Waar voelt u zich lotsverbonden mee?
“Ik voel me het meest lotsverbonden met mijn naasten en ik kan me daar alleen verbonden mee voelen als ik van tijd tot tijd hulp durf te vragen en me van tijd tot tijd afhankelijk durf op te stellen. Verbondenheid heeft veel meer betekenis als je je kwetsbaarheid durft te tonen.”
Zijn er kwetsbare groepen waar u zich mee verbonden voelt?
“Ik voel me verbonden met God en in God ben ik met alle mensen verbonden. Ik wil betrokken zijn bij alle mensen en daar doe ik dan ook mijn best voor. Ik kom op allerlei plaatsen om te praten over de toekomst van lokale geloofsgemeenschappen. Het maakt me niet uit of dat nou vrouwenverenigingen zijn of mensen die de dialoog tussen verschillende culturen nastreven, parochies of protestantse gemeentes. Het gaat me om de ander en om de verbondenheid met de ander, zonder onderscheid te maken. Maar ik voel me in het bijzonder betrokken bij oudere mensen die bijna geen kansen meer hebben. Ik ben al heel wat jaren actief als vrijwilliger bij De Zonnebloem en het is een grote vreugde om dat te mogen doen. De Zonnebloem zet zich in voor mensen met lichamelijke beperkingen door ziekte, handicap of leeftijd. Maar deze mensen hebben tegelijkertijd veel te geven. Je kunt alleen maar verbonden zijn met ze als je de tijd vrij maakt om te wachten en aan te sluiten bij hun levenstempo. Als ik een ander help, dan helpt de ander mij ook door mij bijvoorbeeld in te laten zien dat het om kleine dingen gaat in het leven.”
Zijn we door de dood ook lotsverbonden?
“Ik ben ervan overtuigd dat we na onze dood weten waar het om gaat in dit leven en we God in de ogen zullen zien. We zullen dan allemaal verbonden zijn in God zelf. Daar geloof ik in en dat is misschien wel mijn diepste drijfveer, dat ik op zoek ben naar het gelaat van God en dat ik die vind in de ander om mij heen.”
Bent u veel bezig met de dood?
“Als je je niet beseft dat je een kwetsbaar mens bent en het ieder moment over kan zijn, dan leef je ook niet. Ik probeer zo te leven dat ik op ieder moment klaar ben voor de dood. Er is in de samenleving een taboe op onze eigen dood en daarom komen we ook zo moeilijk tot leven. Als je niet over de dood praat, dan besef je ook niet hoe mooi het leven is. Ik vertel hier heel veel over. Wacht niet tot het allerlaatste moment om tot leven te komen!”
U hebt in 2006 het boek De Ouders van Volendam. Over leven na de dood van je kind geschreven. Waarom dit onderwerp?
“Ik wilde hun verhaal een stem geven en hun verdriet een gezicht geven. Na zes jaar hadden de ouders het idee dat er bijna niemand meer was die naar hun verhaal wilde luisteren. ‘Na drie jaar moet je er niet meer over praten’ hoorden ze vaak. Ik vond juist dat hun verhalen vastgelegd moesten worden voor het geval er later weer een ernstige ramp gebeurt. Mensen kunnen dan niet zeggen: ‘We wisten het niet’. Ik wilde duidelijk maken dat het verhaal na zes jaar niet afgelopen is. Tijd speelt bij verdriet geen rol en dat wilde ik met hun verhalen ook aangeven. De opbrengst van het boek is naar het fonds voor de ouders van Volendam gegaan.”
Hebben hun verhalen u veranderd?
“Ja, de verhalen hebben me bewuster gemaakt van de kwetsbaarheid van het leven. We gaan de dood blind tegemoet. We weten niet wat ons zal treffen en daarom moeten we met bewustzijn leven. Ik heb geleerd dat verwerken een verkeerd woord is; je moet het zien te verweven in je leven. Er bestaat voor verdriet geen recept, iedereen rouwt op zijn eigen manier. Maar mensen die de pijn toestaan, leren er sneller mee om te gaan dan mensen die het afstoten. Ik heb ook gezien hoe belangrijk gemeenschapszin is. Verdriet kun je bijna niet delen met elkaar, maar door samen in een ruimte te zijn – wetend dat je hetzelfde lot draagt – kan dit enigszins verlichting bieden.”