U bent al enkele decennia hoofd van de St.-Adelbertabdij in Egmond-Binnen. U blijft abt tot uw 100ste?
“Dit kan beantwoord worden in één woord: nee! Toen ik 75 werd, drie jaar geleden, ben ik tot mijn verrassing herkozen. Ik heb dat destijds dankbaar aanvaard, maar ook heb ik toen gezegd dat ik, zodra ik de kans schoon zie, graag wil terugtreden.”
‘Tot mijn verrassing’?
“Ja, omdat 75 mij een mooie leeftijd leek om terug te treden, zeker na meer dan 30 jaren in Egmond-Binnen. Ik ben hier in mei 1984 gekomen.”
Job Cohen wilde als burgemeester van Amsterdam vooral “de boel bij elkaar houden”. Is dat ook uw missie als abt?
“Moge Hij ons allemaal samen naar het eeuwige leven leiden!”(RB 72 ,12). Daarmee besloot de Heilige Benedictus zijn Regel. Voor een enkeling kan de weg daar naartoe vragen om een leven buiten de gemeenschap. Maar het ideaal vind ik inderdaad om een gemeenschap te vormen waarin voor ieder niet alleen ruimte is, maar ook richting, vooruitgang in toewijding aan God, de broeders en de mensen.”
Maar herkent u de woorden van Cohen?
“Voor Benedictus is de saamhorigheid van de broeders wezenlijk. De gemeenschappelijke roeping geeft een sterkere verwantschap dan het toebehoren tot een zelfde volk, natie of ras. Tegelijk zijn de broeders zeer verschillend van karakter, instelling en belangstelling. Bij een stedelijke bevolking is de samenstelling natuurlijk weer heel anders, en daar kunnen spanningen optreden die zich agressief uiten. Een burgemeester staat voor de taak extremen te verzoenen. Een abt heeft het voordeel van een gemeenschappelijke basis. Hij kan steeds teruggrijpen op de grote wijsheid van Benedictus’ Regel.”
Wie is voor u nou een voorbeeld als het gaat om uw werk als abt?
“Ik heb niet een bepaalde persoon als model, die ik zou willen imiteren of kopiëren. Maar er zijn wel velen die mij tot voorbeeld zijn in het een of ander opzicht. De een als man van gebed, de ander in toewijding aan zijn broeders, weer een ander in onvermoeibare inzet. En er zijn velen die ik bewonder in de wetenschap dat hun talenten mij niet gegeven zijn.”
Kunt u ook namen geven van inspirerende personen?
“In onze regio is er regelmatig contact met de abdissen en abten, priorinnen en prioren van de Trappisten en Benedictijnen van Vlaanderen en Nederland. En binnen onze Congregatie, die heel internationaal is, onderhouden wij ook goed contact. Dat ervaar ik als een enorme steun. Ik heb grote waardering voor onze abt-primaat Notker Wolf, en ik heb Dom André Louf goed gekend. Maar dat zijn grootheden waaraan ik mij niet spiegel!”
Een oud-collega van mij noemde u ‘de aardigste abt van Nederland’. Hoe belangrijk is aardig gevonden worden voor u?
“Dat vind ik een groot compliment. Benedictus vraagt immers van de abt dat deze zich erop toelegt “eerder bemind dan gevreesd te zijn”(RB 67, 15). Aardig gevonden worden is fijn. Het is zeker niet het belangrijkste. Dat is volgens je geweten te handelen.”
Hoe doet u dat precies?
“Doen wat er gedaan moet worden, spreken als er iets gezegd moet worden, en weten te zwijgen en geduld te hebben. En proberen te groeien in gebed. Wat is een abt die niet bidt? En bidden doe je nooit genoeg. Ik bedoel niet gebeden prevelen, maar leven in Gods tegenwoordigheid.”
Hoe gaat het met uw gemeenschap?
“Goddank goed. In de communiteit zijn we momenteel met 16 broeders. Daarnaast zijn er nog twee broeders in een kloosterverzorgingsoord. Afgelopen jaar traden 3 mannen toe, terwijl nog enkele andere mannen een voorbereidingstraject volgen. Er is dus een redelijke mogelijkheid dat het monastieke leven in onze abdij toekomst heeft. Anderzijds zijn er verschillende hoogbejaarden onder ons, en lijdt een (ook al) oudere broeder aan een kwaadaardige aandoening in zijn alvleesklier die nog slechts een korte levensverwachting geeft.”
Hoe ‘actief’ zijn jullie?
“Er is bij ons veel aandacht voor de gastenontvangst. Het team van drie gastenbroeders wordt geassisteerd door een leek-coördinator die hun veel werk uit handen neemt zodat er ruimte is voor gesprekken. Daarnaast is er de Benedictushof waar groepen worden ontvangen en cursussen gegeven, met medewerking van vrijwilligers van buiten de abdij.”
De laatste jaren lijkt het weer wat beter te gaan in een aantal kloosters wat betreft intredingen. Denk aan de Norbertijnen, Dominicanen en Franciscanen, en dus ook bij jullie. Wat vindt u hiervan? Een tijdelijke opleving of het begin van een nieuwe ontwikkeling?
“Wij herkennen dit verschijnsel, en zien het ook bij onze broeders van de St. Willibrordsabdij in Doetinchem. Deze abdij is ook bekend als Slangenburg, de naam van het nabije kasteel, dat nu dienst doet als gastenverblijf. Dat mooie, na de Tweede Oorlog door de broeders zelf gebouwde, klooster stond praktisch op uitsterven, maar heeft versterking gekregen vanuit andere abdijen. In de afgelopen tijd hebben zich minstens vier kandidaten aangemeld.
Terug naar je vraag. In de jaren na het Tweede Vaticaanse Concilie is er door de Kerk, en ook door de religieuze instituten, een storm gegaan die veel verfrissing heeft gebracht maar ook wel schade heeft aangericht. Er zijn nieuwe bewegingen ontstaan, maar voor de gevestigde ordes en congregaties was het een periode van onrust met veel onzekerheid, wat allerminst bevorderlijk is voor verdieping en bloei. Wellicht breekt nu een tijdperk aan waarin geoogst mag worden waarvoor anderen hebben gezwoegd.”
Wat bedoelt u met ‘onrust’ en ‘onzekerheid’?
“In de jaren ’70 was er een golf van uittredingen, en de aanpassingen aan de gewenste en nodige vernieuwing zorgden voor veel discussie. Vooral op het gebied van de liturgie zijn monniken uiterst gevoelig. De een zal opkomen voor de schoonheid van het Gregoriaans, de ander benadrukt het belang van verstaanbaarheid en actieve betrokkenheid van alle aanwezigen.”
Kijkend naar de toekomst van uw eigen abdij, wat is dan belangrijker voor u: afwachten op dat wat door God gegeven wordt of zelf actie ondernemen?
“Ik zie weinig heil in het onderscheid tussen wat van God komt, en wat door mensen wordt gedaan. Natuurlijk – helaas – is niet alle menselijke activiteit overeenkomstig God. Maar Gods Geest is werkzaam in ons hart. Benedictus leert ons daarnaar te luisteren, en aan die Stem gehoor te geven. God werkt niet buiten de mens om. Voor de geboorte van zijn Zoon heeft Hij een beroep gedaan op een meisje uit Nazareth.”
Wat bedoelt u precies?
“Ik bedoel dit: we moeten niet afwachten op wat door God gegeven wordt, maar onze eigen inspanningen door Zijn Geest laten bezielen. Een priester die in Brazilië werkzaam is, vertelde dat er in zijn bisdom elk jaar meerdere aanmeldingen zijn voor het priesterschap en het religieuze leven, en schreef dat toe aan het initiatief van de bisschop om in de kerken iedere zondagmiddag een uur te laten bidden voor roepingen. We moeten de hemel geweld aandoen.”
Elders op deze website staat een artikel van Frank van de Poel die graag parttime kloosterling zou willen worden. Wat vindt u van dit idee?
“Parttime kloosterling-zijn is niet zo nieuw. Geert Groote (1340-1384) leefde geruimte tijd mee in een kartuizerklooster en François Rabelais (1483-1553) verbleef tijdelijk in kloosters van verschillende orden. Maar altijd zal er een kern moeten zijn van mensen die zich helemaal engageren en de communiteit dragen.”
Voor Nieuwwij.nl hebt u jaren geleden een bezoek gebracht aan de Bijlmer (zie filmpje onderaan deze pagina) waar men bezig was met Kleiklooster. Volgt u dit initiatief? En: is dit niet een mooi model voor de toekomst van aantal kloosters?
“Ik vind Kleiklooster een mooi initiatief dat ik alle goeds en zegen toewens. Je zegt heel goed: voor een aantal kloosters zou dit een mooi model kunnen zijn. Wel moet je zijn voorbereid op veel gedoe, want gezinnen met kinderen zijn nu eenmaal niet kloosterlijk, dus het komen en gaan zal vrij sterk zijn.”
Op diverse websites las ik dat er best Nederlandse jongeren te vinden zijn die in een klooster zouden willen leven, maar die het hier ook allemaal maar een ‘slappe hap’ vinden: veel te veel vrijheid. En dus gaan ze naar het buitenland. Wat vindt u hiervan?
“Ik kan mij heel goed in hun ideeën verplaatsen. Misschien hebben zij ook een strakke structuur nodig. Toch lijkt mij een negatief oordeel over de oudere religieuzen onrechtvaardig. Zij hebben het uitgehouden in een moeilijke tijd, waarin zij velen, en vaak zeer goede medebroeders en zusters, zagen afhaken. Er is heel veel initiatief geweest, veel solidariteit en veel inzet. Maar traditionele kloosterlijke waarden zijn ook wel in de verdrukking gekomen en misschien geridiculiseerd. Het begrip gehoorzaamheid bijvoorbeeld is dikwijls wel erg opgerekt.
Die jongeren kunnen kiezen voor aansluiting bij een klooster in het buitenland met strikte observatie (waar zij de kans zullen lopen lelijk hun neus te stoten) of deemoedig zich aan te sluiten bij een bestaande gemeenschap en zich daar helemaal te geven. Daaruit zou iets moois kunnen groeien, en zij zullen verbaasd zijn hoeveel die ‘slappe hap’ hen toch te bieden heeft.”
Heeft aantrekkingskracht niet ook te maken met beeldvorming?
“Jazeker. Wat aspiranten in een klooster waarderen is de aanwezigheid van een eensgezinde, vurige gemeenschap met een bezielende leider. Dat vraagt om een reserveloos engagement, en menigeen haakt af omdat hij/zij dit niet kan opbrengen. Het kloosterleven is als een mega-marathon. Af en toe is een wisseling van tempo nodig, en een verstandige overste zal daarvoor ruimte geven. Maar dan maakt de gemeenschap op buitenstaanders niet meer de indruk van grote homogeniteit, want zij zien diversiteit.”
Hoe belangrijk is een gezonde financiële basis voor kloosters? Wie wil intreden als onzeker is of er voldoende geld is om van rond te komen?
“Dat is de moeilijkste vraag van dit interview. Wie nieuw komt, zou andere interesses moeten hebben dan financiële zekerheid. Maar voor een stabiel religieus leven – tenminste in de Benedictijnse traditie – lijkt mij een minimale bestaanszekerheid weldadig. Voor bedelorden is het uiteraard een ander verhaal.”
Steeds meer kloosters zijn bezig met nieuwe vormen van inkomsten. In Oosterhout zijn de Norbertinessen bezig met wijngaarden, in Heeswijk komt mogelijk een bierbrouwerij. Een goede ontwikkeling of…?
“Want dan pas zijn ze werkelijk monniken als ze leven van het werk van hun handen, zoals ook onze vaders en de apostelen”(RB 48,8). Monniken zijn geen renteniers maar moeten werken voor de kost. Bid en werk. Dat is een grondregel voor monastiek leven. Een passende nieuwe arbeid te vinden wordt moeilijk. Ik bewonder het initiatief van de dochters en zonen van de Heilige Norbertus, en zal hun producten graag (met mate) proeven.”
Waarom geen werkzaamheden op het internet?
“Daarover is wel degelijk nagedacht. In de Verenigde Staten heeft de abdij Christ in the desert hiermee veel ervaring. Ook de abdij Collegeville overigens. In Nederland deden de Benedictinessen van Driebergen iets dergelijks, en de broeders van de Slangenburg hebben indertijd de Microlibrary opgezet, om teksten op microfiches te brengen. Intussen is dit alweer achterhaald. Als je een goede suggestie hebt…”
U hebt zelf aangegeven op tv: ik zou graag een bierbrouwerij willen in Egmond-Binnen, maar daar denken de meeste andere broeders anders over… Gaat die brouwerij er ooit nog van komen, denkt u?
“Daarover is hier uitvoerig gediscussieerd. Ik was er voorstander van, maar stond op dit punt alleen. Als we zelf een brouwerij zouden kunnen beginnen zouden de monniken wellicht te porren zijn, maar zij willen geen vreemden op het erf.”
Dit interview wordt wellicht gelezen door enkele duizenden belangstellenden. Wat zou u willen zeggen tegen die mensen die wel eens nadenken over kloosterling worden?
“Wat een mooi, maar ook bijna huiveringwekkend idee dat ik iets zou kunnen zeggen wat iemand over de streep zou kunnen trekken om helemaal te gaan voor een leven in het spoor van het Evangelie, zoals Benedictus, Franciscus en Ignatius, en natuurlijk Clara, Birgitta en Moeder Teresa dat hebben gedaan, en ontelbaar veel minder bekenden. Zij waren verliefd op God, zij herkenden Zijn aanwezigheid in Jezus. Je kunt je leven niet beter gebruiken!”
Greco Idema is eindredacteur van Nieuwwij.nl
Boeiend artikel maar vreemd dat de naam Jezus er niet genoemd wordt
Een heel mooi artikel van Abt Mathijsen en vooral duidelijk geschreven. Ik was in Egmond en ken de abdij. Toch zou een brouwerij hier niet misstaan. Broeder en Brouwerij zijn verbindend voor elkaar. Bier van een Brouwerij met monniken….smaakt toch anders en moet blijven. Wie weet……. het is nooit te laat.
Mooi artikel!
Lezenswaardig maar ook met opmerkelijke uitspraken.