat ik toch als oudste de kroonprinses was, maar dat hielp niet.” Ze ervoer toen, hoewel nog onbewust, dat ze minder waard was dan haar broertje.
Een tweede kantelpunt kwam enkele jaren later. Haar ouders gingen naar een kerk in Rotterdam-Zuid die ‘midden-orthodox’ was maar haar vader ging soms naar de kerk van de NPB, nu Vrijzinnigen. Zij ging dan graag met hem mee. Waarom? Daar was de eerste vrouwelijke dominee voorganger, Anne Mankes-Zernike (1887-1972). “Dat raakte mij, dat een vrouw die vlakbij ons woonde ook dominee kon zijn.” Mankes-Zernike was een uitzondering in die tijd, zo bleek, want langzamerhand ontdekte Riet dat vrouwen ook in de kerk geen verantwoordelijke taken hadden.
Op achttienjarige leeftijd ging ze studeren in Amsterdam, het werd geen theologie maar psychologie (1951-1957). Haar vraag was: geloven in God en daarmee je leven inrichten, hoe doe je dat als mens? Het waren goede docenten, hoewel allen mannen, maar toch had ze moeite met de visie van Freud op de vrouw (penisnijd) die toen uitvoerig behandeld werd. Psychologie werd toen gedoceerd vanuit perspectief van mannen. In de Amerikaanse psychoanalytica Karen Horney (1885-1952) vond ze wel herkenning omdat deze vanuit vrouwelijk perspectief kritiek had op het mensbeeld van Freud. Horney stelde dat wat Freud beweerde niet aansloot bij hoe vrouwen zichzelf voelden. Horney’s werk inspireerde haar tot het lezen van meer literatuur over dit onderwerp.

Riet trouwde met Pim Bons, vanaf haar twaalfde haar maatje, die dominee werd in Lemmer. Dat viel haar niet mee vanuit haar positie, want “als een dominee beroepen werd, betekende dat voor die gemeente twee voor de prijs van een. Automatisch werd je huisvrouw en tegelijk voortdurend ingeschakeld voor allerlei taken in de gemeente.”
Al gauw kwamen er kinderen. Ze had zich voorgenomen dat de ochtenden voor haar zelf waren. Toen ze een keer voor het raam zat te lezen werd dat gezien en kreeg ze als grapje de opmerking: vrouwenhanden en schapenbekken mogen nooit stilstaan. Dat maakte haar boos van binnen en ook kritisch op deze manier van denken, want “mannen doen wat ze willen en vrouwen moeten doen wat van hen verwacht wordt.” Maar in die tijd werden het vrouw-zijn, haar (on)mogelijkheden en betekenis nog niet gethematiseerd. De eerste feministische golf was weggeëbd en de tweede nog niet begonnen.
Naar Indonesië en nieuwe kansen
Pas toen ze in 1961 naar Nieuw Guinea en later in 1966 naar Noord-Celebes, Indonesië, gingen, veranderden er dingen. Er kwam een oppas en huishoudelijke taken werden over genomen door personeel. Dat was natuurlijk wel een bevoorrechte positie. Ze werd aan de Theologische Opleiding in Tomohon, waar haar man lesgaf, gevraagd om Engels en psychologie te geven. Daar vormde zich ook een klein groepje bewuste vrouwen met de naam VEL (vroom en lenig), die één vrije middag afdwongen waarin ze badminton speelden.
“Men keek daar toen vreemd tegenaan, vooral andere vrouwen, maar tradwives had je toen ook al.” Haar gaf het voor het eerst zelfbevestiging: “Zie je wel, ik ben niet gek, wij vrouwen hebben ook rechten als medemensen van mannen. Onze eisen zijn gerechtvaardigd. Maar als pionier is iemand ook een buitenbeentje, ik was vaak een buitenbeentje.”
Terug in Nederland met vijf kinderen, in 1972, moest ze haar recht opnieuw opeisen. Ze begon een praktijk voor psychotherapie en volgde als enige niet-dominee een cursus Klinische Pastorale Vorming samen met dominees die vaak nauwelijks iets van psychologie wisten. Ze las het eerste boek van Tine Halkes, Met Mirjam is het begonnen en andere theologische boeken, onder meer van Fokkelien van Dijk, en ook boeken over pastoraat. Ze promoveerde bij professor Jaap Firet aan de VU. Haar man heeft haar altijd gestimuleerd. Tegelijkertijd werd in 1975 het Jaar van de Vrouw uitgeroepen met allerlei activiteiten. “Toen ineens kwamen er dingen samen. Ik ontdekte dat we met velen waren die verandering wilden. Traditionele theologie is door mannen uitgevonden, de feministische kritiek keerde zich tegen dat uitsluitende gezichtspunt.”
Als medestrijders samen werken
Deze hele ontwikkeling die Riet Bons-Storm en vele vrouwen doormaakten begon met een gevoel van ‘hier klopt iets niet’ naar herkenning van elkaars ervaringen, nieuw zelfbewustzijn en (internationale) ontmoetingen. Er werden relaties gelegd vanuit het inzicht: we zijn met hetzelfde bezig en met velen. Riet zelf bleef actief kritisch bezig in het pastoraat, als hoogleraar in Groningen, en nog altijd in de plaats waar ze woont. Tevreden zegt ze: “We hebben zo heel wat heilige huisjes omgegooid.”
Op de vraag hoe ze nu kijkt naar alle ontwikkelingen zegt ze: “We staan op een kruispunt. En we staan voor een dubbele dialoog. Als eerste de genderdialoog over hoe wij als man en vrouw in het leven staan. Als tweede de ontwikkelingen in cultuur en samenleving versus levensbeschouwing in de kerken, die vaak nog in de oude cultuur geworteld zijn.” Op de vraag wie nu haar pioniers zijn, zegt ze: “Je moet je zowel op vrouwen als mannen richten in deze tijd. Mannen moeten ook mee genomen worden in de veranderingen.”

De Palestijnse theoloog Munther Isaac is volgens haar zo’n pionier. Hij heeft te maken met een ander kruispunt waarop we staan: dat is volgens Bons-Storm de manier waarop wij omgaan met de kwestie Israël-Palestina. In de afgelopen twintig jaar ging ze daar vaak heen. En onlangs bezocht ze de Westbank weer, waar ze bij de Tent of Nations vrijwilliger was. Ze is is zeer geïnteresseerd in de Palestijnse bevrijdingstheologie. Op tafel ligt het nieuwe boek van Munther Isaac, Christ in the rubble. Op de cover staat de beroemde foto van Christus in de kribbe met een Palestijnse doek om.
“Isaac is voor mij een pionier omdat hij vanuit de situatie waarin hij zit het theologische denken van mensen, ook niet-theologen, verbreedt. Want hoe gaan wij mensen eigenlijk om met de huidige problemen en alle verschillen waardoor wij nog steeds geen ‘nieuw wij’ kunnen vormen?”