Marije ontvangt me hartelijk en geeft me eerst een kleine rondleiding door haar knusse stadje Weesp en het imposante oude kerkgebouw waar ze ’s zondags preekt voor de Protestantse Gemeente. Wie is deze jonge vrouw vol compassie voor haar medemens? Wat is haar achtergrond en wat bezielt haar?
1. Waar kom je vandaan?
Marije Hage: “Ik ben geboren op het eiland Goeree Overflakkee, in Zuid-Holland. Mijn vader was predikant – hij is nu met pensioen – en had zijn eerste gemeente in Stad aan ‘t Haringvliet.
Ik heb daar tot mijn vierde gewoond, en toen zijn we naar Maasland gegaan, omdat mijn vader in die plaats werd bevestigd als predikant. Tijdens mijn puberteit woonden we in Woerden en van daaruit studeerde ik vanaf mijn 17e geschiedenis. Op mijn 19e ben ik naar Kampen gegaan om theologie te studeren. Ik ben dus eigenlijk een soort nomade, ik heb niet echt wortels.”
Hoe was/is dat voor jou?
“Ik weet dat ik van Maasland naar Woerden verhuizen niet leuk vond, maar ik was ook wel weer snel gewend en kreeg weer nieuwe vriendjes en vriendinnetjes. Ik wist niet beter, maar ik denk wel dat het je anders in het leven zet. Ik denk dat ik me heel erg bewust ben van zowel de tijdelijkheid van dingen als van de enorme waarde van het moment. Ik kan me ook op veel plekken thuis voelen.”
Van welke kerk was je vader eigenlijk predikant?
“Haha, dat heb ik lang niet geweten. Pas toen een gereformeerd vrijgemaakt vriendje het me vroeg, kwam ik erachter. Mijn vader was predikant in de Gereformeerd Synodale kerk. Niet heel streng, maar de jaren ‘8o waren natuurlijk wel anders dan nu.”
Hoe was dat qua normen en waarden?
“Ik heb wel iets meegemaakt van het ‘glazen huis’-idee wat mensen vaak hebben bij een predikantsgezin. Ik realiseerde me achteraf pas dat het een hele bijzondere ervaring is dat veel mensen jou kennen (als dochter van de dominee), maar dat jij niet van iedereen weet wie zij zijn.”
Voelde je je daardoor bekeken?
“Dat gaf als kind wel een apart gevoel ja, bij vlagen wel. En hoewel je niet anders kent, moet je wel leren om daarmee om te gaan. En dat heeft alles te maken met leren om jezelf te zijn.”
2. Waar sta je nu?
Je geeft aan dat je moest leren om jezelf te zijn. Kun je daar iets over vertellen?
“Ik denk dat ik 10 jaar geleden, toen ik net klaar was met de universiteit, vooral heel veel dingen níet wist. Dingen met betrekking tot zelfzorg, en dan bedoel ik niet je eitje bakken of de was doen, maar innerlijke zelfzorg.
Thuis raken bij jezelf is echt een ontdekkingstocht. Wat zit er eigenlijk allemaal in mij, wat doet zich aan, wat voel ik allemaal? En dat er dan laten zijn. Als je voor jezelf een ‘thuis’ kunt zijn, kun je ook een ander ontvangen. Zonder iets te hoeven en zonder dat je jezelf verliest. Ik heb dat wel echt moeten leren, ook beroepsmatig trouwens.”
Vertel…
“Ik wist dat er veel vooroordelen waren over het predikantschap en die had ik zelf ook. Dat had ook te maken met een zekere jeugdigheid en rebellie. Ik moest eerst mezelf worden en daar een zekere rust in vinden en daardoor kon ik op een gegeven moment tot op hoge mate schijt hebben aan mensen.
Naarmate ik in mijn predikantsrol groei, merk ik dat ik er steeds meer bewust voor kies. Ik vind het nu juist een mooie rol, waarin ik merk dat ik ontzettend veel kan geven. Ik leef nu veel maar vanuit de vraag wat ik kan betekenen in juist deze rol, in dit jasje, en ik zie mezelf op die manier als instrument.
Ik ben ook meegegroeid met het zichtbaar zijn. Eerst was er verzet, maar nu maak ik juist gebruik van deze positie. Ook wat ik op Facebook doe, heeft te maken met zichtbaar zijn. Ik wil daarmee mensen iets geven en tegelijk mezelf nog meer de vrijheid in schrijven.”
3. Hoe ga je om met verschil van inzicht?
Ook als je thuis bent bij jezelf, heb je te maken met andere mensen. Hoe ga jij om met verschillen?
“Mijn vriend is heel anders dan ik. Toen ik verkering met hem kreeg, opende zich een voor mij totaal nieuwe wereld, met daarin ook een stiefdochter en een pleegzoon. Dat maakte dat ik moest leren samenleven met mensen die volledig anders zijn dan ik. Op zo’n intiem niveau met radicaal andere karakters samenleven als samengesteld gezin was een totaal nieuwe ervaring voor mij en heeft me heel veel geleerd.”
Wat leerde je bijvoorbeeld?
“Dat je ver komt als je elkaar je goede wil toont en dat je een ander niet kunt dwingen om hetzelfde te zijn als jou. De ander is anders en dat is ook mooi.
Oké, als er over een grens gegaan wordt, op zo’n manier dat het letterlijk of figuurlijk pijn doet wat een ander aan anders zijn brengt, dan mag je daar natuurlijk ‘nee’ tegen zeggen. Maar dingen naast elkaar laten bestaan kan heel verrijkend zijn. Ik ben een andere persoon geworden doordat ik andere mensen ben tegengekomen.
Dat je zelf ook niet statisch bent, vind ik nog steeds een heel mooi idee. Wij hebben nu bijvoorbeeld een kleine ontmoeting, maar straks zijn we allebei een beetje anders geworden.
De ander is altijd de ander. Ook wanneer je veel op elkaar lijkt. Je kunt de ander nooit helemaal bevatten of ‘hebben’. Daardoor blijven dingen stromen en dat vind ik echt heel mooi.”
4. Hoe probeer jij een ‘goed mens’ te zijn?
“Ik ben ermee opgehouden om dingen zo goed mogelijk te doen. Het hoeft allemaal niet goed of perfect. En ik vind het ook belangrijk om dat aan mensen over te brengen. Het is voor sommige mensen heel fijn om te horen dat het echt al lang goed genoeg is. Er zijn mensen die zo gebukt gaan onder het gevoel dat ze constant hun best moeten doen. Het kan een enorme opluchting geven te lezen of te horen dat je al goed genoeg bent.”
Wil je ontspanning, acceptatie en troost te brengen?
“Ja, ik merk dat daar behoefte aan is. Het leven gaat best wel snel en er worden hoge eisen gesteld. Daar kan niet iedereen aan voldoen en dat zou ook niet móeten.
Daarin vind ik het ook fijn om predikant te zijn. Ik wil een plek bieden. Letterlijk en figuurlijk. Even op adem kunnen komen. De vitaliteit van het leven weer voelen. Uit de waanzin van elke dag. Thuiskomen.
En dan bedoel ik nog niet eens letterlijk in de kerk. Hoewel dat een prachtig gebouw is, zoals je net zelf hebt kunnen zien, en het een eer is om deze ruimte te hebben. Ik bedoel het breder. Ik zoek steeds dat omgekeerde perspectief. In plaats van steeds sneller hollen, vertragen en vaker stil staan. Dat perspectief zie je ook in kunst en in gedichten, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Hebben en zijn’.
Het zit ook in verhalen, denk aan het verhaal van de wonderbare spijziging. Daar komt een jongen -ik denk dat het niet voor niets een kind is- met 5 broden en 2 vissen aanzetten, wat volgens de volwassenen nooit genoeg kan zijn. Maar het is wél genoeg. Dat is het wonder van anders kijken. Van ogen die open gaan.”
Zijn jouw ogen open?
“Hahahaha! Neeeee, ik zou dat echt niet van mezelf willen zeggen. Ik ben niet bijzonder of anders of verder. Ik ken bijvoorbeeld de man die dáár staat niet. Wie weet wat hij allemaal heeft meegemaakt en ziet. Dit is alleen maar mijn bijdrage aan het leven. Ik geloof niet in verlichting of zo. Het maximale is volgens mij gewoon erkennen dat je mens bent en daar vooral niet bovenuit stijgen.”
5. Krijg je erkenning/waardering voor wat je doet?
“Ja, ik krijg heel veel waardering. Ik doe bijvoorbeeld ook afscheidsdiensten en dat is heel dankbaar werk. Waardering vind ik heel fijn. Erkenning is iets anders. Ik geloof dat ik dat niet meer zo belangrijk vind. Dat heeft ook te maken met minder hechten aan wat anderen van je denken.
Op een vreemde manier heeft Facebook daarbij geholpen, omdat dat zo’n snelle wereld van likes en verdamping van likes is. Ik merkte in het begin dat ik die likes wel leuk vond. Ik betrapte mezelf erop dat ik dan iets wilde maken dat mensen nóg fijner zouden vinden. Dat inzicht gaf me de kans om er doorheen te groeien en weer af te stemmen op waar ik het écht voor doe.
Ach, en misschien zijn het ook wel cirkels en blijf ik af en toe gewoon een schouderklopje nodig hebben.”
6. Wat kost het je om te doen wat je doet?
Heeft de predikantsrol ook nadelen voor je? Ik kan me voorstellen dat je dan bijvoorbeeld niet stomdronken over de markt kunt lopen?
“Haha, ja dat kan wel, de dominee is ook maar een mens. Ik houd alleen niet zo van drank, haha!
Ik ben iemand die dingen heel intens doet en beleeft, dus ik moet wel keuzes maken. Als ik bepaalde dingen voor m’n werk moet doen, dan heeft dat invloed op mijn gezin. Mijn partner moet wel achter dit beroep staan. Het is natuurlijk ook veel avond- en weekendwerk.
Ik ben een instrument, maar het kost me wel de energie van het instrument zijn. Toch kies ik hier heel bewust voor.”
7. Wat motiveert je om door te gaan?
Waarom blijf je dit doen? Waarom sta je elke dag weer op om dit leven te leven?
“Omdat ik van mensen houd. Dat is al genoeg voldoening, maar ook omdat ik gewoon – niet alle dagen – als ik opsta het gevoel heb dat ik wat te geven heb en dat het zonde zou zijn om dat niet te doen. Ik ervaar een soort overloop, als een overkokend melkpannetje, een surplus. Wat het precies is weet ik eigenlijk niet. Je zou het ‘liefde’ kunnen noemen of in meer kerkelijk jargon: ‘God’… ik weet niet… Snap je wat ik bedoel?
Volgens mij is dat wat zin aan mijn leven geeft. Geven vanuit het besef dat ik ook alles heb gekregen.”
Een zeer interessant interview.
Goede vragen — de juiste vragen op dat moment — die sturen in een richting waarin ‘mooie’ antwoorden gegeven kunnen worden. Er wordt door de geïnterviewde als het ware een inkijk en uitleg in en van haar denken gegeven; m.i. is Marije in haar antwoorden hier toch wel overwegend contemplatief en erg wezenlijk. Voor mij worden de juiste snaren geraakt.
“Na de ontmoeting zijn beiden een beetje anders.”
Erg mooi filosofisch verwoord..