Als Marlies Filbri onrechtvaardigheid denkt te constateren, staat ze op. Altijd gedaan, als scholier, student, in haar werk. “Ik ben gaan studeren vanuit de overtuiging dat armoede en ongelijkheid in de wereld is ontstaan en in stand wordt gehouden door rijke mensen in rijke landen. Dat er beleid achter zit, niet door een verschil in ontwikkelingspositie. Míjn uitgangspunt daartegenover was altijd dat wij, rijke landen, veranderingen moeten doorvoeren om onrechtvaardigheid en armoede tegen te gaan en verdelingsvraagstukken op te lossen.”
Intermezzo: Wie is Marlies Filbri?
Marlies Filbri (52) is sinds 1 juni 2020 directeur van het Straat Consulaat. Ze studeerde bestuur en beleid van internationale organisatie aan de RU Groningen. Tijdens haar studie volgde ze aan de Universiteit van Zimbabwe een half jaar vakken over de geschiedenis van het land, de politiek en de economie. Na haar afstuderen ging ze terug om haar onderzoek naar het democratiseringsproces in Zimbabwe voort te zetten. Terug in Nederland ging ze werken bij de Stichting Bureau Beleidsvorming Ontwikkelingssamenwerking, een samenwerkingsverband van kerkelijke organisaties. Vervolgens bij de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), ook een tijd als directeur. Daarna bij OXFAM Novib en ten slotte bij UNICEF, waar zij zich inzette voor de rechten van kinderen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Marlies heeft een zoon van 20, een dochter van 19 en een dochter van 17 jaar oud.
Eyeopeners
Armoede, onrecht, misstanden: in de grond ging het altijd hierover, in haar studie ‘beleid en bestuur in internationale organisaties’ en al haar banen. Tijdens en na haar studie in Zimbabwe, waar ze onder meer onderzoek deed naar het democratiseringsproces. “De geschiedenis van Zimbabwe – vroeger Rhodesië – liet pas goed zien wat armoede en onrecht tussen wit en zwart betekenen. De ervaringen die ik daar opdeed, waren voor mij echte eyeopeners. Ik ben er sterk door gevormd.” Armoede en onrecht ziet ze ook in haar werk bij Bureau Beleidsvorming Ontwikkelingssamenwerking, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), bij OXFAM Novib en ten slotte bij UNICEF.
En nu ziet Marlies het ook van dichtbij in haar eigen stad, waar zij sinds 1 juni 2020 directeur is van het Straat Consulaat. “Ik werkte een aantal jaren voor UNICEF in het kantoor aan de Bezuidenhoutseweg, tegen het Haagse Bos aan. Veel mensen die dakloos zijn, slapen daar ’s nachts. Soms lagen ze tegen ons pand aan. Als ik dan mijn fiets wilde neerzetten, moest ik letterlijk over ze heen stappen. Het voelde steeds ongemakkelijker om me bezig te houden met armoede en ongelijkheid in het Caribisch gebied, waar ik destijds verantwoordelijk voor was. Ook in mijn eigen stad was nog zoveel te doen. Dus toen ik de functie bij het Straat Consulaat tegenkwam, was de keuze snel gemaakt. Een kleine activistische organisatie met ervaringsdeskundige vrijwilligers, die samenwerken voor de mensen die nu op straat staan, dak- en thuislozen in alle vormen en maten. Alles komt er bij elkaar, van het directe contact met de mensen die op straat leven, tot actie en beleidsbeïnvloeding om de structurele oorzaken van dakloosheid aan te kaarten.”
“Toen ik begon, zaten we al midden in de coronacrisis. Maar het was juni en de hevigheid nam af. We ontspanden, ook omdat de maatregelen sterk versoepeld werden. Dat gaf mij de ruimte om bij mensen en organisaties langs te gaan en kennis te maken. Wie komen er bij het Straat Consulaat? Dat wilde ik als eerste weten. En al direct viel me op dat de diversiteit onder de mensen die bij ons komen, maar ook onder medewerkers en vrijwilligers, veel minder groot was dan je zou verwachten. Zeker in vergelijking met de dak- en thuislozen die zich bij het Daklozenloket en de opvang aanmelden. Van hen hebben gemiddeld veel mensen een migratieachtergrond. Bij ons zag ik dat minder terug.”
Termen, jargon, definities
Er was meer wat Marlies opviel: taalgebruik. “Ik maakte kennis met eigen termen, jargon en definities. En sommige daarvan stonden me – en staan me nog steeds – enorm tegen! Neem het onderscheid ‘rechthebbenden’ en ‘niet-rechthebbenden’. Iedereen gebruikt die termen. Ook in veel formele stukken van de gemeente en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport komen ze terug. Maar iederéén heeft recht op huisvesting, dat is een internationaal mensenrecht! Daar wind ik me echt over op.”
“Dat is wat taal doet”, zegt ze. “Door deze manier van spreken lijkt het of er twee verschillende groepen mensen op straat leven: zij die recht hebben op hulp, bijstand en opvang, en de mensen die dat niet hebben. In mijn gesprekken met de gemeente komt dit ook vaak terug: ‘wij zijn er voor de rechthebbenden’. Daar bedoelen ze dan ‘rechthebbend onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)’ mee. En allerlei groepen vallen daar niet onder. Toen ik net begon bij het Straat Consulaat, was de eerste coronanoodopvang weer gesloten, terwijl heel wat mensen die wel nodig hadden. Maar ze hadden er formeel geen recht op nadat de lockdown was opgeheven.”
Het systeem selecteert
“De meest kwetsbaren zijn de mensen die op straat moeten overleven en die om allerlei redenen door ons niet worden geholpen. En dan bedoel ik ‘door ons in Nederland en Europa’. Zij blijven verstoken van hulp door de manier waarop wij het systeem hebben ingericht en door de afspraken die daaruit voortkomen. Het gaat dan om mensen die wij hebben gedefinieerd als ‘niet- rechthebbend’, of om EU-migranten die hier wel mogen wonen en werken, maar zonder werk geen recht hebben op ondersteuning. Op het moment dat je uitvalt, krijg je wel zorg als je een ziektekostenverzekering hebt, maar als je je huis kwijtraakt en op straat terechtkomt, mag je alleen maar terug.”
Ook binnen het Straat Consulaat zelf werd onderscheid gemaakt, merkte Marlies. “’Voor hen’, en dan bedoelden ze voor rechthebbenden, ‘kunnen we echt iets doen’, hoorde ik. ‘Zij hebben nog een perspectief.’ Ik merkte dat we voor iemand uit Polen die hier een jaar heeft gewerkt, zijn baan heeft verloren en op straat staat, inderdaad niet heel veel konden betekenen. Tegelijkertijd hebben we te maken met hoe het systeem is ingericht in Den Haag. Bij de gemeente werd soms over ‘ónze daklozen’ gesproken als ze refereerden aan mensen die rechthebbend zijn onder de Wmo. Wij zijn het Straat Consulaat, dus we behartigen de belangen van álle dak- en thuislozen. Het maakt ons niet uit in welk vak het systeem deze mensen heeft ingedeeld. We hebben daarom ons netwerk verbreed en onze kennis over de mogelijkheden die er zijn voor EU-migranten uit Midden en Oost Europa uitgebreid. En heel graag willen we – als het kan met steun van de gemeente – onze onafhankelijke cliëntondersteuning uitbreiden richting deze groep mensen.
Te ruime interpretatie
Het onderscheid tussen wel- of niet-rechthebbend viel weg toen de coronacrisis uitbrak en we de lange lockdown ingingen. Toen werden voorzieningen opengesteld voor iedereen die op straat leefde. Zeker tijdens de strenge winterweek in februari stroomde de opvang vol. “Maar zodra de sneeuw was gesmolten, moesten mensen die tot dan toe niet bekend waren, en van wie dus werd geconcludeerd dat ze niet uit Den Haag kwamen, direct weer weg uit de opvang. Toen ik aangaf dat deze mensen wel dakloos waren, kreeg ik als antwoord dat ik het woord te ruim interpreteerde en dat de gemeente niet alle daklozen op kan vangen. Maar dakloos is dakloos, dat laat toch weinig ruimte voor interpretatie?”
Over terminologie gesproken. Marlies hekelt het woord MOElanders, een afkorting voor mensen uit Midden- en Oost-Europa, dat gemeengoed is geworden. “In beleidsstukken, bij het Daklozenloket: iedereen heeft het over MOElanders. Met dat woord lijkt het of al die mensen tot één groep behoren, met één identiteit. Ze worden over één kam geschoren, maar het zijn mannen, vrouwen, kinderen uit veel verschillende landen, minderheden. Zij spreken verschillende talen, sommigen in dialecten. Er zijn mensen die hier al lang hebben gewerkt en recht hebben op alle voorzieningen, en mensen die hier nog maar kort zijn. Ga zo maar door. Een heel diverse groep mensen dus. Die kun je toch niet aanduiden met één verzamelnaam, ‘MOElanders’? Het woord draagt bovendien de associatie met ‘overlast’ mee, en wordt vaak in één adem genoemd met ‘niet-rechthebbend’. Dat voedt het idee dat alle EU-migranten uit Midden- en Oost-Europa niet het recht hebben hier te zijn, wat absoluut niet het geval is. Daar ga ik onvermoeibaar tegenin en ik hamer erop zorgvuldig te zijn in de manier waarop wij over mensen spreken. Ook omdat dergelijke frases en dit jargon een realiteit scheppen die niet klopt.”
Inmiddels komt er meer aandacht voor dak- en thuisloze EU-migranten. “In Den Haag zet de Poolse Stichting Barka zich in voor dak- en thuisloze mensen uit Midden- en Oost Europa. Een organisatie die de doelgroep kent, er werken veel Poolse mensen. Zij doen goed werk voor de mensen die terug willen naar Polen en andere Midden- en Oost- Europese landen. Of zij kunnen met inzet van hun netwerken helpen om nieuw werk te vinden. Maar er zijn ook veel mensen die niet terug willen, of geen nieuw werk vinden: zij vallen tussen wal en schip.”
Ook het Straat Consulaat wil meer voor deze mensen gaan betekenen. “Als je iets wilt veranderen, zul je de stad eerst bewust moeten maken van wat er aan de hand is. Wij zijn daarom aan de gang gegaan met het vraagstuk van de EU-migranten. En dan gaat het dus om mensen die dakloos worden omdat ze bijvoorbeeld hun werk kwijtraken en binnen de Wmo geen rechten hebben. Op onze website hebben we ze letterlijk zichtbaar gemaakt, in portretten, met naam en toenaam: hij of zij is dakloos en wordt nu opgevangen in de noodopvang, maar zou het in ‘normale omstandigheden’ zelf moeten zien te rooien.”
De bescherming van EU-migranten staat nu ook hoog op de politieke agenda. Er is inmiddels een rapport van de commissie Roemer, van het aanjaagteam Bescherming EU-migranten. “Daaruit wordt duidelijk dat er sprake is van veel uitbuiting, van soms mensonterende woonsituaties, zoals ook bij ons in de praktijk bleek na een grote brand in de Schilderswijk in mei van dit jaar. Maar aan de groep die tussen wal en schip is geraakt en op straat belandt, heeft Roemer in zijn rapport geen aandacht besteed. Dat moeten wíj dus in de slipstream van de discussies over het rapport doen, samen met onze collega-organisaties in het hele land die hetzelfde hebben ervaren, zoals in Utrecht en Rotterdam.”
Door hun bemoeienis met het recht van EU-migranten stuit het Straat Consulaat ook wel eens op weerstand van andere organisaties. “De politieke aandacht voor EU-migranten die op straat leven, veroorzaakt extra druk bij instellingen die niet zijn ingericht voor EU-migranten en nu wel worden geconfronteerd met deze groep mensen, zoals het Daklozenloket. Zij zijn niet ingericht voor mensen die niet-rechthebbend zijn onder de Wmo, en zien dit dus niet als hun verantwoordelijkheid. Voor een deel hebben ze gelijk. Maar wie beoordeelt dan of mensen wel of geen rechten hebben opgebouwd onder de Wmo? Dan moet er toch ten minste iemand zijn die de taal spreekt.”
Alsof het een witte stad is
We praten verder over segregatie in Den Haag. “Als ik naar mijn kinderen kijk, speelt het onderscheid in mensen, in culturen, helemaal niet zo. Voor hen is het een soort fait accompli dat ongeveer de helft van de bewoners van Den Haag een migratieachtergrond heeft. Het is geen groot onderwerp, ook als het gaat over LHBTI. Dat vind ik hoopvol.
Het neemt niet weg dat deze stad heel gesegregeerd is. Er is een enorm woonprobleem, waarin ook discriminatie een rol speelt. En er is armoede, mensen die arm zijn worden armer, mensen die rijk zijn worden rijker. In een samenleving zie je de problematiek en de crisis altijd terug in de verscherpte verschillen tussen mensen. Hieraan doet het geen goed dat deze stad nog wordt bestuurd alsof het een witte stad is, terwijl zo’n groot deel van de bewoners een migratieachtergrond heeft. Dat lijkt maar niet te willen doordringen.”
Marlies verbaast zich over die onwetendheid. “Kijk naar de corona-vaccinatiecampagne. Pas later bleek dat hele groepen mensen er geen weet van hadden, zelfs mensen die al tientallen jaren in Den Haag wonen. Maar hoe verwonderlijk is dat, als je je realiseert dat veel mensen mogelijk niet begrijpen waar het om gaat? Blijkbaar is de communicatie over vaccineren vanaf het begin gericht geweest op ‘de’ Nederlander, wie dat dan ook is, vanuit het perspectief van de autochtone Hagenaar. Ik vind dat fascinerend.”
Marlies denkt dat dit nu zichtbaar en bekend wordt, omdat het maatschappelijk belang in het geding is. “Nu het ook voor ‘ons’ belangrijk is dat zo veel mogelijk mensen zich laten vaccineren om verspreiding van het virus tegen te gaan. Maar zal het, als het om andere onderwerpen gaat, net zo belangrijk zijn om alle mensen in Den Haag te bereiken? Onderwerpen waarbij ‘autochtone Hagenaars’ minder belang hebben? Ik ben daar niet positief over en maak me er ernstig zorgen om. Want dan spelen politieke standpunten, die in Den Haag zeer polariserend zijn, weer een rol. Standpunten van partijen die, als er overlast wordt ervaren van dak- en thuislozen vinden dat alle dakloze EU-migranten de stad uit moeten en dat de stad moet worden gesloten voor mensen met een migratieachtergrond. Ik vind dat verschrikkelijk.”
“Ook binnen het Straat Consulaat zijn er nog zaken die we moeten aanpakken. Want we zien de diversiteit van mensen die op straat leven, voor wie wij er zijn, bij ons beperkt terug bij de medewerkers en oudere vrijwilligers. Wij zijn een te witte organisatie. Ik wil daar graag verandering in brengen anders zullen we veel mensen die op straat leven, niet bereiken. Zij zullen niet naar ons toekomen. Wij zullen hen ook onvoldoende begrijpen en kunnen helpen.”
“Onder onze ‘Achterban Jongeren’ zien we gelukkig wel veel diversiteit. We hopen dat de gemeente Den Haag ons wil ondersteunen om vrijwilligers te zoeken met een meer diverse achtergrond. We vinden het jammer dat diversiteit zo’n beperkte rol speelt in bijvoorbeeld de nieuwe subsidieregeling voor vrijwilligersorganisaties. De gemeente had die ook kunnen inzetten om daarin diversiteit te versterken.”
“Ook binnen het Straat Consulaat zijn er nog zaken die we moeten aanpakken. Want we zien de diversiteit van mensen die op straat leven, voor wie wij er zijn, bij ons beperkt terug bij de medewerkers en oudere vrijwilligers. Wij zijn een te witte organisatie. Ik wil daar graag verandering in brengen, anders zullen we veel mensen die op straat leven, niet bereiken. Zij zullen niet naar ons toekomen. Wij zullen hen ook onvoldoende begrijpen en kunnen helpen.”
“Onder onze ‘Achterban Jongeren’ zien we gelukkig wel veel diversiteit. We hopen dat de gemeente Den Haag ons wil ondersteunen om vrijwilligers te zoeken met een meer diverse achtergrond. We vinden het jammer dat diversiteit zo’n beperkte rol speelt in bijvoorbeeld de nieuwe subsidieregeling voor vrijwilligersorganisaties. De gemeente had die ook kunnen inzetten om daarin diversiteit te versterken.”
Meer diversiteit
“Die transformatie zal tijd en energie kosten. Het zal nieuwe vragen oproepen, nieuwe mensen zullen dingen anders willen doen om te zorgen dat we iedereen bereiken. Maar het lukt alleen als je het aanpakt. En dat ben ik van plan. Zoals ik al in eerdere functies bewust een grote diversiteit aan mensen heb aangenomen, zo wil ik nu ook graag meer medewerkers en vrijwilligers met een achtergrond uit Midden- en Oost Europa zien. Ik wil dat zij een weerspiegeling zijn van onze doelgroep. Zodat we de verschillende talen speken van mensen uit die landen. Dat we meer begrijpen waar mensen vandaan komen en hun specifieke achtergronden kennen. En als we daarover met elkaar praten, krijgen we tegelijk veel meer gezamenlijke kennis.”
Het is pas ruim een jaar dat Marlies bij het Straat Consulaat werkt, een jaar dat in het teken stond van de coronacrisis. “Wat ik heb verteld, zijn ervaringen uit dat ene jaar, ik weet niet hoe het hiervoor was. In die tijd zijn we, met de helft van het team, wel altijd open gebleven, omdat verder alles dicht ging. Dat vonden we heel belangrijk. Wij waren er, mensen die op straat leven konden toch bij ons binnenkomen.
Eigenlijk mocht dat niet, zo’n inloopspreekuur, maar zij konden echt nergens anders terecht. Iemand die op straat leeft, heeft meestal geen agenda, die komt langs als het echt nodig is.”
Dit interview is overgenomen van de website van Divers Den Haag, een ‘beweging’ en netwerk van organisaties, van actieve mensen binnen Haagse organisaties, van samenwerkingsverbanden. Deelnemers zijn medewerkers en vrijwilligers van organisaties die actief zijn in belangenbehartiging, maatschappelijke dienstverlening, sport, welzijn, zorg, cultuur, onderwijs en bij de overheid. Hun ideaal: in de superdiverse stad Den Haag voelt iedereen zich herkend en erkend met de rol die bij haar of hem past.
Natuurlijk is het van belang dat we iedereen bereiken en kunnen helpen, maar het brengt wel duidelijk aan het licht dat vele van oorsprong niet-Nederlands-sprekenden wel in ons land willen verblijven, maar niet bereid zijn onze taal te leren lezen en schrijven. Het lijkt me een eerste opdracht om die barrière te slechten en voor de toekomst te voorkomen.