Ook al heeft hij in juli jongstleden afscheid genomen op de Universiteit van Tilburg, toch blijft hij werken. Van Kalmthout is Van Kalmthout niet als hij ongezien achter de geraniums verdwijnt. Al sinds mensenheugenis zet hij zich in voor de sociaal zwakkeren. Als oudste zoon van een reclasseringsambtenaar kwam hij vaak met ex-gedetineerden in aanraking. Zo vierden ze bij hem thuis de verjaardag van een oude man die voor de rest geen familie meer had. Later, toen zijn vader directeur werd van een gehandicapteninstelling, bracht hij zijn vakanties door met mongolen. In zijn jaren als universitair hoogleraar straf- en vreemdelingenrecht heeft hij in de media vaak het politiek systeem bekritiseerd als het gaat om illegalen en asielzoekers.
Wat roepen de woorden ‘de ongeziene ander’ bij u op?
“Heel veel. In onze huidige samenleving is er weinig interesse voor de mensen die niet gezien worden. Deze ongeziene mensen kunnen op geen enkele vorm van solidariteit rekenen. Vaak worden ze als een hindernis of als overlast gezien en in het ergste geval ervaren we ze als een dreiging. Dan heb ik het met name over vreemdelingen. De woorden ‘ongeziene ander’ associeer ik dan ook met deze groep mensen. Zij leven in de schaduw van onze samenleving. Er wordt weinig naar ze geluisterd, maar ondertussen denken we er alles over te weten en we maken er politiek over. Het feit dat we dit doen, komt door onze eeuwenoude beschermingsdrang. Vroeger in de Germaanse tijd sloten we ook alles buiten wat vreemd was. En nu doen we precies hetzelfde.
Daarnaast is er op dit moment een sterke hang naar de eigen cultuur. Men denkt nostalgisch terug aan vroeger. Je kunt het een moderne vorm van verzuiling noemen op basis van etnische groepen. Kijkend naar het huidige politieke klimaat in ons land denk ik dat haat, negativisme en repressie terug gaan komen. Er zullen vijandige blokken in de samenleving ontstaan. En ik denk dat illegaliteit weer strafbaar wordt gesteld.”
Vallen mensen in detentie ook onder de ongeziene ander volgens u?
“Ja, zij zijn ook ongezien voor de samenleving. Zodra een persoon een strafbaar feit begaat, wordt hij gevangen gezet en dus ongezien gemaakt. Naar mijn mening zou dit niet moeten gebeuren. In veel gevallen voelen deze mensen zich miskend in de maatschappij. En als ze volledig opgesloten zijn, is dit niet bevorderlijk voor hun reïntegratie na de strafuitzetting. Zodoende is de gevangenis een bolwerk van sociale uitsluiting. Ikzelf pleit ervoor de gevangenen toch nog betrokken te laten blijven in de maatschappij door ze sociaal te laten insluiten in plaats van uit te sluiten. Want welke bijdrage levert volledige opsluiting de maatschappij op? De veiligheid is voor een bepaalde periode gegarandeerd, maar zodra iemand vrijkomt, kan hij weer de fout ingaan.”
Waar zit dan het strafgedeelte als je een gevangene bij de maatschappij blijft betrekken?
“De straf is dat die persoon zijn vrijheid kwijt is. Je bent dan niet meer de baas over je eigen leven. Je wordt onderworpen aan een systeem waar je weinig over te zeggen hebt en je moet je aanpassen aan een normenpatroon dat jou niet eigen is.”
Geldt deze maatregel ook voor zware criminelen?
“Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Toch hebben wij niet het recht om mensen volledig op te sluiten. Bovendien zijn er verhoudingsgewijs minder zware delinquenten. Veelal zitten mensen vast vanwege de minder zware vergrijpen zoals belastingontduiking, diefstal of mishandeling. Zo kom ik net terug uit en land waar ze hun gevangenen 23 uur per dag opsluiten. Slechts een uur mogen ze naar buiten. Hun voedsel krijgen ze door een luikje, ze hebben geen televisie in hun cel. Een keer in de maand kunnen ze hun familie bellen mits daar een geldige reden voor is. Stel je voor: je zit een paar jaar vast. Je komt vrij en de maatschappij is niet hetzelfde als toen jij haar achterliet. Alleen al op technologisch gebied loop je ver achter. Laat staan andere zaken. Wat zie je in de praktijk? Deze mensen plegen binnen de kortste keren een strafbaar feit zodat ze weer de gevangenis in kunnen. Reïntegratie is voor hun heel moeilijk. Nu hadden we in Nederland zoiets als de reclassering, maar de toenmalige minister van Justitie, Piet Hein Donner, vond dat er bezuinigd moest worden en heeft deze verantwoordelijkheid bij de gemeenten neergelegd die er totaal niet op getraind waren.”
Wat moet er gebeuren om vreemdelingen en gedetineerden zichtbaar te maken?
“Over gedetineerden ben ik duidelijk geweest. Betrek ze bij de maatschappij. Zorg er bijvoorbeeld voor dat ze kunnen blijven werken, laat ze contact onderhouden met familie en vrienden, creëer kindvriendelijke ruimtes in de gevangenis zodat ze hun kinderen op bezoek kunnen krijgen. Laat ze vooral opdraaien voor hun verantwoordelijkheden. Zo komen de vrouwen van delinquenten in de bijstand. Als de gevangene een baan krijgt met een redelijke salaris, dan kan hij vanuit de gevangenis voor zijn gezin zorgen. Of als een echtpaar uit elkaar gaat, laat de gevangene zijn alimentatie betalen. Insluiten dus en niet uitsluiten. Wat vreemdelingen betreft die in uitzetcentra zitten pleit ik ervoor om ze onder humane omstandigheden onder te brengen wil je dat ze aan hun terugkeer meewerken. In de praktijk blijkt dat ze minder meewerkend zijn als ze als een potentieel crimineel behandeld worden. Ze worden haatdragend en wrokkig. In Engeland bijvoorbeeld heb je centra waar mensen onder normale omstandigheden verkeren. Er heerst geen detentieregime. Hier in Nederland zou een soort van een opvangcentrum een oplossing kunnen zijn met een fatsoenlijk terugkeerprogramma. Het in bewaring stellen kun je als een stok achter de deur gebruiken wil iemand ontsnappen.”
Verandert dan het negatieve imago?
“Op den duur wel. Als het slechte imago van de gevangenis verandert en vreemdelingen niet weggestopt worden in centra en dus zichtbaar worden voor de samenleving, dan verandert dit wel. Nu hebben deze twee groepen te maken met een negatieve terminologie. Aan beiden woorden kleeft een bittere nasmaak.”
Hoe komt het dat u zich zo betrokken voelt met sociaal zwakkeren?
“Het is een gevoel van rechtvaardigheid. Ik voel me aangetrokken door de kwetsbaren in de samenleving. Zo heb ik me in het verleden ingezet voor het recht van drugsverslaafden. Daar heb ik me niet bepaald populair mee gemaakt.”
Komt dit omdat u als kind met uw vader mee mocht op huisbezoek?
“Dit zal ongetwijfeld invloed hebben gehad. Als kind kwam ik wel in de meest achtergestelde wijken van Den Haag. En toen mijn vader directeur was van een gehandicapteninstelling, logeerden tijdens de zomervakantie mongooltjes bij ons in huis. Ik heb met ze gevoetbald en mijn zus gaf les aan een school voor blinde gehandicapten. Mijn broers en zussen zijn ook allemaal in de sociale sector terechtgekomen.”
Hebt u ooit een band opgebouwd met een gedetineerde?
“Nee, dat heb ik nooit gedaan. Je wordt vaak benaderd door mensen omdat ze hulp nodig hebben, maar vaak kun je niets doen. Wel kan ik me een voorbeeld herinneren. Er was een meisje zwanger en ze wilde haar vriend bij de bevalling hebben. Met de toenmalige directeur van de penitentiaire instelling in Tilburg had ik een goede band. Ik heb dit aan hem voorgelegd en na een goed onderzoek mocht de jongen naar het ziekenhuis om bij de bevalling aanwezig te zijn.”
U bent officieel met pensioen en toch blijft u werken.
“Ja, voor het CPT heb ik verschillende reizen voor de boeg. Zo ga ik binnenkort naar Siberië en Amerika. Daarna zal er wat rust in de tent komen.”
Dit is een wijs mens die helaas waarheid spreekt als het gaat om de vreemdeling.
Tja, vind deze man wel erg met de gedetineerden meepratend. Ik ben wel voor een harde aanpak. Ik lees in dit interview niets over de slachtoffers. Je zult maar slachtoffer zijn van een verkrachting zeg!
‘In onze huidige samenleving’, merkt Kalmthout op, ‘ is er weinig interesse voor de mensen die niet gezien worden’. Dit is een soort pleonasme dat van slecht denken getuigt. Op dergelijk geklets heb ik hem eerder kunnen betrappen.
In mei 2002 werd K. op het Tv-scherm als deskundige op het gebied van het Vreemdelingenrecht voorgesteld en naar zijn mening over een parlementair plan gevraagd. Daarin hadden Nederlandse parlementaire politici zitten broeiden op het voornemen aan illegaal in hun NL-land verblijvenden een verblijfsvergunning te verlenen. Dit onder de regels dat ze 1. behoorlijk Nederlands spraken, 2. vijf jaar hadden gewerkt – hier! – en dat nog steeds deden en 3. geen strafblad hadden.
Kalmthout veegde deze condities met verveeld gezicht* zonder pardon als ‘inhoudsloos’ of ‘niet-inhoudelijk’ van tafel. ‘Hoe bepaal je nu’, sprak hij koelbloedig ongeveer, ‘wie er (in of van een gezin) goed Nederlands spreekt?’ Nou, als je dat niet kunt (laten) bepalen, wat voor een expert ben je of in wat voor een land leven we dan?
Wél inhoudelijk vond hij zonder meer humanitaire overwegingen, zoals lang hebben moeten wachten op de uitslag van een rechtsproces om tot Nederland te worden toegelaten. Was je dat overkomen, en afgewezen, en je had geen baan en ook nog een vrouw met kinderen om over te laten komen en je sprak geen Nederlands en je had weinig kansen op de arbeidsmarkt, dan voldeed je volgens K. altijd nog aan minstens één inhoudelijk criterium – of vloeide je daar zelfs van over – om voorgoed tot de Nederlandse gemeenschap te worden toegelaten; verbeeld ik mij. Maar met beheersing van het Nederlands, zgn. niet te bepalen, deed je dat niet.
Om sprakeloos van te worden! Kortom, waar Nederland wat aan heeft, is volgens Kalmthout inhoudsloos, inhoud daarentegen alles hoe inferieur ook dat meelijwekkend aandoet. Wat ook wel weer begrijpelijk is. Via demonstratie van wat afgezaagde gevoelens kom je in dit land nog het snelst aan een vergunning voor permanent verblijf. Ik zie in Kalmthout geen Nederlands-nationalist, eerder een filan-troop. Op kosten van de natie.
* Ik schrijf dat niet zomaar, maar heb hem meer op die vervelende gelatsuitdrukking betraft. ’t Zal wel iets te betekenen hebben.