Je bent een van de populairste theologen van Nederland. Heb je het idee dat je de laatste jaren iets hebt kunnen veranderen aan de ‘onzichtbaarheid van theologen’ in de media?

“Ik denk dat ik, samen met andere prominente mediatheologen als mgr. De Korte, Erik Borgman en Paul van Geest – niet voor niets zijn we allemaal ooit een keer uitgeroepen tot Theoloog van het Jaar -, er voor heb kunnen zorgen dat theologen wat zichtbaarder zijn geworden in de media. Maar nog belangrijker: de rooms-katholieke kerk komt wat vaker positief in het nieuws. Het gaat gelukkig niet altijd om schandalen en bisschoppelijke uitglijders. Mede dankzij de goodwill die paus Franciscus heeft bij de media, krijgen mediatheologen de kans om te laten zien wat voor een schoonheid, rijkdom en waarheid te vinden is in de christelijke traditie. Journalisten, ook van zogenaamde seculiere media, staan naar mijn ervaring eigenlijk altijd open voor spirituele inzichten en christelijke achtergronden. Zeker als het hen, en hun kijkers/lezers, helpt om onze samenleving beter te begrijpen. We kunnen alleen maar begrijpen wie we zijn, als we weten wie we waren. En misschien zijn we geen christenen meer, maar dat zijn we wel allemaal geweest. Kennis van het christendom is dus onontbeerlijk om het heden te begrijpen. Aan deze kennis hoop ik te hebben bijgedragen de afgelopen jaren.”

Ben je blij met de nieuwe bisschop in Den Bosch?

“Ik ben superblij met de nieuwe bisschop De Korte in Den Bosch. Ik ken hem persoonlijk en via de media als een echte bruggenbouwer met hart voor oecumene en interreligieuze dialoog. De Korte staat voor een relatief kleine maar zelfbewuste kerk, midden in de samenleving, kritisch op wat van God afleidt, maar jubelend over waar God in onze samenleving allemaal – stiekem vaak – te zien is. Door te kiezen voor De Korte laat paus Franciscus zien welke koers hij voor de Nederlandse kerk voor ogen heeft. We moeten eigenlijk nog even afwachten wie er de nieuwe bisschop van Groningen-Leeuwarden gaat worden. Als we weten wie dat wordt, kunnen we misschien een echt patroon in de keuzes van Franciscus voor Nederland gaan zien. Als Groningen ook een De Korte-achtige bisschop krijgt, zullen de tijden veranderen voor de kerk in Nederland. Sommige katholieken vinden dat misschien niet fijn, maar c’est la vie.”

Volgende week verschijnt na 10 jaar weer een onderzoek God in Nederland. Zal God inmiddels nadrukkelijker aanwezig zijn in Nederland, denk je?

“Dat weet ik natuurlijk niet, want ik ken de uitkomsten van dat onderzoek niet. Misschien zal het rapport laten zien dat de kerken leeglopen, maar de spirituelen dat religieuze gat blijven vullen. Misschien laat het rapport wel zien dat ook deze groep van vrije spiritueel ongebonden gelovigen ook terugloopt. Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat God niet uit de wereld kan verdwijnen, aangezien Hij de schepper van de wereld is. En de honger naar antwoorden op de grote vragen van het leven – Wie ben ik? Wat kom ik hier doen? – zijn onveranderlijk voor het menselijk bestaan. Deze vragen blijven we stellen, of we onszelf nu kerkelijk, gelovig, religieus, spiritueel of ongelovig noemen. Kijk naar de succesvolle hitseries als Lord of the Rings, Harry Potter, Star Wars en Hunger Games: het zijn miljoenen mensen aansprekende verhalen over de zin van het leven. En dan maar zeggen dat we niet gelovig meer zijn. Nee, we ervaren onszelf niet als gelovig, maar we zijn het wel. Nee, we gaan niet meer naar de kerk, maar de honger naar het overstijgende blijft altijd bestaan.”

Eind deze maand dus de presentatie van het boek over Hugo Ball. Wie is Hugo Ball?

“Hugo Ball was een braaf katholiek jongetje, geboren eind 19e eeuw. Op de universiteit gekomen verloor hij het geloof van zijn kindertijd. Hij beproefde toen zijn geluk in het toneel, maar hij kwam er snel achter dat ie niet echt kon acteren. Dus scharrelde hij zijn kostje bij elkaar als regisseur, theatermaker, broodschrijver, journalist en meer van dat soort magere ZZP-baantjes avant la lettre.
Tot zo ver nog niet echt een bijzonder leven. Maar dat verandert als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt in 1914. De Duitse Ball is eerst heel enthousiast over de oorlog, reist op eigen gelegenheid naar de slagvelden in België, maar komt als een absoluut pacifist terug. Hij had zijn medekunstenaars en dichters als ratten zien sterven in de modder van Vlaanderen. Samen met zijn vriendin Emmy Hennings vlucht hij naar het neutrale Zürich, Zwitserland. Zürich zat toentertijd net zo vol, als de Griekse eilanden nu, met vluchtelingen. Zelfs Lenin zat er op dat moment, hij woonde tegenover Hugo Ball.
Om aan de gruwelen van de oorlog te ontkomen en om er tegen te protesteren gaan Ball en zijn mede-kunstenaars (nu dadaïsten genoemd) aan de slag met absurdistisch theater en grillige klankgedichten. Als het er maar gek en bizar uitzag en klonk. Een protest tegen de taal van de generaals en de ambtenaren, de taal die de Oorlog mogelijk had gemaakt, de taal die miljoenen onschuldige mannen een zinloze dood in joeg. Die taal moest kapot, en zo deed Ball. Later bekeerde hij zich tot het katholicisme van zijn jeugd en hij hield op met het schrijven van dadaïstische kunst, maar de fascinatie voor taal neemt hij altijd met zich mee. En zelfs als ie over ‘gewone’ katholieke heiligen schrijft, zoals Simeon de Pilaarheilige of Johannes Climacus of Dyonisius de Areopagiet, kun je tussen de regels Balls taalstrijd voelen. Hij wil deze wereld afbreken om een nieuwe op te bouwen, zonder oorlog, vol met heiligen.”

BallWaarom een boek over Hugo Ball?
“Er bestond in Nederland nog geen monografie over Hugo Ball. Omdat ik er een paar jaar geleden op gepromoveerd ben, wilde ik Ball zijn plek geven in Nederland die hij verdient. Veel mensen moeten zijn werk leren kennen, moeten de figuur van Hugo Ball leren kennen. Wat mij het meest aanspreekt in Balls ideeën, is zijn hekel aan de conventionele taal, de taal die mensen indeelt in ‘blank’ en ‘neger’, in ‘geslaagd’ en ‘mislukt’, in ‘hetero’ of ‘homo’, het onderscheid tussen allochtoon en autochtoon, tussen moslim en christen, tussen verlicht en middeleeuws. Ball zegt dat onze menselijke taal – of het nu Nederlands, Duits of Engels is – automatisch tot geweld en uitsluiting leidt. Dan kun je natuurlijk zwijgen, maar dan verandert er verder niets. Ball koos ervoor de andere kant, de taal, belachelijk te maken. De taal in zijn hemd te zetten. De taal uit te kleden en er om te lachen als een clown met een taart in zijn gezicht.”

Waar heb je nou helemaal niks mee als het gaat om zijn ideeën?

“Ball heeft nogal de neiging te treuren over de teloorgang van het Avondland (het Westen), zoals nu bijvoorbeeld Pegida doet. Hij heeft in zijn hoofd een groepje mensen gevonden die hij collectief de schuld kan geven van de ineenstoring van de Europese beschaving. Het groepje is nogal bizar: protestanten en joden zijn de schuldigen. Het kost me teveel tijd om uit te leggen hoe Ball op dat absurde idee kwam, maar absurd is het zeker. Met dat gedeelte van Ball heb ik helemaal niets.”

Kunnen gelovige Nederlanders nog iets leren van Hugo Ball?

“Jazeker. Ball werkt op religie, zoals een goede cabaretier dat ook doet. Kijk dat zit zo. We maken van God ons eigen gesneden beeld. Nee, niet letterlijk op de schoorsteen, die beelden van Onze Lieve Heer zijn best okee. Nee, gesneden beelden van God in ons hoofd. We denken te weten wie God is, hoe Hij denkt en wat Hij wel of niet goed vindt. En met dat gesneden beeld in ons hoofd gaan we andere gelovigen de les lezen en de maat nemen. Humor smijt die gesneden beelden kapot, zodat we de God gaan aanbidden waar die ideeën naar verwijzen, in plaats van die menselijke ideeën zelf. Dat doet Ball ook met zijn dadaïstische en katholieke teksten: hij zet je op het verkeerde been, klaagt vanzelfsprekendheden aan, vernietigt het gesneden beeld van Het Heilige, en zet er iets mals voor terug. Dat is de kracht van Balls dadaïsme.”

Zijn er ideeën van Ball waar we iets aan kunnen hebben als het gaat om de discussies over identiteit, vluchtelingen en IS?

“Zeker. Ik zie het zo. Balls dadaïstische klankgedichten (gadji beri bimba, baloemba, etc.) waren reacties op de waanzin van de Eerste Wereldoorlog, een oorlog die miljoenen mensen in een perfect raderwerk vermorzelde. In Nederland liet vooral de bekende dichter Lucebert zich door Ball beïnvloeden. Lucebert op zijn beurt zocht een antwoord op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, en dan met name de Holocaust. Hoe kun je nog over God spreken na de gaskamers, vroeg Lucebert zich af. Net zoals een paar decennia eerder Ball zich afvroeg terwijl hij in de loopgraven van België zijn kameraden zag wegrotten.
Nu, in dit boek herdenken we deze vreemde man Hugo Ball, op een moment dat we tegen een soort Derde Wereldoorlog lijken aan te kijken, nu in het Midden-Oosten. Niemand noemt het nog zo, maar wellicht dat de historici over een eeuw het wel zo zullen noemen. En ook nu is de oorlog een gevolg van een gewelddadige taal. En alle groepen bedienen zich van die taal, die geweld mogelijk maakt. De IS-ers misbruiken de Koranische teksten om hun geweld goed te praten. Iedereen is het hier erover eens dat dit schande is. Maar aan de andere kant spreken de Westerse militairen, politici en opiniemakers erover dat we moeten letten op handelsbelangen, dat we onze strategische handelsbelangen moeten bewaken, dat we deëscalerend moeten optreden, rekening moeten houden met colateral damage, dat de crisis beheersbaar is (of juist niet), enzovoorts. Het is hetzelfde aloude probleem: de taal is een machtsmiddel in de handen van de machtigen, die met die taal de armen in onze tijden knechten. We kunnen veel leren van Ball.”

Voor meer informatie over het boek en de studiedag over Ball: klik hier.

Greco Idema

Greco Idema

Eigenaar Bureau Intermonde

Greco Idema is eigenaar van Bureau Intermonde, een interreligieus advies- en organisatiebureau. De afgelopen jaren ontwikkelde hij (soms …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.