Een van haar ooms was Nazi. Op haar dertiende ontdekte ze dat deze oom verantwoordelijk was geweest voor de moord op 28.000 joden, in het stadje Pinsk, in Wit-Rusland. Na de oorlog was hij nooit berecht en de familie had zich altijd in stilzwijgen gehuld.

“Er waren maar weinig Nazi’s die zich openlijk van hun misdaden afkeerden,” schrijft ze. “Mijn historisch onderzoek en mijn eigen ervaringen in mijn familie bevestigen dat de meeste daders bleven steken in ontkenning en zelfbedrog.” En daarmee, zegt ze, schoven deze mensen de schuld door naar de volgende generaties, in de vorm van morele verlamming en vage schuldgevoelens.

Als theologe, volwassen geworden, ging Katharina von Kellenbach op onderzoek uit. Samen met een joodse familie maakte ze een pelgrimstocht naar Pinsk. In een toespraak voor een herdenkingsdienst in Pinsk deed ze wat haar oom nooit had gedaan: ze erkende de misdaad, ze uitte berouw namens de daders, en ze riep op tot waakzaam verzet tegen antisemitisme, racisme en nationalisme.

De grote vraag is: hoe sluit je vrede met een verleden dat belast is met zoveel vergoten bloed? Door openlijk schuld te belijden, is het ferme antwoord van Von Kellenbach. De christelijke theologie die meteen met vergeving aan komt zetten, is hier niet op zijn plaats. Ook voor het zielenheil van de daders is openlijke schulderkenning en boetedoening belangrijk.

“Bevrijdingstheologie gaat altijd over het perspectief van de slachtoffers; er is weinig geschreven over de kant van de daders. Ik wil een christelijke theologie ontwerpen over de Holocaust die niet gebaseerd is op de joodse ervaring. Alle daders waren christelijk gedoopt. Na de oorlog, meteen vanaf 1945, was het zowel voor de protestantse als de r.k.-kerken een prioriteit om met de daders te werken, in interneringskampen en gevangenissen. Dat was een missionaire beweging, want veel daders waren uit de kerk gegaan en die moesten opnieuw bekeerd worden. Ik ben ervan overtuigd dat de intenties goed waren: hun zielen moesten ook gered worden. De kerken brachten de boodschap van vergeving: Christus is gestorven voor jouw zonden, dus je zonden zijn je vergeven, je bent herboren, je bent nu nieuw in Christus. Het ging over het verleden achter je laten en een nieuwe start maken. Dat is de christelijke boodschap.”

En u stelt: dat werkte niet?

“Er zitten verschillende kanten aan. Op één niveau betreft vergeving de relatie tussen dader en slachtoffer. En op een ander niveau is vergeving iets tussen de zondaar en God. Het christelijke paradigma heeft lange tijd het slachtoffer volledig genegeerd. Want vergiffenis komt van God, en de priester is de tussenpersoon, de priester kan de schuld kwijtschelden. Het slachtoffer heeft geen veto-macht; de dader hoeft niet naar het slachtoffer te gaan om te smeken om vergeving. De dader is in staat om te veranderen, onafhankelijk van wat het slachtoffer doet. Het slachtoffer kan daar geen toestemming voor geven of het verhinderen. En dat is goed.

Maar in mijn onderzoek heb ik ontdekt dat die vergiffenis geen enkel verschil maakte voor de Nazi-daders. Ze wilden geen vergiffenis, ze vroegen er niet om en als ze het kregen, woven ze het weg. Dus dat vergiffenis-discours is de verkeerde ingang. Misschien is het een eindpunt, maar zeker niet een begin.”

De daders zelf wilden er niet meer over praten. Dat noem je toch toch dissociëren, psychologisch gesproken?

“Ik denk dat dissociëren een deel is van wat het mogelijk maakt om een dader te worden. Iemand dendert over zijn eigen compassie heen, en negeert het lijden van het slachtoffer. Om het bijbels te zeggen: hij verhardt zijn hart en verblindt zijn ogen. Dat deden de daders terwijl ze hun daden begingen en later ook. Het werkte! Niet alleen in het verleden, maar later ook.”

Wat is het voordeel van dissociëren?

“Dat hangt ervan af hoe je voordeel opvat. Theologisch zou ik zeggen: deze mensen zijn spiritueel dood. Een dader is vervreemd van zijn menselijkheid en van God. Maar materieel gesproken kunnen ze succesvolle levens leiden. En voordat deze mensen tot erkenning en berouw kunnen komen van hun daden moeten ze breken. Het is een psychologisch zeer destructief moment, waarvoor je een heleboel kracht nodig hebt. En herderlijke leiding.

Verreweg de meeste daders bleven in de ontkenning steken. En in draaierige, bloemrijke ideologische verhandelingen. Veel van deze daders die ik opspoorde in de archieven waren hoog opgeleid: advocaten, artsen, theologen, classicisten, dus ze konden taal gebruiken. En dat deden ze om moedwillig de waarheid te versluieren. Het is daardoor ook heel moeilijk materiaal om mee te werken, het glipt voortdurend onder je handen vandaan. Ze kunnen nooit de waarheid spreken, en daarom is er een continue draaikolk van woorden.”

Was het niet moeilijk voor daders om zo te moeten leven, altijd op de vlucht voor de waarheid?

“Dat is onderwerp van veel debat: hoe moeilijk was het voor hen? Klinisch gezien was het niet moeilijk: ze gingen niet naar therapeuten, ze hadden geen nachtmerries. De overlevenden hadden nachtmerries, maar de daders niet! Sommigen werden alcoholist maar veel anderen niet. Ontkenning werkt echt, helaas. Ik heb gezocht naar redenen om medelijden met ze te hebben, maar daar zijn ze te erg voor. Ze lijden niet op een manier die compassie inboezemt.”

Uw oom was Nazi en rechtstreeks verantwoordelijk voor een enorme massamoord op joden in Wit-Rusland. Hoe kwam u erbij om excuses te maken voor zijn schuld?

“Ik ben niet de enige die dat gedaan heeft. Als de daders hun schuld niet op zich nemen is er meestal iemand in de volgende generatie die deze taak erft, als het ware. Het wordt gedelegeerd in de vorm van schuldgevoelens die in de volgende generaties opkomen. Toen ik in Amerika studeerde en jonge joden ontmoette, was er direct een wederzijdse aantrekkingskracht, wat komt door het gedeelde verleden. Ik ging naar een Yom Hashoah viering waar we aan elkaar moesten vertellen wanneer we voor het eerst over de Holocaust hadden gehoord. Op dat moment realiseerde ik me dat dat niet op school was, maar door een nieuwsbericht in de krant dat ooit in de familie rondging, over de massamoord in Pinsk waarvoor mijn oom verantwoordelijk was geweest. Het bleek dat al mijn joodse vrienden precies konden vertellen waar hun familieleden waren in de oorlog en dat ik niets wist van mijn familie, helemaal niets. Zo wordt schuld doorgeschoven: door die onwetendheid. Wat hebben jouw vader en grootvader gedaan? Ik had geen idee. Dus om in een gelijkwaardige relatie te staan tot mijn leeftijdgenoten moest ik die vragen beantwoorden. En in de archieven duiken. Het vreemde was dat ik steeds weer vergat wat ik gelezen had. Het was zo pijnlijk dat ik steeds voelde: dit wil ik niet weten. Ik las het en vergat het. En moest het opnieuw lezen. Ik moest naar Pinsk om me te realiseren dat het echt waar was, dat er 28.000 mensen waren doodgemaakt. Het is zo’n ongelooflijk getal dat het bijna niet echt kan zijn. Ik moest die huizen daar zien, familieleden ontmoeten, om te begrijpen dat het echt waar was.”

En u bezocht een massagraf waar zevenduizend mensen liggen, wat u zo aangrijpend beschrijft dat ik het niet met droge ogen kon lezen.

“Toch gaat dit om verlossing. Ik geloof ook echt in vergeving. Maar vergeving is het eindresultaat van een lang proces van rouw, en van uitzoeken wat er gebeurd is, en dat erkennen, en proberen te begrijpen en te verklaren, en verantwoordelijkheid nemen.”

Hebt u het er nog met uw oom over gehad?

“Nee, die is gestorven voordat ik mijn onderzoek kon doen. De oorlogsarchieven van Duitsland zijn gesloten, je kunt er niet zomaar in. Dus ik moest een onderzoeksproject opzetten en toegang vragen op universiteitspapier voordat ik erin kon. En toen was mijn oom al dood. Maar zijn kinderen leven nog en zij ontkennen het nog steeds. Ik hoop hen ooit duidelijk te maken dat er nog een andere mogelijkheid is, dat verzoening en verlossing wel degelijk mogelijk zijn, als je tenminste begint met accepteren wat er echt gebeurd is. Je kunt niet zonder de waarheid…”

En de pijn.

“Ja, en de pijn. Zij denken waarschijnlijk dat de pijn te groot is. Zij denken dat van hun vader houden, dat ze zijn verleden moeten ontkennen uit loyaliteit, om hem te beschermen. Maar in feite ken ik hun vader beter dan zij.”

Uw openheid in Pinsk gaf de bewoners daar ook de mogelijkheid om zelf open te worden en te vertellen dat hun eigen stadsgenoten hadden meegedaan aan de moordpartijen.

“Dat gebeurt vaak. Ik geef veel lezingen en vaak komen er mensen naar me toe om te vertellen over hun eigen familiegeschiedenis. Bijvoorbeeld over lynchpartijen van zwarten, in het verleden – de schuld daarvan was doorgegeven in de familie. Een vrouw vertelde me dat haar voorouders Afrikaanse slavenhandelaren waren – ook die schuld was in de familie doorgegeven. Een man vertelde dat zijn oom huurmoordenaar was in de mafia.

Het punt is dat wij nog geen ruimte hebben voor de verhalen van daders, plekken en gelegenheden waarin die verhalen erkend kunnen worden.”

Dus de impact van dit werk is veel breder dan alleen de Tweede Wereldoorlog.

“Wij spreken over schuld als iets dat puur individueel is: je kunt alleen schuldig zijn aan iets wat jij zelf in het verleden hebt gedaan. Daarom hebben we de taal niet om te accepteren dat we verbonden zijn met vorige generaties. In de Bijbel staat wel dat God de zonden van de vaderen bezoekt aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht, maar iedereen roept meteen: ‘O nee, dat bedoelt God niet echt.’ Zowel in de joodse als in de christelijke traditie is er een sterke neiging om te zeggen: je kunt de kinderen niet verantwoordelijk stellen voor wat hun ouders deden. Want – Jeremia 31, 29: als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen geen stroeve tanden, toch?

Het is ook geen wettige verantwoordelijkheid die je neemt, maar een spirituele. Toen ik mezelf uitsprak in Wit Rusland, wilde ik natuurlijk niet gearresteerd en vervolgd worden voor wat mijn oom had gedaan. Het is een andere vorm van aanspreekbaarheid. We hebben een rituele ruimte nodig, of een therapeutische ruimte, om dit open te leggen.

En natuurlijk kun je ook kijken naar de voordelen die het onrecht heeft opgeleverd aan de familie van de dader. Die erf je ook, als volgende generatie.”

U bedoelt letterlijk, de spullen en het kapitaal dat gestolen is?

“Er is in Duitsland veel debat over het teruggeven van schilderijen en huizen die je familie verworven heeft in de oorlog. Het is een zeer omstreden thema. Moet je nu nog in 2014 compensatie bieden, bijvoorbeeld, voor de slavenarbeid waarop de welvaart van je bedrijf is gebaseerd? Maar als je het serieus neemt, moet je ook serieus nemen dat jouw welvaart is gegrondvest in bloedvergieten.”

Dat maakt het onderwerp nog breder; dan blijft vrijwel niemand buiten schot.

“Het onderwerp moet op de agenda. In de VS wordt gepraat over het compenseren van slavenarbeid. De vernietiging van zwarte levens en de welvaart die daaruit voortkwam – dat is allemaal niet voorbij! De slavernij is afgeschaft maar de repercussies ervan leven nog altijd. Dus herstelbetaling is belangrijk.

Zelfs als het alleen maar ritueel gebeurt. Ik denk veel na over rituelen de laatste tijd. Zuiveringsrituelen bijvoorbeeld. Rituele handelingen ter verzoening. Naar Wit Rusland gaan en daar een speech houden was ook een ritueel: het veranderde niets concreets, maar het heeft heel krachtig gewerkt. Rituele compensatie is ook krachtig.”

Is het gevaar van rituelen niet dat ze leeg kunnen worden?

“Rituelen zijn tot op zekere hoogte altijd leeg. Het zijn handelingen en spreuken die misschien niet oprecht zijn. Een ritueel werkt ook als het niet oprecht is. Als ik mijn excuses aanbied, gebeurt er iets, of ik het meen of niet. Toen Willy Brandt zijn beroemde knieval maakte in Warschau, op 7 december 1970, maakte het niet uit of hij zich op dat moment persoonlijk aansprakelijk voelde of niet. Zijn rituele handeling veranderde de politiek.

Rituelen komen vóór oprechtheid; ze scheppen oprechtheid. Als je dank zegt aan tafel maakt het niet uit of je je op dat moment dankbaar voelt; het gevoel komt nadat en doordat je het zegt.”

Hoe gebruikt u het verhaal van Kaïn als theologisch model om over schuld te praten?

“In de christelijke theologie van het verleden is Kaïn gezien als symbool van de joden die Christus doodden. Daarom droegen de joden het Kaïnsteken, zwierven ze rond en konden ze vervolgd worden. Ik stel de vraag: hoe kun je dit verhaal gebruiken om het over jezelf te hebben, je eigen schuld, en niet over de schuld van de ander? Dat is vrijwel nergens gedaan, tot nog toe. Maar daders willen hun daden geheim houden. Publiekelijk een merkteken moeten dragen, doet pijn.”

En heeft het een heilzaam effect?

“De Holocaust is wereldwijd een symbool van het Kwaad geworden en daardoor is Duitsland een symbool van daderschap geworden. Er was veel internationale druk op Duitsland, de hele jaren vijftig, zestig, zeventig. Intern was er een verhoogde waakzaamheid. Wat daaruit voortgevloeid is, is dat Duitsland veranderd is, en met zijn verleden is omgegaan op een manier die bijvoorbeeld in Oostenrijk niet mogelijk was. Oostenrijk was het eerste slachtoffer van de Duitsers en hoefde daarom niet naar zijn eigen schuld te kijken. Het gevolg is dat die schuld op een spookachtige en giftige manier in de Oostenrijkse samenleving de ronde doet, broeit en borrelt. Hetzelfde geldt voor de Sovjet Unie. Het bloed dat daar vergoten is, blijft giftig – tot het gezuiverd wordt door openheid en transparantie. Dus die druk die op daders staat, is goed; die stimuleert transformatie. Het merkteken van Kaïn kan ten goede werken, dat is mijn overtuiging – het kan helpen om een gemeenschap te helpen genezen en verzoenen.”

“Schuld is niet een last waarvan je af moet, maar een gewicht dat gedragen moet worden,” schrijft u.

“Ik vroeg me af: wat had mijn oom moeten doen om te zorgen dat ik hem bleef respecteren? Dat zou zijn als hij gezegd had: ‘Ik heb dat gedaan, ik heb er berouw over. Ik verplicht mezelf om er open over te zijn en om de slachtoffers te herdenken.’ Dat had ik gerespecteerd. Je kunt niemand wegschrijven uit de mensheid, je komt niet van de daders af, dat kan niet. Maar ze kunnen wel menselijke waardigheid terugkrijgen, als ze hun schuld openlijk dragen. Het is gruwelijk moeilijk, zeker. Maar het verdient weer respect.”

Misschien is dit ook iets wat je in de opvoeding en op school kunt aanpakken?

“Laatst sprak ik met iemand over Sinterklaas. In Duitsland was er ook een Sinterklaastraditie waar ik opgroeide. Niet met Zwarte Piet, maar met Knecht Ruprecht, die strafte de kinderen. Een van mijn ergste kinderherinneringen was dat hij op school een lijst voorlas met stoute dingen die ik gedaan had. Mijn ouders hadden hem kennelijk ingelicht. Het was ontzettend vernederend. Ik zeg niet dat dit goed is, het was vreselijk – maar het is wel opvallend dat dit hele duistere stuk van de traditie verloren is gegaan. Er is geen straf meer, het enige dat is overgebleven is de zoete kant, het snoepgoed en de cadeaus. We hebben nog geen nieuwe manier gevonden om kinderen te leren goedmaken wat ze fout hebben gedaan, om ze weer zelfrespect te laten krijgen. Daarover zouden we duidelijker moeten zijn: dat we allemaal falen van tijd tot tijd en toch weer overeind kunnen komen.

Dit slaat bijvoorbeeld ook op mannen die terugkomen uit Irak. Zelfs als ze geen PTST hebben zijn ze vaak moreel gewond, omdat ze vreselijke dingen hebben gedaan, vrouwen en kinderen hebben gedood… Wij kunnen ze niets bieden om ze daarmee vrede te laten sluiten, buiten antidepressiva en slaapmiddelen. Er is geen taal om met schuld om te gaan. En als samenleving laten we hen in de steek. Terwijl ze het uit onze naam gedaan hebben. Dus die ruimte moeten we bouwen, met creatieve strategieën, met rituelen en een nieuw verhaal.”

Over Katharina von Kellenbach

Katharina von Kellenbach is hoogleraar religiestudies aan het St. Mary College van Maryland (VS). Zij studeerde evangelische theologie in Berlijn en Göttingen en werd tijdens haar studie in Philadelphia actief in de joods-christelijke dialoog en holocauststudies. Haar meest recente boek is The Mark of Cain: Guilt and Denial in the Lives of Nazi Perpetrators (Oxford University Press, 2013), waarin ze de politieke implicaties van de nadruk op vergeving binnen de christelijke theologie onderzoekt.

Von Kellenbach’s verhaal over haar pelgrimstocht naar Pinsk is te lezen op http://www.aish.com/jw/s/48893762.html.

Lisette profiel

Lisette Thooft

Journalist

Lisette Thooft (1953) studeerde Engels met antropologie als bijvak maar rolde de journalistiek in en schreef jarenlang voor spirituele …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.