Monumentale wandkleden van Jongstra hangen in het museum MoMA in New York, het Victoria & Albert Museum in Londen, het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum in Amsterdam en ze maken deel uit van diverse privé- en bedrijfskunstcollecties. Jongstra maakt ook wandvullende kunstwerken voor de aankleding van gebouwen. Voorbeelden daarvan zijn te zien in het Fries Museum, het Provinciehuis in Leeuwarden, de Openbare Bibliotheek Amsterdam en het Museum of Modern Arts in San Francisco. Claudy Jongstra werd in 2019 gekozen tot Kunstenaar van het Jaar.
Jongstra’s favoriete materiaal is wol. Ze vervaardigt daar inmiddels zo’n veertig jaar haar kunst mee. Jongstra werkt met vachten van in Friesland gehouden Drentse heideschapen en met wol van merinoschapen van de ranch Dehesa La Rinconada in Spanje. De wol wordt door Jongstra en haar medewerkers op ambachtelijke wijze vervilt en geverfd. Busson voorziet de werkplaats in Spannum van natuurlijke verfstoffen, gedestilleerd uit planten die zij verbouwt in de eigen tuinen in Húns. Jongstra gebruikt ook verf afkomstig uit Brabant, België en – binnenkort – Engeland.
Hoewel de recepten voor Jongstra’s verven dateren uit de middeleeuwen en zij zich laat inspireren door de wijze waarop in die tijd werd samengeleefd, wil zij niet terug naar vroeger. “Maar we kunnen er wel veel van leren. Waarom kun je niet afspreken dat één iemand het brood bakt voor een straat of een heel dorp? En dat iemand anders jam maakt voor iedereen. Een wiskundeleraar met pensioen kan best voor een zelfgemaakt potje jam bijles geven in de wijk. Al die commerciële huiswerkklassen zijn toch bullshit.”
“Wij laten in Spannum en Húns elke dag zien dat het anders kan. Iedereen zegt hier hoi tegen elkaar. Je wordt hier gezien en gerespecteerd. Het is essentieel, dat je op lokaal niveau met je naaste buren goed samenleeft en zaken deelt. Je ziet nu al op diverse plaatsen in Nederland dat mensen hun eigen stroomnetwerken aanleggen en die stroom met elkaar delen. Als dat lukt, waarom zou iets anders dan niet ook lukken? Je bouwt een nieuw wij op door te delen en samen te werken. Het kan, als de wilskracht er is.”
“Als je erkend wordt in wie je bent en als mensen intensief samenwerken, dan geeft hen dat een gevoel van zelfrespect. Ik heb het niet over anarchie, maar we zijn in Nederland de balans kwijt. We doen niets meer met elkaar. We zijn zo zelfzuchtig geworden als maatschappij. De huidige periode van donkerte is waarschijnlijk nodig, maar ze gaat ook weer voorbij. We kunnen daar zelf stappen in zetten. Je bent niet afhankelijk van grote politieke beslissingen en mensen hoeven niet tegenover elkaar te staan.”
Haar successen kwamen Jongstra niet aanwaaien. Ze heeft er hard voor moeten knokken. “Ik ben geboren in het Limburgse dorp Echt, in de buurt van Roermond. Ik heb daar tot mijn achttiende gewoond in een rijtjeshuis in een eenvoudige buurt, waar om vijf uur de rolluiken naar beneden gingen en alle tuinen betegeld waren, behalve die van mijn ouders. Mijn vader was werktuigbouwkundig ingenieur. Hij kwam uit een gegoede familie die uit Friesland was verhuisd naar Limburg om in de hele provincie gasleidingen aan te leggen.”
“Bij mijn vader thuis hadden ze personeel en hij volgde pianolessen. Dat was wat in die tijd. Mijn moeder komt uit een boerengezin. Een echte jagersfamilie. Haar vader was keurmeester van vlees. Alles draaide in het grote gezin om eten. Alleen haar broers mochten studeren. Een broer schopte het tot lid van de Eerste Kamer voor het CDA. De meiden moesten naar de huishoudschool. Mijn moeder heeft lang als dienstbode gewerkt bij rijke families. Toen haar vijf kinderen waren geboren, is zij gestopt met werken.”
“Ik heb een oudere zuster en drie jongere broers. Mijn vader heeft gestudeerd in Delft. Na een tijdje in het bedrijfsleven te hebben gewerkt, vond hij een baan in het onderwijs. Hij koos voor mijn moeder en zijn gezin. Mijn vader werd eerst wiskundeleraar en later rector op de middelbare school in Echt. Hij was een enorme bèta, mijn moeder een enorme alfa. Van mijn vader heb ik geleerd hoe je strategisch kunt handelen. Hij was zeer actief in het verenigingsleven, deed veel vrijwilligerswerk en kende alle lokale politici.”
“Van mijn moeder heb ik de liefde voor kwaliteit en vakmanschap meegekregen. Zij had een heel goed gevoel voor materialiteit: ze maakte zelf onze kleding, zo verfijnd dat het bijna haute couture was. Niets was goed genoeg voor ons, maar ons gezin was wel een complex gezin door de psychische problemen van mijn zus en andere persoonlijke trauma’s. Die moeilijkheden zorgden ervoor dat ik me niet in vrijheid en met voldoende ruimte heb kunnen ontwikkelen. Er waren altijd andere dingen belangrijker. Dat heeft mij enorm beknot.”
“Ik maakte ook al jong zelf mijn kleding, van de mooiste stoffen. Zelf je kleren maken deed iedereen in mijn jeugd, dat was een deel van mijn opvoeding. Materieel heeft het ons aan niets ontbroken, maar goede gesprekken aan tafel heb ik gemist. Mijn broers waren stevige debaters. Hun debatten gingen steevast over wie iets het beste wist, maar de gesprekken leidden nergens toe. We stonden altijd tegenover elkaar en het resultaat waren frustraties, boosheid, ontploffingen en kwaad weglopen. Er werd niet echt gepraat.”
“Ik was het vervelende kind dat te moeilijke vragen stelde. Bijvoorbeeld waarom we zo vaak vlees aten. Ik was nieuwsgierig naar hoe dingen werkten, wilde zaken begrijpen. Ik zocht de randen op. Aan de keukentafel was ik altijd in de oppositie. Mijn zus was een enorm braaf iemand. Ik was de eerste puber die de deur uitging. Ik kreeg het flink voor mijn kiezen. Ik had een vriendin en dat kon natuurlijk niet in Limburg. Ik moest bij de pastoor komen. Er werden afspraken gemaakt over hoe ik mijn leven moest inrichten, want ik leefde in zonde.”
“Het was allemaal zo verschrikkelijk katholiek. Ik ben toen min of ondergronds gaan leven. Ik was dol op mijn vader en moeder maar het was wel topsport om in dat dorp Echt te overleven. Je was anders, dus was men onvergeeflijk, onverdraagzaam, veroordelend en wees men met de vinger. Ik wilde recht doen aan mens en aarde en twijfelde tussen rechten gaan studeren of de kunstzinnige richting opgaan. Uiteindelijk heb ik gekozen voor de kunst hoewel ik geen portfolio had.”
“Na de middelbare school heb ik daarom een jaar lang met ijzeren discipline elke dag acht uur lang getekend. Dat vergde veel doorzettingsvermogen. Perspectief op studiemogelijkheden kreeg ik niet. Naar open dagen gaan was bij ons thuis niet im frage. Iedereen ging naar het technisch onderwijs of volgde een studie in de buurt. Ik koos voor de kunstacademie in Utrecht, waar mijn vriendin woonde. Hoewel ik geen rechten heb gestudeerd, ben ik wel een advocaat van de aarde geworden. Daarom doe ik wat ik doe.”
“Ik heb aan den lijve ondervonden hoe het is om niet rechtvaardig te worden behandeld. Ik voelde me vaak buitengesloten. Dat heeft me gevormd. Helaas was de kunstacademie een nare, onveilige setting, met vormen van autoriteit waarover ik een boekje kan opendoen. Ik had een zwaar Limburgs accent, ik kwam van het platteland, ik was helemaal niet hip. Er werd naar je gekeken. Zelfontplooiing in een veilige context? Nee, het was intens overleven. Je creativiteit in volle vrijheid ontdekken? Nee, het was nooit goed genoeg.”
“Je werd niet gestimuleerd. Bij de presentaties kreeg ik te horen: let op je accent. Poeder je neus. Er werkten zeker aardige docenten maar de meesten waren zeer intimiderend en arrogant. Dat gedrag zou nu niet meer geaccepteerd worden.” Jongstra specialiseerde zich in mode. “Toen men het vertrouwen kreeg dat ik wel iets kon, kwam er wat meer mildheid. Maar ik heb lang op blaren gelopen. Na de academie ben ik, heel naïef, in mijn eentje een klein label gestart met mooie kwaliteitskleding. De wereld was daar niet klaar voor. En dat is ze eigenlijk nog steeds niet.”
Claudy ging toch met haar collectie de boer op. Ze kwam iemand tegen van een klein familiebedrijf in Utrecht, dat confectie maakte. “Daar ben ik toen gaan werken terwijl het eigenlijk alles was wat ik niet wilde. Maar ik heb er wel veel van opgestoken. We produceerden acht collecties per jaar, maar ze werkten er alleen met polyester stoffen. Ze brachten troep op de markt. De kleding lieten ze maken in confectie-ateliers met erbarmelijke arbeidsomstandigheden. Mij betaalden ze niet. Ik moest ‘s avonds kantoren schoonmaken om mijn geld te verdienen.”
“Ik was bleu. Ik dacht: ze bedoelen het goed. Ik slikte hun zoete koekjes. Maar dat ze me niet konden betalen, was natuurlijk een smoes.” Jongstra zag kansen zich in de kijker te spelen toen er een grote opdracht van de Bijenkorf binnenkwam. “Ik mocht alle etalages van het Amsterdamse warenhuis inrichten met als thema ‘bijen’. Ik ben zelf imker, dus ik vond het een mooi thema. Ik heb mijn hele familie opgetrommeld om me te helpen. Het was een waanzinnige klus.” Hulp van het familiebedrijf kreeg Jongstra niet en haar naam werd nergens genoemd, maar ze ging de uitdaging toch aan. “Zo’n opdracht krijg je maar één keer in je leven”
Toen zij over het werk voor de Bijenkorf werd geïnterviewd door een journalist van het Utrechts Nieuwsblad vertelde Jongstra wat er aan de hand was bij haar werkgever. ”Die journalist was woedend over het feit dat ik onbetaald keihard moest werken – en dat niet eens onder mijn eigen naam. Na het interview was de relatie met mijn werkgevers natuurlijk kapot. Het bedrijf moest verhuizen want de hele wijk was klaar met die lui. De journalist in kwestie bepaalde onbedoeld de afslag die ik moest nemen in mijn leven. Hij bereidde een weg voor me.” Betere tijden braken voor Jongstra aan toen zij de mogelijkheden van het materiaal wol nader leerde kennen.
“Wol geeft warmte en bescherming. Alle metaforen die je erbij kunt bedenken, passen mij als een jas. Het was afzien voor mij in die tijd, maar wol heeft voor mij helend gewerkt. Ik voel een enorme verwantschap en verbondenheid met wol, net als onze voorouders uit het noordelijk deel van Europa. Wol heeft mij alles gebracht. Werken met wol maakt je mild. Ik ben ook wel blij met wat er vroeger gebeurd is. Anders had ik misschien water bij de wijn gedaan. Maar ik heb nooit concessies gedaan. Ik leef ook samen met een purist. Bij Claudia moet alles altijd honderd procent kloppen.”
Jongstra en Busson kregen ieder een kind. De broers Jesk en Eabel zijn inmiddels volwassen. “We vormen met zijn vieren een gewoon gezin, maar toen wij onze kinderen kregen was dat nog niet normaal in Nederland. Juridisch was het ingewikkeld om elkaars kind te adopteren en je moest er ook nog voor betalen. Bovendien moest je voor de wet aantonen dat je goed kon opvoeden. Dat is gelukkig allemaal niet meer zo.”
Jongstra en Busson hebben nooit spijt gehad van de keuze voor Friesland als plek om te werken en te wonen “We hebben de mensen hier leren kennen als betrokken, betrouwbaar, loyaal, open en vriendschappelijk. Ze vroegen in het begin op de man af: wie zijn jullie, wat doen jullie, waar komen die kinderen vandaan? En toen dat duidelijk was, was het klaar. Dat was zo’n opluchting. Je hoeft niet elke dag om vijf uur wijn met elkaar te drinken om iets voor elkaar te betekenen. Daarom is het zo fijn hier. Of we hier altijd zullen blijven, weten we niet. We maken eigenlijk nooit plannen voor de toekomst.”
“We verliezen onze hoofdlijn niet uit het oog maar ik zou het liefste nog iets meer buiten willen wonen, met meer ruimte. Maar we blijven in het volle licht staan, we zonderen ons niet af.” In Spannum en Húns leven en werken Jongstra en Busson samen met hun vaste medewerkers, stagiaires en mensen met wie ze projecten uitvoeren. “Het is hier geen grote fabriek. Dat maakt verschil. In onze procesketen is iedereen die er een rol in heeft essentieel. Mensen worden bij ons fysiek gemist als ze uitvallen. Iedereen voelt zich hier nodig.”
“We staan open voor de buitenwereld. Je bent hier welkom als er plek is. We gaan samen op weg met ieders eigen afdruk, eigen stempel, eigen bijdrage en eigen creativiteit. Automie is daarbij superbelangrijk. Onze werkplaats is zelfvoorzienend. Wat er ook in de wereld gebeurt, wij kunnen door met onze missie. We hebben alle processen in huis. Zo kan ik ook kwaliteit garanderen. Ik zit er bovenop als er gekaard en geverfd wordt. Ik citeer altijd graag Ghandi, die zei: Als je een draad kunt spinnen, dan kun je je eigen kleding, je eigen tent en je eigen matten weven. Dan ben je onafhankelijk.”
Haar kunst beschouwt Jongstra “vooral als een narratief, een gereedschap en een vehikel. Mijn kunst heeft een eigen handschrift en verbindt, maar verbinden doe je toch vooral met elkaar.” Jongstra trekt bij voorkeur op met gelijkgestemden en die weten haar te vinden. “Ik kom veel mensen tegen die in me geloven, maar ik ben niet bezig met wat mensen van me denken. Ik doe mijn ding en je kunt met me meegaan of niet. Doe je het niet, dan boeit dat me niet. Ik ben geen goeroe. Ik vind het wel prima als mensen zich door mij geïnspireerd voelen.”
“Onze studenten beginnen hun eigen gemeenschappen. Ik zoek op mijn beurt contact met organisaties met gelijkgestemden en daar sluiten we ons bij aan. Daar vinden we weerklank en samen kun je grotere stappen zetten. Ik doe hier mijn werk en daar ga ik mee door. Zo hoop ik mensen te bereiken. Ik laat me niet kisten door de toestand in de wereld. Dat geeft alleen maar negatieve energie en je schiet er niets mee op. Ik ben niet ongevoelig, maar ik kan zelf niets doen aan de situatie in het Midden-Oosten of Amerika. En ik ga ook niet op de snelweg zitten.”
“Ik ben niet van het pamflet. Amerikanen noemen mij een activist, maar dat ben ik eigenlijk niet. Wel in letterlijke zin: wat ik doe, is mensen activeren. Ik doe wat met het werkwoord bedoeld wordt, want een andere manier van leven kun je niet afdwingen. Maar het hoeft allemaal niet zo ingewikkeld te zijn. Houd het dichtbij jezelf. Iedereen wordt daar gelukkiger van. Als maar duidelijk is dat je je buurvrouw en buurman nodig hebt, op elk gebied. Mensen die alleen aan hun eigen gewin denken, vind ik oliedom. Hun gedrag leidt tot ontheemding.”
“Ik hoorde een schokkend voorbeeld van mijn zoon Eabel die in Barcelona studeert. Hij ziet daar veel daklozen. Bij de eerste vrouw die hem aansprak, trok hij meteen zijn portemonnee. En er werd direct gezegd: dat moet je niet doen. Je vraagt dan van mijn kind duizend keer per dag zijn hart dicht te doen. Dat je je de hele dag moet afsluiten, dat je niets meer mag voelen als je die vrouw in Barcelona tegenkomt, dat klopt niet. Ik wil niet dat mijn zoon over een maand stoïcijns door die stad loopt.”
“Het is ook best arrogant als wij gaan beslissen waar een dakloze zijn of haar geld aan moet uitgeven. Die Spaanse dakloze heeft ook recht op zelfrespect. Zij staat model voor deze tijd, voor wat er met onze maatschappij aan de hand is. Kijk maar naar de huidige regering en met name naar die PVV. Die partij polariseert alleen maar. De ministers doen niets anders dan bekvechten. Alles draait in de politiek om ego’s. Zorgdragen voor elkaar, dat is de kern van het bestaan. Doe je dat niet, dan krijg je verharding.”
Vanuit Spannum runt Claudy de kledinglijn LOADS Collection. Ze startte het label met haar zoon Jesk. LOADS Collection beschouwt Jongstra “als een deel van ons levenswerk waarmee een volgende generatie verder kan. LOADS Collection hangt niet op mijn schouders, maar past wel bij mijn visie op wat mooie kleding is. We hebben een ontiegelijk fraaie collectie die mensen soms tranen in de ogen bezorgt. Helaas gaat het bij dit soorten projecten altijd weer om het geld. Ik word chagrijnig als mensen zeggen: je bent zo duur. Onze prijzen zijn fair.”
“Met LOADS Collection boren we de doelgroep Generatie Z aan, de twintigers die niet meer weten hoe wol aanvoelt. Ze zijn opgegroeid met het polyester van de Zara’s. Zelfs hun truitjes, die aanvoelen als wol, zijn nep.” Jongstra ergert zich sowieso aan het gebrek aan kwaliteit, verscheidenheid en eigenheid in Nederland. “Je ziet het niet alleen bij kleding, maar ook bij vormgeving en architectuur. Alle restaurants, hotels, keukens, gebouwen en auto’s zien er hetzelfde uit. Alles is grijs, wit of zwart. Nederland is één grote kleurloze en zielloze monocultuur. We moeten de kleurrijkheid terugbrengen in ons bestaan.”
Jongstra krijgt vaak complimenten voor de kleine schaal waarop zij bezig is, maar zelf gebruikt ze het woord kleinschalig liever niet. “Of er hier nu drie mensen wonen of vijftig, dat maakt niet uit. Het gaat om de manier waarop je werkt en de intentie waarmee je iets doet. De schaal waarop je bezig bent, is niet relevant. Ik heb hier veel mensen over de vloer gehad, van ministeries tot bedrijven, die op een ouderwetse manier dachten over schaalgrootte. Kleinschalige projecten worden vaak niet serieus genomen maar afgedaan als gekriebel in zijlijn. Daarom spreek ik nu liever over soft scaling, een zachte schaal.”
Jongstra hoopt nog tot in lengte van jaren te kunnen werken met wol die geverfd is met natuurlijke kleurstoffen. Ze is bezorgd over de aanvoer van hoogwaardige wol, maar voorlopig leveren de kuddes in Spanje en Friesland nog genoeg kwaliteit op. Wereldwijd loopt de vraag naar wol terug. Er is een woloverschot en tot Jongstra’s afgrijzen worden jaarlijks miljoenen kilo’s wol verbrand. “In Engeland fokken ze nu wolloze schapen. Dat is toch shocking.” Desondanks is Engeland volgens Jongstra nog steeds een wolminnend land.
Door nauw samen te werken met ketens van boeren, onderwijzers, wetenschappers en kunstenaars in Nederland, België, Spanje en Engeland proberen Jongstra en Busson het tij te keren. “De ketens breiden zich uit. We zijn niet naïef of onnozel, maar ook relatief kleine rimpelingen kunnen grote golven veroorzaken. Ik kom zoveel mensen tegen die ons snappen en helpen en die flinke stappen met ons willen zetten. Ik heb geen idee waar we over tien jaar staan, maar misschien wonen we dan wel in Engeland. Daar is Labour aan de macht, zie je geen tuinen vol tegels en houdt zelfs de koning van wol.”
In serie De Zieners door Hans Invernizzi laat NieuwWij.nl mensen aan het woord die een duidelijke visie hebben op de toekomst van de wereld. Dit interview is oorspronkelijk gepubliceerd op 21 oktober jl. en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.
Uit het hart gegrepen.