“Ik groeide op in Oldenzaal de eerste zes jaar van mijn leven. Ik denk daar met vreugde aan terug: de geborgenheid, de warmte. Als ik dat voor me zie, dan zie ik heel veel liefdevolle mensen. Mijn ouders werkten beiden. We hadden heel goede buren. Als mijn ouders niet thuis waren, mocht ik altijd bij één van mijn buren naar binnen. De deuren waren nooit op slot, dus je klopte niet eens aan. Je ging gewoon naar binnen. Als de mensen thuis waren kreeg je iets te eten, je mocht de hond uitlaten. Met hun kinderen ging ik naar boerderijen om met de geiten te spelen. Ik liep alleen naar de kleuterschool, net als alle kinderen. Er was zoveel veiligheid. Je werd door iedereen ontvangen en geholpen.
Toen ik zes jaar was ging ik naar Turkije, naar mijn opa en oma van moederskant. Dat was even wennen. Ik sprak alleen maar Nederlands. Ik kon niemand daar verstaan. Dat is ook de reden dat ik naar Turkije werd gestuurd, om het Turks te leren. Ik ging een tijdje naar de haven om schepen te bekijken en droomde dat ik mee kon varen naar Nederland. Maar ik werd langzaamaan toch meer deel van het leven daar. Ik zag dat ik andere kinderen op school kon helpen. Sommige kinderen waren ouder dan ik, maar ik was goed in wiskunde en natuurkunde. Dat besef, dat je wat bijdraagt, gaf me het gevoel dat het mijn land was, dat ik meebouwde aan de toekomst.
En tegelijk wist ik dat er mensen waren die je niet kon vertrouwen. Het waren heel moeilijke tijden in Turkije, het was sterk gepolariseerd tussen links en rechts, communisten, nationalisten, islamisten… Er waren heel veel groepen die tegen elkaar vochten, in de jaren zeventig. En er waren mensen die gewoon verdwenen. Je werd wakker en alle muren op straat waren beschilderd met leuzen: dood aan die of die. Op televisie kreeg je bomaanslagen te zien.
Ik las heel veel. Als andere kinderen voetbalden, zat ik in de bibliotheek encyclopedieën te lezen. Of ik wandelde. Er was een hittegolf tijdens de zomervakantie toen ik twaalf was en er was geen werk voor ons vanwege sociale onrust. In Turkije duurt de zomervakantie drie en een halve maand. We verveelden ons kapot. Ik zei tegen mijn broer: “Laten we naar de moskee gaan, want daar geven ze koranles en daar is het koel.” Zo ben ik begonnen met bidden. Ik begon langzaam deel uit te maken van een groep die vanuit het geloof veel aan vrijwilligerswerk deed.
Toen ik 15 jaar oud was, werd ik met een groep medescholieren opgepakt omdat we op het strand samen aan het bidden waren. Er werd heel veel geweld gebruikt We werden als terroristen behandeld en gemarteld. Ze vroegen niet wat we deden, maar ze vroegen wie we allemaal hadden vermoord en waar de wapens waren die we verborgen hadden. Ze beschuldigden ons ervan dat we bij elkaar waren gekomen met het doel de regering omver te werpen. En dit aan de hand van een paar Korans die ze in ons hutje waar we een paar weken verbleven hadden gevonden. Dit was in 1984, vier jaar na de coup. Het leger was nog steeds erg aanwezig en het manifesteerde zich als de macht. Toen ik zeventien was, werd ik weer opgepakt voor hetzelfde incident. Ik werd veroordeeld tot gevangenisstraf omdat ik aan propaganda zou hebben gedaan. Je had toen een wet die samenscholingen rondom religie of rondom communisme of andere idealen verbood. Mijn advocaat zei dat een hoger beroep geen kans had. Je werd destijds voor een militaire staatsveiligheidsrechtbank voorgeleid. Ik zat 40 dagen in voorarrest. Zodra ik op vrije voeten was, besloten mijn vader en ik dat ik terugging naar Nederland.
Terug naar Nederland
Ik had niet gekozen voor Nederland, ik was hier omdat het moest. Daarom duurde het een poos voordat ik me hier weer thuis voelde. Ik woonde in de Randstad, en daar is het heel anders dan in Oldenzaal. Je leert de mensen er niet echt kennen. Ik besloot om in Nijmegen te gaan studeren. Ik woonde op een flat met drie andere studenten. Op een keer was ik bezig de troep in onze kelderbox op te ruimen, toen er een autochtone jongen uit hetzelfde gebouw langskwam. Hij bood aan me een handje te helpen. Het klikte gelijk, we hebben samen veel lol gehad. Toen vroeg ik hem: ‘Waarom heb je nooit eerder bij me aangeklopt om kennis te maken?’ Hij zei: ‘Ik heb het druk.’ Het deed mij beseffen dat als je contact met anderen wilt hebben, je zelf initiatief moet nemen. En ik begreep ook dat anderen daar in principe wel voor openstaan. Als mensen je niet begroeten of geen contact met je zoeken, kan het zijn dat ze het gewoon druk hebben of met andere dingen bezig zijn. Het hoeft geen onwil te zijn.
Later heb ik ook geleerd dat er hier andere gebruiken zijn. Als je in Turkije ergens komt wonen, komen de buren langs om je te bezoeken. Ze nemen cadeautjes mee om je een warm welkom te geven. In Nederland moet je eerst zelf kaartjes sturen. Ik wist dat niet, en als je dat niet weet, dan kijken alle buren naar jou en zien ze weer een allochtoon die onbeschoft is, niet eens een kaartje stuurt. Dat kwartje viel toen. Toen heb ik alle buren bezocht. Er was een buurman die net een kindje kreeg, ik heb dus een cadeautje gekocht. Ik heb daarna met heel veel plezier in dat gebouw gewoond, we hebben nog steeds contact met die buren, ondanks het feit dat we vijftien jaar geleden zijn verhuisd.
Nederland - Turkije - Nederland
Maar aan de andere kant… in die periode had ik heel veel heimwee naar Turkije: de familie, oude vrienden die daar waren. Al die herinneringen. Omdat ik destijds moest gaan – het was tenslotte geen eigen keuze – wil je dat leven weer terug en de relaties herstellen. Toen ik dan uiteindelijk weer terugging, wisten de mensen in de winkel gelijk dat ik uit Europa kwam. Ik dacht dat ze dat aan mijn kleding zagen, maar ze zeiden ook: ‘Je praat zo gek.’ Kennelijk heeft de Nederlandse taal invloed op hoe je Turks spreekt. Een beetje zangerig. Ik zag toen ook mijn vrienden terug. Toen ik wegging zaten ze allemaal op de universiteit. En toen ik terugkwam waren ze allemaal getrouwd en hadden ze kinderen. Ze woonden verspreid door het land. Het oude bestond niet meer. Het was erg veranderd.
Toen ben ik in een gat gevallen. Ik heb twee jaar geworsteld, want ik voelde me nergens helemaal thuis. Ik besefte in mijn achterhoofd dat ik uiteindelijk een echte keuze moest maken, maar ik was niet meteen bereid om dat te doen. Er kwamen veel emoties los, trauma’s die je moet verwerken. Toen dacht ik: Waarom zit ik hier? Ik ben moslim, hoor ik hierbij? Maar er is ruimte voor mij die ik op mag eisen. Toen ben ik begonnen met activiteiten op het gebied van dialoog. Ik dacht: ik moet als moslim die plek creëren, dat initiatief nemen.
Mijn vrouw is mishandeld op straat, een paar dagen nadat Theo van Gogh werd vermoord. Ze was toen zwanger, en het was voor de deur van de peuterspeelzaal. Geen enkele vrouw of man die haar te hulp schoot. Ze keken alleen maar toe. Er was erg veel verdriet bij haar. Maar ze was ook actief in de dialoog. Daardoor kon ze er behoorlijk snel overheen komen. Ze zag dat er ook andere reacties waren. Het feit dat we allebei actief waren, heeft ons altijd geholpen bij het relativeren van dingen. Je kunt wel in de slachtofferrol schieten en de samenleving de rug toekeren, maar dat hoeft niet. We hadden ook het gevoel dat we iets te vertellen hadden en ergens aan konden bijdragen. Daardoor werd Nederland mijn vaderland.
Nederland als vaderland
En vanaf dat moment – ondanks al die set-backs zoals de moord op Theo van Gogh en andere gebeurtenissen – is het besef steeds meer gegroeid dat ik hier bij hoor en dat Nederland mijn land is. Qua normen en waarden had ik daar een tijdje ook vraagtekens bij. Waarover heb je het, als je het hebt over Nederlanderschap? Wat zijn de normen en waarden waar ik achter moet staan? Ik vind democratie heel belangrijk, maar dat vond ik in Turkije ook al. Mensenrechten en gelijkwaardigheid vond ik in Turkije ook belangrijk, daarom kwam ik altijd op voor minder bedeelden in mijn vrijwilligerswerk. Ik kom uit een milieu waar mensen heel actief, heel gedreven, bezig waren. Waarom zou ik specifiek hier in Nederland willen zijn, in plaats van in andere democratieën? Voor mij is dat de laatste jaren duidelijk geworden, vooral als ik Nederland vergelijk met Turkije, waar de laatste jaren de oude gepolariseerde samenleving terug is gekomen die ik me herinner uit mijn jeugd. Een land waar de ander gedemoniseerd wordt. Dan vind ik het verhaal van Nederland veel mooier. Dat verhaal is: Nederland is klein, maar we kennen onze talen. En als we iets opzetten, dan kunnen we dat overal ter wereld opzetten. We kunnen met iedereen in de hele wereld communiceren. Als we een bedrijf starten, kan dat binnen de kortste tijd multinationaal worden.
Ik merk dat ook bij de dialoogactiviteiten. We starten iets en het wordt gekopieerd. Dat is Nederland. Ik vind dat veel kenmerkender voor Nederland, dan de normen en waarden die vaak genoemd worden, zoals gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en democratie. Want dat zeggen Amerikanen ook, of Duitsers, of Chinezen. Wat ik kenmerkend vind, is het vertrouwen dat Nederlanders hebben: als je je talen kent, dan is het hier de eeuwenlange ervaring dat je de hele wereld in kunt trekken en overal met je initiatief terecht kunt. Dat is wat ik mijn kinderen mee zou willen geven, naast natuurlijk die andere normen en waarden. Dat maakt Nederland tot mijn vaderland: die positieve houding, het vertrouwen in de toekomst en in je eigen mogelijkheden. De eeuwenlange ervaring dat de hele wereld vóór je ligt. Mijn beeld is een land met alle kleuren van de regenboog, dat een voorbeeld is voor de hele wereld wat betreft het leren samenleven. Als het hier lukt, dan lukt het in de hele wereld. Hier in Rotterdam wonen 170 nationaliteiten. Nederland is ook veranderd. Mensen hebben heimwee naar het moederland van vroeger, maar dat komt niet meer terug. Net zoals Turkije veranderd is. De hele wereld is zo geglobaliseerd. Zelfs in Turkije ontmoet je Chinezen, Afrikanen en Amerikanen. Maar omdat Nederland zo compact en klein is, is de kans dat het hier lukt veel groter dan elders. Ik ben blij dat ik leef in een tijd waarin de overgang wordt gemaakt van een nationale naar een globale wereld. En ik ben blij dat ik hier zit en mee mag doen aan dialoog, aan elkaar herkennen. En dat ik de mogelijkheden mag verkennen van hoe we er hier het beste van kunnen maken. Dit is echt het beste land om dit uit te proberen. Ik heb er alle vertrouwen in dat het gaat lukken ook, hier in Nederland.”