Het is vrijdagochtend, het begin van ons weekend. De kinderen slapen nog en de wereld is vredig. Zacht geel zonlicht filtert onze woonkamer op de begane grond en de straat voor ons huis is leeg. In onze voortuin speelt een jong zwerfkatje in een palmboom. Imad en ik maken sterke Italiaanse koffie met melk, nemen ieder een kop en installeren ons op onze twee banken. Mijn benen zijn gekruist onder mijn laptop, en Imad ligt uitgestrekt schuin tegenover me. Hij heeft pijn in zijn rug en hij kan geen comfortabele positie vinden. Tijdens ons gesprek staat hij steeds op, loopt rond, strekt zich en gaat languit op het vloerkleed liggen.

Imad is mijn man en we kennen elkaar al zo’n twintig jaar. Het voelt raar om hem te gaan interviewen, want ik ken zijn verhalen en zijn standpunten en ik verwacht niets nieuws te gaan horen. Maar dit gesprek is niet voor mij. Ik wil lezers graag informeren over diversiteit en identiteit in Jordanië en ik ben van mening dat Imad’s verhaal daar goed in past.

Waar kom je vandaan en hoe ben je in Jordanië terecht gekomen?

“Ik ben geboren in Libanon, in Beirut, waar ik een erg fijne jeugd heb gehad. Beirut was in die tijd voor de burgeroorlog een bruisende kosmopolitische stad, en er was van alles te doen. Ik was een echt buitenkind en speelde meestal op straat met vrienden, of we waren met de hele familie aan het strand. We woonden in een appartementencomplex in het centrum en er bestond een hechte band tussen de verschillende families in het gebouw. We liepen bij elkaar in en uit en er waren vaak kaartavonden voor de volwassenen – een echt vrolijke boel. Zo rond mijn twaalfde levensjaar werd het steeds gevaarlijker op straat en op een dag was de school gesloten. De burgeroorlog was begonnen en meer en meer autobommen, scherpschutters en raketaanvallen deden hun intrede in ons leven.

Mijn moeder besloot om met de kinderen naar het zuiden van Libanon te vluchten waar het veiliger was. Mijn vader had daar ooms en neven wonen, waar we terecht konden, maar zelf bleef hij in Beirut achter. Ik had de tijd van mijn leven in het zuiden! Het was prachtig, groen en uitgestrekt. Ik hoefde niet naar school en had alle tijd om de dorpen en de bergen te verkennen. Frisse lucht, bomen vol zoet fruit en overal vriendelijke geïnteresseerde mensen, die van alles wilde weten over het leven in de grote stad en het oorlogsgeweld daar. Maar ondanks dat ik het zeer naar mijn zin had op het platteland, en ondanks alle aandacht en warmte, voelde ik me toch niet op mijn plek. Volgens mij is dat een beetje vluchtelingen eigen; als je je huis hebt moeten verlaten omdat het niet meer veilig is dan voel je je nergens meer thuis.”

Maar het veilige zuiden werd uiteindelijk ook onveilig.

“Ja, het zuiden bood voor een tijdje een veilige haven, maar al snel breidde de oorlog zich uit naar het hele land en Israël had inmiddels de grensstreek bezet. In het dorp waar wij verbleven waren enkele verzetsgroepen actief en als jonge tienerjongen vond ik dat reuze spannend. Overdag waren deze jonge mannen slager of postbode maar ‘s nachts kwamen ze bijeen om plannen te smeden. Ik begon met ze op te trekken en ze waren als oudere broers voor me. Ze leerden me hoe een je een Kalasjnikov snel in en uit elkaar kon halen en tijdens nachtelijke bijeenkomsten hield ik buiten de wacht. Toentertijd was ik trots op mijn functie in de groep, maar achteraf besefte ik me dat ik bewust buiten gehouden werd, want ik was natuurlijk veel te jong om me met verzet en geweld bezig te houden. Ze namen me in bescherming, want voor mij was het gewoon een avontuurlijk spel.

Deze verzetsgroepen waren nog niet religieus, van Hezbollah had nog niemand ooit gehoord. Het was een mix van linkse activisten met verschillende geloofsovertuigingen en etnische achtergronden, die vochten tegen de Israëlische bezetting. Mijn moeder begon zich meer en meer zorgen te maken over mijn interesse en betrokkenheid in het verzet en ze besloot dat het tijd was om met haar kinderen naar Jordanië te vertrekken. We gingen naar familie in Amman. Mijn vader bleef nog een tijdje in Beirut, maar hij kwam ook over nadat zijn beste jeugdvriend getroffen werd door een bom en om het leven kwam. Hij was vijf minuten daarvoor op diezelfde plek met hem samen geweest.”

Toen kwam je dus naar Jordanië. Hoe was het leven hier in de late jaren zeventig?

“Jordanië leek mij leeg en droog en Amman was meer dorp dan stad. Het leven was eenvoudig, het eten simpel en de mensen vriendelijk, maar conservatief. Ik was een lange dunne jongen en ik viel op door mijn lengte, mijn lange haar, mijn korte broeken en onze grote witte harige hond waarmee ik op straat liep. Gelukkig was ik erg sportief en kon ik op de voetbalvelden vrienden maken, maar mijn zussen hebben het wel wat moeilijker gehad dan ik. Want in Jordanië waren veel meer beperkingen voor meisjes dan in Libanon. Mijn moeder miste de gezelligheid van ons oude appartementencomplex. Ze vond de mensen in Amman erg op zichzelf. Maar over het algemeen hebben we geluk gehad en werden we hier met open armen ontvangen. Dat heeft denk ik te maken met het feit dat niet zo heel veel Libanezen Jordanië als migratieland uitkozen. Het gros van de vluchtelingen zocht het verder weg, in landen in Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en in Australië. De Syrische vluchtelingen van vandaag hebben het veel moeilijker hier.”

Hoe heeft Jordanië je veranderd?

“In Jordanië heb ik geleerd dat ik een moslim ben. In Libanon hadden we het nooit over religie. Mijn moeder was christen en mijn vader moslim, maar in Beirut waren gemengde huwelijken niet ongewoon. Er werd niet gepraktiseerd in ons gezin, maar we vierden wel gezellig alle religieuze feesten, zowel Kerst en Pasen als het Offerfeest en het Suikerfeest. Ik wist er allemaal niet zoveel van en het was ook niet belangrijk. In Jordanië werd het me pas duidelijk dat ik bij een groep moest worden ingedeeld.”

Hoe werd je duidelijk dat je bij een groep werd ingedeeld?

“Dat ging stukje bij beetje, omdat mensen er steeds naar vroegen. Maar de allereerste keer dat ik me buitengesloten voelde, omdat ik volgens de maatschappij deel uitmaak van een religieuze groep, staat me nog heel levendig bij.

Ergens in mijn eerste jaar in Amman, hoorde ik over een scoutingclub voor jongens, en dat leek me wel wat. Ik overtuigde mijn ouders, ging er heen, schreef me in en kocht het uniform. Ik had er niet op gelet dat ze zich “De Orthodoxe Verkenners van Amman” noemde, of misschien wist ik niet wat dat betekende. De eerste vrijdagochtend liep ik de vijf kilometer van mijn huis naar de club, trots mijn nieuwe lichtblauwe overhemd met sjaaltje dragend. Aangekomen bij de steile trap die naar het clubhuis leidde, werd ik me bewust van het feit dat verschillende jongens me daar stonden op te wachten met een mengeling van beschuldiging en schaamte in hun ogen. Het was vreemd en ik voelde me ongemakkelijk. Een van hen vertelde me dat het clubhoofd me wilde spreken. Ik had geen idee waar dat over zou moeten gaan, want ik kon me niet herinneren dat ik iets verkeerds had gedaan, dus ik ging vol vertrouwen mee. Op het kantoor aangekomen kreeg ik te horen dat ik als moslim spijtig genoeg geen lid kon worden, omdat dit een christelijke club was. Ik snapte het verband tussen religie en clublidmaatschap niet en ik wist ook niet dat ik een moslim was.

‘Mijn moeder is christen’, heb ik nog gezegd, maar de man in het kantoor vertelde me dat mijn moeders religie er niet toe deed. Ik wist niet meer wat ik moest zeggen en ben het kantoor uitgelopen. Ik was pas dertien jaar oud. Ik was boos en voelde me gekleineerd maar ik liet het niet blijken en liep beheerst weg. Eenmaal de hoek om heb ik het op en hollen gezet en thuis heb ik het nieuwe blauwe overhemd in de vuilnisbak gegooid.”

Je woont nu alweer ongeveer vijfendertig jaar in Jordanië. Meer dan twee keer zo lang als dat je ooit in Libanon hebt gewoond. Voel je je al Jordaniër?

“Ik heb een Jordaans paspoort maar in mijn hart blijf ik Libanees. Ik ben opgegroeid met het idee dat deze regio een eenheid vormt. Libanon, Syrië, Jordanië en Palestina zijn allen onderdeel van wat we ‘Groot Syrië’ noemen. Het is een gebied met een gedeelde geschiedenis en een gedeelde cultuur, ondanks regionale verschillen. Een beetje zoals de Benelux. Onze grenzen zijn getrokken door koloniale overheersers, het zijn niet onze grenzen. Ik voel me hier dus wel op mijn plaats, maar niet perse thuis. Misschien is het een beetje zoals een Nederlander zich in België voelt.”

Hoe zit het met je Perzische afkomst? Is die belangrijk voor jouw identiteit?

“Ik word er bijna dagelijks aan herinnerd, omdat mensen me er altijd naar vragen zodra ze mijn familienaam horen. Net als iedereen in mijn vaders familie ben ik best trots op onze Perzische afkomst, vooral omdat de stamboom terug gaat naar een belangrijke koning uit de achttiende eeuw. Er zijn ook mooie en spannende verhalen over mijn vaders opa, die in de tweede helft van de negentiende eeuw van Shiraz naar het zuiden van Libanon is getrokken. Op dit moment zou mijn familienaam om politieke redenen niet zo fijn zijn om te hebben in bepaalde gedeelte van Irak en Syrië, maar in Jordanië maak ik me hierover (nog) geen zorgen.”

Hoe is het voor jou om als niet gelovige in Jordanië te wonen?

“Dat is soms frustrerend. Wij leven in een vrij rijk en verwesterd stuk van Amman en hier merken we niet zo heel veel van de toenemende religiositeit in het land, maar het is wel degelijk aan de gang.  Wat ik wel steeds merk in mijn omgeving is dat er steeds minder moslims bereid zijn om een open discussie te voeren over religie. Ze doen vragen al snel af met een quote uit de Koran of een uitspraak van de profeet en daar blijft het bij. Voor mij werkt religie niet. Geen enkele religie kan mij overtuigen. Waarom moeten we zoveel waarden hechten aan uitspraken die honderden jaren zijn gedaan? Ik snap echt niet hoe het kan dat goed opgeleide mensen zich laten vangen door zoiets fabelachtigs als religie. En ik snap al helemaal niet waarom zoveel mensen zich zo vastklampen aan onzinnige regels in hun religie.

Ik zie religie als een machtsmiddel om mensen op hun plaats te houden en om verdeeldheid te zaaien. Dat is wat ik mijn hele leven om me heen heb zien gebeuren. Gelovige mensen worden ingezet om politieke doelen uit te voeren. Kijk naar wat er in Libanon is gebeurd, kijk naar hoe christenen en moslims tegen elkaar worden opgezet en kijk naar de haatzaaierij tussen sjiitische en soennitische moslims. De recentelijke moord op Nahed Hattar hier in Amman was niet omdat hij God zou hebben beledigd, al denkt de moordenaar misschien wel dat hij het daarom heeft gedaan, maar omdat hij al jaren veel kritiek had op belangrijke politieke figuren!

Ik betreur de opkomst van religie maar ik snap heel goed waarom meer en meer moslims zich tot het geloof wenden. Veel moslims voelen zich in een hoek gedrukt door zowel het westen als door hun eigen leiders. Toenemende religiositeit is een protest en tegelijkertijd een laatste hoop. Moslims voelen zich aangevallen vanwege de heersende anti-islam sentimenten in hun identiteit; het is islamofobie dat extremisme creëert. Er is ook heel veel armoede hier en mensen hebben hoop nodig om zich door het leven te slaan. De economie draait slecht, de werkloosheid is hoog en overal om ons heen is oorlog. Mensen zijn moe, moedeloos en gestrestst.”

Maar ondanks je ergernissen wil je niet naar het westen verhuizen.

“Tussen mijn twintigste en dertigste heb ik korte periodes in het westen gewoond: in Londen, de Verenigde Staten en in Canada. Ook Nederland heb ik natuurlijk vaak bezocht en wij hebben samen door half Europa gezworven tijdens vakanties. Ik voel me vrij in het westen en een groot stuk van me past daar heel goed bij. Maar ik voel toch dat ik er niet hoor. In het westen mis ik de warmte van de mensen in het Midden-Oosten en de vanzelfsprekendheid van gastvrijheid en de zorg voor elkaar. Het leven in het westen is ook zo vreselijk gepland en daar word ik heel chagrijnig van. Ik kan me niet zo goed vastleggen en ik hou van spontane acties. Een derde reden is dat ik geen zin heb om me weer een immigrant te voelen. Als ik hier wegga dan is het om terug te keren naar Libanon. Ik had nooit gedacht dat ik hier zo lang zou blijven wonen, maar het is het dichts bij ‘thuis’ en ik heb gemerkt dat ik blijf verlangen naar het ‘huis’ van mijn jeugd.”

Wat is jouw hoop voor het Midden-Oosten?

“Mijn hoop voor deze regio is gebroken. Machtige landen houden hier hun oorlogen en wij hebben de touwtjes niet in handen, het is te groot. De plannen voor deze regio worden door anderen gemaakt. Er wordt met ons gespeeld en we worden voorgelogen. Onderwijs is mijn enige hoop. Vrije geesten met kennis over de regio moeten zich ten doel stellen om mensen te informeren over de geschiedenis en de realiteit. De eerste stap naar een oplossing is kennis over het probleem.”

Mireille Niel

Mireille Niël

Docent / Publicist

Mireille Niël studeerde Engels en Geschiedenis aan de Leraren Opleiding in Amsterdam en werkt sinds 1997 in het onderwijs in Amman. Eerder …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.