Van Mulligen is nu acht jaar werkzaam als journalist. Eerst als redacteur en verslaggever bij het Nederlands Dagblad, “een prachtige krant waar ik het vak heb geleerd”. Sinds kort is hij volledig freelancer en werkt hij als eindredacteur bij de Kanttekening en als redacteur bij Volzin.
Hij is geboren en getogen in Voorschoten. Zijn ouders scheidden toen hij drie was en hertrouwden beide snel. “Ik heb verspreid over twee gezinnen vier jongere broers. In mijn familie was ik de eerste die studeerde en dus ook de eerste die promoveerde. Ik ben niet gelovig opgevoed, dus ik ben zogezegd een bekeerling. Al snel ben ik in de katholieke kerk terechtgekomen, waar ik helemaal thuis ben, vooral in de liturgie.”
Hoe ben je op het spoor van het christelijk geloof terecht gekomen?
“Mijn weg naar het christendom kwam rond het jaar 2000 tot stand via een ontmoeting. Als kersverse student in Groningen had ik afstand van mijn familie en mijn oude school, zo’n typisch elitair gymnasium waar mensen neerkijken op christenen. Want als je intelligent bent, dan weet je gewoon dat God niet bestaat. Dat was ook mijn eigen overtuiging – ik was in die zin een echte ‘exclusivistische atheïst’.
Maar in Groningen ontmoette ik iemand met wie ik al snel bevriend raakte, die domweg intelligenter was dan ik én die ooit een engel had ontmoet. Dat bracht me van mijn stuk. Dat was, zogezegd, mijn Franciscus-ervaring.
Het opende bij mij een deurtje, waardoor ik mezelf voor het eerst serieus durfde te onderzoeken als persoon die mogelijk in relatie staat met God. Ik ben Genesis en het evangelie gaan vertalen in mijn eigen verzonnen taal! En op die manier heb ik elk woord kunnen absorberen en ben ik onder de indruk geraakt van Jezus en van de verhalen over God en zijn volk. Zo is dat begonnen bij mij.”
Waarom besloot je op latere leeftijd, en inmiddels gepromoveerd historicus, nog een studie theologie te gaan doen?
“Ik ben er een beetje in gerommeld. In 2015, het jaar na mijn promotie, was ik zoekende. Welke kant zou mijn carrière opgaan? In die periode bracht het algoritme van Facebook in korte tijd telkens weer reclame in beeld voor de opleiding tot leraar godsdienst aan de Tilburg School of Catholic Theology. Zo kwam ik aan de Universiteit Tilburg te studeren. Maar de situatie werd totaal anders: ik had inmiddels een leuke baan als journalist bij het Nederlands Dagblad, waarmee ik verder wilde. En ik ontdekte dat ik niet helemaal gemaakt ben voor het leraarschap, maar dat theologie wel een waanzinnig boeiende studie is. Dus besloot ik om naast mijn werk in de journalistiek theologie te blijven studeren.”
Waarom koos je voor het thema interreligieuze ontmoeting, wat fascineert je eraan?
“Ik heb altijd al interesse gehad in religie en in hoe mensen in God kunnen geloven. Ik wil de ander begrijpen, die vaak een heel ander leven heeft dan ik. Dat is een van de redenen waarom ik afgestudeerd ben met als richting Afrikaanse geschiedenis. Ontmoetingen spelen daarbij een grote rol. Ik was nooit christen geworden als ik geen waardevolle ontmoetingen had gehad met christenen. De katholieke kerk kwam bij mij in beeld doordat ik katholieke vrienden kreeg. En zo ontmoette ik door de jaren heen ook Joden en vooral veel moslims. Wat mij fascineert is dat je in zo’n ontmoeting te gast bent in iemand anders’ geloof. Dat geloof is op veel manieren herkenbaar, maar tegelijk is het vreemd en nieuw. Ik leer van die ontmoetingen over anderen, over God en misschien ook wel over mezelf. Ik merk dat ik geprikkeld word en groei, als ik in een omgeving ben die buiten mijn comfortzone ligt. Dat kan in de moskee om de hoek zijn, maar ook elders.”
Wat kan het verhaal van Franciscus van Assisi die in 1219 sultan Malik al-Kamil ontmoette, christenen vandaag leren? Kunnen ook moslims – of mensen in het algemeen – hiervan leren?
“In christelijk Nederland hebben we ons de laatste decennia helemaal een slag in de rondte gedialogiseerd. Daarbij ging het vaak om toenadering: de moskee bezoeken, de imam en de dominee die bij elkaar op de thee gaan, of kerken die theologische documenten schrijven over de raakvlakken met de islam. Moslims willen bekeren, of willen vertellen over de waarheid van het evangelie, dat was not done. Er zijn wel clubs die dat ook nu nog willen, zoals Evangelie en Moslims, maar die bevinden zich in de marges. Het idee was: als je op die manier je geloof uitdraagt, plaats je jezelf boven moslims en dan kun je dus geen echte ontmoeting hebben.
Franciscus zet dat idee op z’n kop. Hij ging naar de sultan, hoogstwaarschijnlijk met als doel hem te bekeren. Wellicht om zo een einde te maken aan de Vijfde Kruistocht, die op dat moment volop bezig was. Franciscus ging naar Egypte als missionaris – eigenlijk net als Gert-Jan Segers. Alleen er is één heel groot verschil tussen Segers en Franciscus, en dat is dat die laatste zich in Egypte liet raken door de spiritualiteit van de islam. Franciscus kwam terug met ideeën over vijf maal per dag oproepen tot gebed, naar analogie van de azan. En hij schreef in zijn voorlopige regel een hoofdstuk over ontmoeting met moslims. Eigenlijk de eerste christelijke richtlijn voor dialoog met de islam.
Wat leren we hiervan? Dat een heel stellige christelijke overtuiging geen obstakel hoeft te zijn. De ander willen bekeren? Geen probleem. Mits je jezelf kwetsbaar en nederig opstelt, open bent naar de ander en in grote eenvoud de dialoog aangaat. Franciscaan Louis Bohte doet dat al decennia in Palestina door gewoon op straat naast Palestijnen te gaan zitten en een babbeltje te maken. Je mag je eigen stelligheid meenemen de ontmoeting in, als je maar openstaat voor de mogelijkheid dat die ander misschien juist jou zal bekeren. Met die attitude stond Franciscus voor de sultan. En dat kunnen dus ook moslims leren.
Heel vaak hebben moslims mij gevraagd wanneer ik me tot de islam bekeer. Omdat ze mijn grote interesse zien. Maar ik ben volmaakt happy als katholiek. Als zij geen interesse blijken te hebben in mij, blijft het contact oppervlakkig. Dan mist de wederkerigheid – ook een belangrijk element in ontmoetingen.”
Waarom was dit verhaal niet leidend binnen de RKK als het om interreligieuze dialoog gaat?
“Het mooie van Franciscus is dat hij volstrekt onafhankelijk was in zijn denken en doen. Hij was anarchistisch in die zin, dat hij zich niet liet inkapselen in kerkelijke structuren. Zijn rol was die van profeet. Binnen de kerk, maar buiten de bestuurlijke structuren. Hij wilde zich bijvoorbeeld ook niet tot priester laten wijden. Hij stond tegenover de machten van deze wereld. Ik ken eigenlijk geen heilige die, ook in dit opzicht, zoveel op Jezus leek als Franciscus.

Maar die eigenzinnigheid maakte het voor de kerk ook lastig om iets met Franciscus te doen. Er was continu druk vanuit de katholieke hiërarchie op hem, om zijn beweging met regels en structuren te stroomlijnen. Dat lag Franciscus niet. Zijn eerste regel, die hij afrondde in 1220, was eerder een profetische vorm van prediking dan een concreet bruikbare gedragsrichtlijn. In het zestiende hoofdstuk schreef hij over contact met moslims aan de hand van een vers uit Matteüs 10: “Bedenk wel, ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang en argeloos als een duif.” Daarop volgden twee aansporingen. De eerste is: ga met moslims geen woordenstrijd aan, maar wees onderdanig aan hen omwille van God. En de tweede: als de gelegenheid er is, probeer moslims te bekeren, zodat ze christen worden en zich laten dopen.
Het lijkt erop dat dit de kerk in zijn tijd niet uitkwam. Moslims, daar ging je geen gesprek mee aan, daar stuurde je je leger op af. Franciscus zat op een totaal andere golflengte. Ook zijn broeders lijken hem niet te hebben begrepen. Twee jaar na de eerste regel, kwam er bovendien een andere, definitieve regel, die Franciscus vermoedelijk samen met anderen schreef. Daarin staat zo goed als niets meer over contact met moslims. En dus zijn Franciscus’ woorden al snel in de vergetelheid geraakt.”
Waarom was het verhaal over de ontmoeting tussen Franciscus van Assisi en de sultan ineens een inspiratiebron voor Paus Franciscus?
“Het is niet helemaal ‘ineens’. Meer dan een eeuw geleden heeft vooral de islamoloog Louis Massignon Franciscus’ ideeën over de islam herontdekt. Massignon bezocht Damietta en ging heel ver in zijn toenadering tot moslims. Hij was een van de belangrijkste inspiratoren van Nostra Aetate, hét leidende document in de katholieke kerk voor interreligieuze dialoog. Daarin benadert de kerk andere religies vanuit de raakvlakken, op positieve wijze.
Paus Franciscus is een paus met een programma en dat programma leidt hij af van zijn naamgever. Je ziet het terug in zijn strijd tegen ‘klerikalisme’, de behoefte om de gewone katholiek te luisteren en zijn encyclieken over ecologie en broederschap. Maar dus ook in de behoefte van de paus om moslims op te zoeken. In 2019, achthonderd jaar na de heilige uit Assisi, was paus Franciscus in Damietta. Hij publiceerde samen met grootimam Mohammed al-Tayyeb een document over de broederschap van christendom en islam. Dat was uniek: voor het eerst spreken twee religieuze leiders met één mond, in plaats van ieder afzonderlijk.
Tegelijk heeft paus Franciscus ook af en toe een wat meer kritische boodschap en laat hij zien dat de politieke situatie in de islamitische wereld niet langs hem heen gaat. Hij voert geen ‘kritiekloze’ interreligieuze dialoog, maar gaat echt in gesprek. Ook daarin lijkt hij zich te laten inspireren door Franciscus van Assisi.”
Je maakt onderscheid tussen dialoog en ontmoeting en je hebt het ook over een ‘spiritualiteit van de ontmoeting’ waar een sleutel ligt. Kun je vertellen waarom juist dáár de sleutel ligt om tot begrip en vrede te komen?
“Ik zie ontmoeting als doel, terwijl dialoog misschien eerder een ‘middel’ is. Dialoog is al heel waardevol op zich, omdat mensen bij elkaar komen en iets leren over de ander. Maar bij een ontmoeting ontstaat er iets tussen jou en die ander. Daar kom je tot elkaar en dan doe je niet alleen kennis op, maar je verandert, je komt uit de ontmoeting als een ander mens. De ander heeft je iets gegeven. Ik denk dat iedereen zich zulke momenten kan herinneren, waarin je echt geraakt was door een ander. En de gelovigen onder ons zullen die momenten wellicht ook verbinden aan de ontmoeting met God. Dat is het spirituele aspect. Ik heb God voor het eerst leren kennen in de ontmoeting met een bijzonder persoon, met wie ik nog steeds bevriend ben. Dat gaat echt een paar slagjes dieper dan een ‘dialoog’.”
Je verwijst naar je ervaringen in 2022 in Israël en Palestina, waar je sprak met zowel christenen als moslims. Welke inzichten deed je hier op?
“Ik wilde naar Israël en vooral Palestina, omdat ik mezelf wilde weghalen uit de academische sferen. Natuurlijk, ik ben erg geraakt door wat de Joodse filosoof Martin Buber schrijft over ontmoeting, want hij slaat de spijker op de kop. Maar ik wilde in mijn onderzoek ook de concrete praktijk een plek geven. Ik heb in Oost-Jeruzalem en Bethlehem diverse mensen gesproken. Zoals Louis Bohte, over wie ik al vertelde. En Yousef Khouri, docent aan Bethlehem Bible College, die hard zijn best deed door te dringen tot vijftig studenten shariarecht uit Nablus die bij hem te gast waren. Het lukte hem niet, vond hij. De studenten waren teveel op zoek naar bevestiging van hun ideeën over het christendom als dwaling. Dan blijft ontmoeting uit. Ik sprak met de Joodse Israëliër Ophir Yarden, die moslims, christenen en Joden wil aanmoedigen meer dan alleen vluchtig contact te hebben. Niet alleen ‘even samen humus eten’ zoals hij zegt, en dan je eigen weg gaan. Ontmoeting is investeren.
Ik onderzocht de rol die participatie in elkaars ritueel kan spelen: in Nazareth vierde ik voor het eerst mee in een moskee, bij het begin van de ramadan. Hoeveel potentieel heeft ritueel als ‘vehikel’ om ontmoeting te ‘faciliteren’? Of zit daar toch een grens aan? Ik ben daar nog niet uit. Wat me het meest raakte was de franciscaanse eenvoud van Bohte. Naast een jongen gaan zitten in het stof, een Palestijnse moeder laten uithuilen op je schouder. Dat staat heel ver af van ‘dialoogtafels’, humus eten en thee drinken. Waar ik niet op neerkijk, overigens, maar ik wil méér.
Dialoog kan, zoals activist Rifat Kassis me in Beit Sahour terecht vertelde, mensen ook tegenover elkaar zetten, als ‘dialoogpartijen’. Terwijl ze samen in één land wonen en dezelfde grond delen. Dan moet je elkaar ontmoeten en dat doe je vaak door, heel eenvoudig, samen de handen uit de mouwen te steken om die grond die je deelt een stukje mooier en leefbaarder te maken.”
Hoe kan een spiritualiteit van ontmoeting nieuwe wegen wijzen voor de dialoog tussen christendom en islam, tussen christenen en moslims?
“Ik ben een idealist en neig ernaar, net als Franciscus, om een profetisch geluid te laten horen, los van praktische vragen over haalbaarheid. Kan ik meebidden met moslims in de moskee? Kan ik Mohammed als profeet zien en toch christen zijn? Werkt God in de islam? Sprak God in die grot tot Mohammed? En wat is dan de status van de Koran? Die grote vragen boeien me enorm. En hoe katholiek ik ook ben: ik zie God aan het werk in de islam, in moslims, in Mohammed, in de Koran. Dus ik ontmoet moslims en de islam ook op dat abstracte academische niveau.
Het mooie van Franciscus en de franciscaanse traditie is echter dat die je met beide benen op de grond zet. Met je voeten in het stof. Wat mij betreft wijst hij ons in het heden op twee punten de weg. Ten eerste zegt Franciscus: het is niet fout om je eigen overtuiging uit te dragen en te hopen dat ook moslims daar de waarheid van gaan inzien. De wereld van de interreligieuze dialoog kan erg dogmatisch zijn. Exclusivisten, die een missionair motief hebben, waarschuwen dat al teveel toenadering tot de islam kan leiden tot relativisme en syncretisme. Inclusivisten, die juist dialoog willen, noemen exclusivisten op hun beurt weer onverdraagzaam. Franciscus hield er best exclusivistische denkbeelden op na en leefde in een tijd waarin er extreme polarisatie was rond de islam. Dat lijkt op onze tijd. Franciscus laat zien dat je ook dan nog waardevolle ontmoetingen met moslims kunt hebben, waarin die ander je raakt. Ook God raakte hem: zijn geloof werd verrijkt.
Daarnaast is de eenvoud van Franciscus een prachtige leidraad. ‘Nederig omwille van God’, schrijft hij in zijn regel. Zo moet je als christen moslims tegemoet treden. Acht de ander hoger dan jezelf en handel daarnaar. Ga iets doen. ‘Herstel mijn kerk’, zei God tegen Franciscus – en hij ging een kerkje renoveren. Ik heb in Ghana moslims en christenen gezien die elkaar wilden bekeren en de grootste lol met elkaar hadden. Ik heb in Palestina mooie ontmoetingen gehad. Als journalist mag ik geweldige interviews doen, die me verrijken. Maar een hele scriptie schrijven over ontmoeting, terwijl je je buren niet kent, of niet in een Amersfoortse moskee bent geweest, dat is raar. Dan gaat er iets fout. Die moskee in mijn stad trekt regelmatig de buurt in, bijvoorbeeld om rommel van de straat te halen. Dat is franciscaanse ontmoeting: samen je wijk ietsje mooier maken. Daar moet ik ook zelf constant aan herinnerd worden.”