1. Waar kom je vandaan?
Ik heb je boeken gelezen en was diep onder de indruk van wat de hoofdpersoon allemaal moet doorstaan. Wil je iets vertellen over jouw jeugd?
Ellen Heijmerikx: “Mijn ouders kwamen in de jaren ’50 als ‘bekeerlingen’ bij de Noorse Broeders terecht. Ze kregen vier kinderen, waarvan ik de jongste ben. Na haar laatste zwangerschap werd mijn moeder ziek en kon ze geen kinderen meer krijgen, anders had ik waarschijnlijk meer broertjes en zusjes gehad. Mijn ouders waren erg fanatiek in leer en regels, en veel kinderen krijgen hoorde daar nu eenmaal bij.
Wereldse invloeden waren uit den boze. Sieraden en make-up, radio en televisie waren verboden. De vrouw moest onderdanig zijn aan de man en kinderen hadden al helemaal niets in te brengen. Bijbelteksten werden zeer letterlijk genomen, wat resulteerde in structurele mishandelingen op basis van teksten als wie zijn zoon liefheeft kastijdt hem reeds vroeg. Er was veel onveiligheid. Als kinderen waren we daardoor erg hecht met elkaar. Mijn broer wilde zijn zusjes echt beschermen en ik zag het als mijn taak om mijn broer en zussen gelukkig te maken.
Een natuurlijke ontwikkeling was niet mogelijk. Elke dag kregen we te horen waarom we nog niet volmaakt waren en hoe we volmaakt moesten worden. We moesten worden als Jezus, want anders mochten we straks niet mee als hij zou terugkeren. Ik wilde niet achterblijven. Dat was een diepe angst. Ik deed zo m’n best en het was nooit goed genoeg.”
We moesten worden als Jezus, want anders mochten we straks niet mee als hij zou terugkeren.
2. Waar sta je nu?
Op je 23ste verliet je de Noorse Broeders. Hoe gaat het nu met je?
“Soms ben ik nog bang dat ik niet goed genoeg zal zijn voor anderen en voor mezelf. Ik denk ook regelmatig dat anderen het beter weten dan ik. Ik ben beschadigd en daardoor enigszins verknipt (Ellen lacht). Ik weet wel dat er heel veel mensen zijn met jeugdtrauma’s, ook zonder religieuze invloed, en dat ik zeker niet de enige ben. Ik wil het ook niet zwaarder maken dan het is, maar het is er wel.”
Waarom denk je dat je enigszins verknipt bent?
“Mijn ouders zijn vorig jaar kort na elkaar overleden, maar ik heb er geen traan om gelaten. Ik heb niets meer met die mensen en vind dat blijkbaar helemaal niet erg. Dat lijkt me toch wel vreemd.
Laatst was een schrijversvriend van mij heel erg ziek, zo ziek dat we dachten dat…” (Ellen schiet vol)
Je kúnt dus wel huilen…
“Ja, precies. Het is helaas alleen anders geworden bij mijn ouders en mijn zus die nog in de Broederschap zit. Vroeger wilde ik haar zo graag gelukkig zien, ook toen ik al weg was bij de Noorse Broeders en ik haar daar zag lijden onder die onzinnige religieuze regels. Maar nu ben ik er niet meer mee bezig of zij gelukkig is of niet.
Ik vind het moeilijk wanneer ex-leden de Broeders nog iets goeds toewensen. Ze hebben mij en andere kinderen zoveel ontnomen, er zijn zoveel gezinnen uit elkaar gevallen… Ik wens ze alleen maar toe dat ze uit elkaar vallen. Misschien is dat wel hard, maar dat zij dan zo.”
Misschien is het wel een normale reactie op het onrecht dat je overkwam?
“Misschien… ach, en ik wil eigenlijk ook wel dat die mensen allemaal gelukkig zijn, maar als ik aan de kinderen denk, word ik weer boos.”

Je bent zelf ook moeder…
“Ik heb een zoon van 20, tot mijn grote vreugde! Het gevoel dat je kind op de eerste plaats komt, staat haaks op de omgeving waarin ik opgroeide en waarbij religie op de eerste plaats kwam. Het is schadelijk voor een kind wanneer er iets in het leven van de ouders belangrijker is. Misschien kun je dat vergelijken met een verslaving. Die behoefte gaat dan boven alles. En als je daarmee het leven van je kind verknoeit, dan mag je van mij…
Stel dat je zoon op een dag zegt: mam, pap, ik val op mannen. En dat je dan reageert met: nou, ik ga eerst even informeren bij de broeders hoe ik daarmee om moet gaan. Dat is toch waanzin. Als ouder kies je voor je kind. Punt. Dat dóe je gewoon, je vécht voor je kind. Het is een schande dat orthodoxe religie de vraag mogelijk maakt: kan ik dit wel aanvaarden?”
3. Hoe ga je om met verschil van inzicht?
Je bent dus totaal anders gaan denken over hoe je kinderen behoort op te voeden. Is het lastig voor je om geconfronteerd te worden met andere inzichten?
“Er zal altijd verschil van inzicht zijn wat betreft opvoeden. Maar religie blijft bij mij een zere plek. Ik vind het gewoon griezelig wanneer mensen zo allesoverheersend geloven in een god. Als ze denken de waarheid in pacht te hebben, menen ze ook het recht te hebben om anderen af te wijzen. Mijn gelovige familie vindt dat ik met mijn boekenschrijverij op een verkeerde weg ben. En ik denk: op een verkeerde weg? Hallo! Ik vind dat ik op een ge-wél-di-ge weg ben! Daarom vond ik het vreselijk dat mijn vader niet meer met mij gezien wilde worden. Hij had juist naast zijn dochter moeten gaan staan, om te laten zien hoe krachtig liefde is.”
Toch is dit dilemma voor een schrijver ook heel interessant. Het feit dat de gelovige familieleden altijd aardig doen. Die broze deken van warmte: “Wat fijn om jou weer te zien, kind!” Dat maakt dat het trauma zo moeilijk te herkennen is. Het is je aangedaan door mensen die innig van je houden. Ze staan met hun armen wijd: “Kind, ik wil zó graag dat je terugkomt! Kom terug!” Maar dat is geen echte liefde. Dat is valse liefde waarbij iets anders boven het kind staat.
Het heeft ook te maken met superioriteit. Als gelovig kind was mijn reactie op een ramp met meerdere doden: ‘Het geeft niet, er zaten toch geen Noorse Broeders bij.’ Zo heb ik leren denken als kind. Je leert andersdenkenden afwijzen en je gevoelens te onderdrukken. Een hardheid die wordt gedragen door het idee dat God achter je staat. En in feite doe ik dat nu ook met mijn verwijt naar orthodox-gelovigen. Dat is ook een thema in het boek dat ik momenteel schrijf. In hoeverre word je als je vijand?”
Merk je ook dat wanneer je dezelfde mechanismen in jezelf ontdekt, dit meer begrip geeft voor andersdenkenden?
“Ja, dat merk ik ook wel. We gebruiken dezelfde woorden: “Jullie doen dat verkeerd, want…” Het is maar aan welke kant je staat. Maar er is wel een verschil, hoop ik dan maar, en dat is dat ik mijn kind niet beschadig. Ik weet natuurlijk niet wat mijn houding naar religie met hem doet, maar ik hoop dat hij een fijne jeugd mag hebben. Hij komt in elk geval op de eerste plaats in mijn leven.”
4. Hoe probeer jij een ‘goed mens’ te zijn?
Is dat het belangrijkste voor je? Dat je zoon voelt dat hij op de eerste plaats komt?
“Ja inderdaad, wat hij ook doet. Dat is zo logisch voor mij. Mijn gezin komt op de eerste plaats, samen met mijn vrienden en mijn familie die niet meer bij de Noorse broeders zijn.
Ik heb veel moeten leren. Ik lees ook graag boeken van andere schrijvers uit een orthodox-christelijk milieu. Ik geniet ervan hoe Franca Treur dingen onder woorden brengt, en bijvoorbeeld laatst ook dat interview met Stevo Akkerman. Ik vind het heel belangrijk dat hierover geschreven wordt.”

Is dat ook jouw missie, voel je je verplicht om te schrijven over wat je hebt meegemaakt?
“Ik vind het belangrijker dat het literair voldoet. Mijn eigen beleving maakt de boeken waardevol, maar goed schrijven staat voor mij voorop. Liever schrijf ik een mooie roman, dan dat ik iemand de ogen open.”
Wil je schoonheid creëren?
“Ik vind het een uitdaging om iets moois te maken van wat eigenlijk mislukt is. Van chaos iets bijzonders maken. Het doen met wat je hebt, ongeacht de omstandigheden en de mogelijkheden. Alles eruit halen wat erin zit. Ik wil het leuk hebben én goed werk afleveren.”
5. Krijg je erkenning/waardering voor wat je doet?
“Ja! Het hele schrijfproces, hoe erop wordt gereageerd en het contact met andere schrijvers vind ik echt een feestje. Het heeft een enorme geluksfactor toegevoegd aan mijn leven. Het warme onthaal door ‘de wereld’ doet me goed.
Soms wordt het me na het publiceren van een interview moeilijk gemaakt. Diverse media die mij interviewden, werden door de Noorse Broeders ten onrechte aangeklaagd wegens smaad. Ze beschouwen me als ‘de vijand van de bruid’. Dat vind ik dan ook wel weer geinig. Al die personages die ze hebben: de vijand, de bruid, de hoer… en dat ik nu ook een mythologisch typetje ben in dat verhaal… hilarisch!”
6. Wat kost het je om te doen wat je doet?
“Ik heb mijn ouders verloren terwijl ze nog leefden. Het is een leegte die altijd een leegte blijft.
Toen ik pas uit het geloof was gestapt, ging ik naar mijn vaders verjaardag met een cadeautje. De kamer zat vol, mijn vader voelde zich ontzettend ongemakkelijk en m’n moeder gaf me niet eens een stoel, maar zei tegen me ‘je kunt beter weggaan, want papa schaamt zich voor je.’ Toen ben ik weggegaan en heb de hele terugweg gehuild. De eerste jaren, de jaren voor ik ging schrijven, heb ik daar zeker verdriet van gehad. Toen heb ik blijkbaar stukje bij beetje al afscheid genomen.”
Was het doorleven van je verdriet noodzakelijk om te kunnen schrijven over dit onderwerp?
“Dat weet ik niet… het was gewoon zo. Ik heb wel heel mild kunnen schrijven en ik denk dat dat wel goed is geweest.
Vóór ik schreef, kon ik nog wel dingen delen met mijn gelovige zus. Na het schrijven werden de verschillen meer zichtbaar en groeide de schaamte vanwege al die publiciteit. Daar hebben ze een hekel aan. Maar ik heb er veel voor teruggekregen. In mijn dagelijks leven mis ik hen niet meer en dat geeft me in het schrijven enorm veel vrijheid!”
7. Wat motiveert je om door te gaan?
“Dat alles maar zo razend interessant is! Niet alleen op schrijfgebied, of tijdens een mooi gesprek zoals dit, maar ook na een gewone dag. Zelfs als er tegenslag is. Dat ik er toch iets van heb kunnen maken, dat ik erbij was.”
Is dat levenskunst?
“Het is ook een soort luxe om dit antwoord te kunnen geven. Als ik in een oorlogssituatie was geboren, had ik nu misschien niet zo kunnen spreken. Ik heb enorm veel geluk en dat verklaart ook mijn antwoord. Dat ik mijn energie kan steken in het scheppen is me daarmee eigenlijk in de schoot geworpen en daar mag ik mijn handen mee dichtknijpen!”
Wat geeft jouw leven zin?
“Ik denk dat het leven zinloos is, en dat betekent tegelijkertijd dat ik daarover nadenk. Zeggen dat het zinloos is, wil niet zeggen dat je er voor jezelf geen zin aan kunt geven. Ik denk dat we net als de dieren zijn. Zo leef je en zo ben je dood. Ik heb het gevoel dat in dat kwetsbare het kostbare ligt. We hebben ergens aan deelgenomen. En als we er niet meer zijn, is het de beurt aan de generaties die na ons komen. Laten we er tot die tijd iets goeds van maken!”
Opnieuw een inspirerend en vlot lezend interview, nooit van de Noorse broeders gehoord, ook heftig zeg. dank voor de openheid
Hallo lieve Ellen,
Wat een openhartige antwoorden op deze vragen; zeer goed verwoord en duidelijk herkenbaar en tegelijkertijd in en in triest.
Het is triest om te vernemen dat goede bedoelingen van ouders zo averechts kunnen uitwerken!
Jij was 9 jaar toen ik bij de NB-gemeenschap kwam, en . . . eh . . het is niet nodig om hier verder over uit te wijden wat wij gezamenlijk zoal hebben beleefd.
Jouw boeken heb ik gelezen en duidelijk herkenbaar, zoals ik al eerder zei, en in een milde vorm gegoten, vind ik.
Langs deze weg wil ik jou ook nog bedanken dat jij en Anneke op mijn bruiloft (dec. 1988) durfden te komen, maar kennelijk stond jij (of jullie beiden) al met één been buiten de gemeenschap . . . ?
Lieve groet en alle goeds, Ellen!