Wie is Margreet Sanders?

“Ik ben geboren en opgegroeid in Twente. Daar heb ik ook de Pedagogische Academie gedaan. Tijdens mijn studie theologie in Nijmegen heb ik mijn man, Patrick Chatelion Counet, leren kennen. Wij hebben twee intussen volwassen dochters.”

Waarom ben je theologie gaan studeren?

“Tijdens de drie jaar durende opleiding tot onderwijzeres heb ik ontzettend veel geleerd zoals organiseren, plannen, overzien en regelen. Maar ik kwam ook tot de ontdekking dat ik niet voor de klas wilde staan! Ik volgde vooral de creatieve vakken en daar kon ik veel gevoel in kwijt. Ook schreef ik me in voor een extra aantekening catechese. De lerares die zelf gestudeerd had in Nijmegen zette mij op het spoor van de theologie. Ik deed bij haar onderzoek naar waarom mensen geloven en schreef een werkstuk over vormen van volksdevotie, hekserij en Transcendente Meditatie.

Ik herinner me dat mijn vader meeging naar een meeting over TM want hij wilde zijn dochter natuurlijk niet kwijt aan een of andere sekte. Deze interesse bracht mij naar Nijmegen waar ik me inschreef bij de Faculteit Theologie.

Ik moest daar heel wat jaren ploeteren, Latijn en Grieks inhalen, mezelf door de systematische theologie heen worstelen, en pas bij het doctoraal kon ik mijn oude liefde weer oppakken. Ik studeerde af bij de vakgroep Spiritualiteit op de teksten van Bernadette Soubirous over de verschijningen in Lourdes en vergeleek deze met andere mystici. Welke ervaringen ondergaan zij? Hoe beschrijven ze deze? Hoe worden zij geraakt door het heilige?

De afgelopen dertig jaar heb ik binnen diverse pastorale settingen met jongeren gewerkt, van brave communicantjes tot criminele boefjes. Mijn skills als juf kwamen daarbij goed van pas zoals misschien ook in de verhalen te lezen is.”

Waarom koos je ervoor om in de gevangenis te gaan werken? En waarom is geestelijke verzorging zo belangrijk in de gevangenis?

“Een paar jaar geleden bezocht ik via mijn vrijwilligerswerk voor de scholengroep van Amnesty International een TBS-kliniek. Mijn collega en ik waren uitgenodigd om over mensenrechten te spreken en ook over recht en onrecht in de gevangenis. De mannen die daar zaten hadden zware misdrijven gepleegd, levensdelicten.

Margreet S (nadine ancher)
Margreet Sanders Beeld door: Nadine Ancher

Ik werd getroffen door de gesprekken aan tafel. In deze gesprekken met mannen die waarschijnlijk nooit meer op vrije voeten zouden komen, kwam het leven ter sprake zoals ik er nog zelden tegenaan gekeken had. Als iets wat niet vanzelfsprekend is en elke dag moet worden gewonnen. Ik werd op mijn geloof aangesproken zoals ik al lang niet meer aangesproken was. Een gedetineerde liet mij zijn cel zien, vol Mariabeelden. Hier is overgave en geloof, dacht ik, en daar wilde ik meer van weten.

Toen ik gelegenheid kreeg een geestelijk verzorger te vervangen in een jeugdgevangenis, twijfelde ik geen moment. Later kreeg ik dus de kans om te gaan werken in een vrouwengevangenis. Wat me opviel, en waar ik nog altijd van onder de indruk ben, is dat geloof zo’n belangrijke rol speelt in het leven van gedetineerden. Ik hoef bijna geen enkele moeite te doen om het geloof ter sprake te brengen.”

Waarom heb je dit boek geschreven? En waarom koos je voor deze opzet waarbij ook allerlei verschillende deskundigen aan het woord komen?

“Gaandeweg groeide de behoefte om de jongeren binnen de muren een gezicht te geven. En dan vooral hun gevoelens, hun kijk op de wereld, hun worstelingen. De ervaringen werden verhalen. Mooie verhalen, gesprekken over geloof, hoop en liefde. Gesprekken over de Bijbel, Jezus. ‘Waarom bidt Jezus zo weinig?’, vroeg een moslim een keer toen hij deelnam aan een Bijbelgroepje. Misschien wel meer dan vijf keer per dag heb ik hem geantwoord, want hij is voortdurend in gesprek met God. ‘Mag ik wel in uw viering komen als ik ongesteld ben?’, vroeg een meisje mij. Voor Jezus is niemand onrein, heb ik haar verteld. Weer een andere jongen vroeg mij; ‘Als ik een kaarsje aansteek, ziet mijn (overleden) vader dat dan?’. Dat heb ik niet ontkend. Heel vaak gaan de gesprekken over hoop en spijt: “… ik ga het anders doen…”). “Voor wie wil je een kaarsje aansteken?”, vroeg ik een keer aan een jonge jongen. “Voor het slachtoffer van mijn delict,” antwoordde hij met tranen in zijn ogen.

Ik heb professionals op mijn verhalen laten reflecteren omdat ik benieuwd was naar hun commentaar en hun professionele visie. Als pastor werk je nogal geïsoleerd. Bovendien had ik nog wel iets bij te leren over recht en psychiatrie. Ik vroeg hen te reageren vanuit hun eigen werkveld en vanuit de deugdenleer. Uit de reflecties bleek dat ondeugden soms ook iets deugdelijks hebben. Zo kan woede functioneel zijn, en lust kan liefde zijn. Wit is niet altijd wit en zwart niet altijd zwart. Misschien is dat een goede reden om het boek te lezen.

Uit de reflecties spreekt hetzelfde mededogen en dezelfde medemenselijkheid die ik in mijn verhalen aan de dag wil leggen. Daders zijn vaak ook slachtoffer en je hebt er niets over te zeggen uit welk nest je komt. Uit de reflecties blijkt soms het falen van de overheid tegenover de kracht en weerbaarheid van de jongeren. Hoeveel onbezonnenheid kun je een puber kwalijk nemen en wanneer is het tijd te straffen en hoe straf je dan? Ik heb geleerd dat de jongeren hoop houden zolang er iemand is die van je houdt en iets in je ziet!”

De titel van je boek triggert. Gaat het jou erom gedetineerden in God te laten geloven? Hoe zie jij dit, waar gaat het uiteindelijk om?

“De titel van het boek verwijst naar een ervaring die ik had met een gedetineerde jongere die toen hij pas was binnengebracht met niemand wilde spreken, zelfs niet met zijn advocaat. Toen ik hem ophaalde voor een gesprek ging hij tot mijn verrassing meteen mee en toen ik vroeg waarom hij met niemand wilde spreken, maar wel met mij meeging, zei hij: ‘Voor God kom ik mijn cel uit’.

F6506179-8045-4678-87BC-D2C1A83F4C5D
Margreet Sanders tijdens de boekpresentatie Beeld door: Nadine Ancher

De suggestie dat ik gedetineerden het geloof of God opdring, is onjuist. Meestal is het andersom. De jongeren getuigden van hun geloof en vertelden mij daarover. In detentie groeide hun geloof en werd alleen maar sterker, viel mij op. Geloof en hoop gaan hand in hand. Zij geloofden in zichzelf. Ze geloofden in de liefde van hun moeder, hoe verrot die relatie soms ook was. Ze geloofden in de verkeerde leiders wat vaak de reden was waarom ze vastzaten. Ze geloofden in de kracht van gebed – ‘Kunt u mij vrij bidden?’ -, en in de kracht van de Bijbel – ‘Welke bladzijde ik ook open sla, het gaat altijd over mij’ – en in de rozenkrans die ze aan hun muur hingen, liefst lichtgevend, ‘glow in the dark’.

Over dit geloof vertelden ze en op deze spiritualiteit borduurden we verder. Zij kwamen mij vertellen wat ze geloofden en ik hielp hen dat te duiden of te verdiepen door middel van rituelen. Dat is wat een geestelijk verzorger doet. Opdiepen wat verborgen ligt. Bij mensen in detentie, merk ik elke dag weer opnieuw, komt het geloof eerder aan de oppervlakte.”

Wat leer jij zelf van (jonge) mensen die gedetineerd zijn?

In de meer dan twee jaar dat ik nu binnen de muren werk, heb ik mijzelf opnieuw moeten uitvinden. Door de Niemanders, een rockband die veel in gevangenissen optreedt, wordt gezegd: ‘Binnen past geen enkele sleutel’. Ik werkte in parochieverband bijvoorbeeld al jaren met zogeheten Kletskopkaarten om jongeren aan het praten te krijgen. ‘Wat is je lievelingseten?’. ‘Wat draag je altijd bij je?’. ‘Welke film vond je mooi?’. Geen van deze kaarten klopte met de werkelijkheid waarin gedetineerde jongeren opgegroeid waren! De een zei dat zijn moeder nog nooit gekookt had. De ander dat oma geen geld had voor de bioscoop. En weer een ander dat hij nog nooit iets voor zichzelf gekregen had “… behalve een kruisje om mijn nek, maar dat hebben ze hier bij de poort ingenomen…”. De vertrouwde kaders om een gesprek te voeren moest ik loslaten. Niet ik, maar zij geven aan waar we staan. En daarop beweeg ik mee.

Ik probeer diepgang in die beweging te brengen en waar het kan probeer ik het leed te verzachten. Wat ik vaak ervaar, is de enorme veerkracht, de mogelijkheid om altijd ergens weer een oplossing of een mogelijkheid te zien, de dankbaarheid voor kleine dingen, iemand die zijn sigaretten deelt of een lief kaartje maakt. Er is altijd hoop dat het goed komt, ooit. Bij de jongeren althans. In de vrouwengevangenis ervaar ik vaak ook berusting en wanhoop.

Tegelijk ervaar ik bij iedereen de wens om van betekenis te zijn. Kaarsen worden altijd aangestoken voor anderen. Voor familie, voor mensen in oorlogssituaties, voor slachtoffers, voor zieken. Natuurlijk stuit ik ook op egoïsme, maar wat mij het meeste treft zijn de daden van altruïsme. In de jeugdgevangenis ontmoette ik een meisje dat spaarde van haar geringe verdiensten en dit geld naar haar moeder stuurde. De mannen in de TBS destijds kookten voor ons een maaltijd en maakten het geld over naar een goed doel.”

boekcover

Wat wil je tenslotte nog delen of vertellen?

“Wanneer ik buiten de gevangenis vertel over de vele jongeren en vrouwen die de vieringen bezoeken, reageren mensen soms wat cynisch: ‘… ja dat doen ze natuurlijk omdat ze dan uit hun cel mogen’. Behalve dat het in werkelijkheid niet zo is, want ze kunnen in dat uur ook iets heel anders buiten hun cel gaan doen, is het tegendeel waar. Ik constateer dat de vieringen echt iets voor hen betekenen. Hoewel ik door de coronatijd geen gebruik kon maken van de te kleine kapel en de gymzaal tot kerk heb omgebouwd met het kruis onder het omhooggetrokken basketbalnet, is het tijdens de vieringen meestal doodstil, wordt er geknield, met opgeheven handen gebeden en vaak ook hartstochtelijk gehuild.

De ruimte waar we vieren – en het geeft dus niet wáár – is in zichzelf heilig. ‘Je bent in het Huis van God’, zeg ik en iedereen respecteert dit als vanzelfsprekend. Het bezoeken van een dienst, viering of gespreksgroep heeft alles te maken met het zoeken naar verbinding. Met zichzelf, met elkaar, met God. In je eentje op je cel zitten geloven is niet anders dan sommige parochianen die ik ontmoet: ‘Ik ben wel gelovig, maar ik doe er niet zoveel mee’. In de gevangenis weet je dat geloven niet alleen iets met jezelf te maken heeft; het doet ertoe waar en met wie en met welke intentie je er bent. Geloof, zoals ik het hier aantref, heeft alles te maken met de blik die je naar de werkelijkheid hebt. Het is prachtig verwoord in een lied van Huub Oosterhuis, ‘Lied van alle dagen’:

115EBC24-95BD-49C7-A82B-718532C68659
Margreet Sanders Beeld door: Nadine Ancher

Nooit hoorden wij
andere stemmen dan de onze.
Nooit waren er handen die doen
wat handen niet kunnen,
nooit andere
goddelozer mensen dan wij.

Maar er was daglicht,
alle dagen, wat ook gebeurde,
alsof wij liepen
over een onzichtbaar weefsel
boven de afgrond gespannen,
dat niet scheurde.

Nooit werd iemand
weggetild uit de tijd.
Maar soms even
wordt lijden opgeschort
of dragen mensen het samen
zo zouden wij moeten leven.

Het eerste couplet raakt onze goddeloosheid. We zien het niet. In het tweede couplet wordt de werkelijkheid vanuit gelovig perspectief geduid: er is licht. Het derde couplet bevat wat je zou kunnen zeggen mijn motto: als je vastzit kan geloof het lijden even opschorten of kun je het met anderen dragen.

Als ik een viering voorbereid neem ik meestal de Bijbellezing van de zondagsvieringen. Die bespreek ik met de gedetineerden, ik luister naar hun gevoel, hun woorden en hun hoop. Bij de viering later geef ik deze weer terug. Leven in een gevangenis geeft sommige Bijbelteksten intense betekenis. ‘De andere wang toekeren’ klinkt heel anders als je het middelpunt van geweld bent in een cellenruzie. ‘Vergeef ons onze schuld’ komt anders binnen als je net iemand bewusteloos hebt geslagen. De wereld staat hier vaak op zijn kop.

Toch ben ik ervan overtuigd dat Jezus in deze wereld gekomen is precies voor deze mensen. Voor verschoppelingen, geknakte en kapotte mensen, mensen aan de rand van de samenleving, hoeren, criminelen. God geeft je altijd een tweede kans, houd ik hen voor. Maar alleen jij kunt die kans grijpen.”

Voor God kom ik mijn cel uit. Verhalen uit een jeugdgevangenis. Margreet Sanders. Paperback, 144 pagina’s. Berne Media, 2022. Meer informatie.

Theo Brand-2

Theo Brand

Eindredacteur

Theo Brand is journalist en politicoloog en werkt bij Nieuw Wij als eindredacteur. Religie, levensbeschouwing en politiek zijn …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.