Gelukkig zijn er veel partijen die werken aan oplossingen, zoals uitgeverij Eenvoudig Communiceren, dat boeken uitgeeft in eenvoudig Nederlands. De doelgroep bestaat uit mensen met een eenvoudig begrip van het Nederlands. Zo zijn in Nederland 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder die moeite hebben met lezen: dyslectici, nieuwkomers en mensen met een lage opleiding die het lezen zijn verleerd. Lezen is immers een vaardigheid die je bij moet houden. Daarnaast kampen veel jongeren met een lees-/leerachterstand. Vorige week verscheen Onder Water, deel 4 in de serie Het talent van… . We spreken Simone Arts die dit boek speciaal schreef voor kinderen van 10 tot 13 jaar.
Kun je iets meer vertellen over de achtergronden van deze reeks?
“Als je een achterstand hebt op een bepaald gebied, kun je daar onzeker van worden. Bij kinderen en jongeren zie je dat terug op school. Ze vinden dat ze falen en ontwikkelen een laag zelfbeeld. ‘Ik kan ook niks,’ of ‘dat heb ik weer’, hoor je ze dan al snel zeggen. Als ze erover praten, tenminste!
Maar tegenover een achterstand staat altijd iets wat wél goed gaat, waar je wel goed in bent. Als je dat beseft, geeft dat weer zelfvertrouwen en kracht om de achterstand aan te pakken.
‘Het talent van…’ wil laten zien dat ieder kind ergens goed in is en is meer dan bijvoorbeeld een rijtje cijfers op een rapport. Opkomen voor een ander, behulpzaam zijn, handig zijn, creatief zijn, zijn voorbeelden van eigenschappen en vaardigheden waar je als mens ook heel veel aan hebt en waar je mee gezien mag worden.”
Waar gaat jouw boek over? Welk verhaal wil je ook tussen de regels door vertellen?
“‘Onder water’ gaat over een heel gewoon meisje dat buiten de groep valt. Ze is introvert, heeft geen opvallend uiterlijk, geen stadse fratsen en is ogenschijnlijk nergens bijzonder goed in. Ze wordt op school gepest en moet thuis vaak meehelpen.
Als ze een jongen uit haar klas wil helpen, komt ze aanvankelijk zelf in de problemen, maar later wordt ze juist, zowel op school als thuis, gezien om haar behulpzaamheid en haar moed. Bovendien blijkt ze nog een ander verborgen talent te hebben!
Het is een verhaal over vooroordelen en niet gezien worden versus dichtbij jezelf blijven en jezelf durven te laten zien.”
Welke kinderen heb je voor ogen gehad bij het schrijven van dit boek?
“Ik heb gedacht aan kinderen uit ISK-klassen met een taalachterstand, maar ook aan kinderen die denken dat ze geen vooroordelen hebben en dat discriminatie iets is wat vooral mensen met een andere dan een Nederlandse afkomst treft. Ik heb ook gedacht aan mijn lieve, introverte dochter, die elke dag op school geconfronteerd wordt met haar dyslexie en fantastisch kan zwemmen en zingen en nog veel meer.
En ik heb gedacht aan de jongen die ik, jaren geleden, bijna voor mijn ogen zag verdrinken. Ik was hoogzwanger en trok baantjes in het zwembad om een beetje in conditie te blijven, toen het aan de andere kant van het bad gebeurde. De jongen, ik gok dat hij een jaar of dertien, veertien was, kon niet zwemmen. Hij bleek door zijn moeder met zijn kleine broertjes en zusjes naar het zwembad te zijn gestuurd om op hen te letten bij het pierenbadje. Een stel grote jongens hadden hem meegetrokken naar het diepe en duwden hem erin. Gelukkig was de badmeester er op tijd bij…”
Je bent ook actief als Schoolschrijver en ontmoet daardoor veel kinderen en hun leerkrachten. Wat valt jou op als het gaat om inclusie in het onderwijs?
“Als Schoolschrijver verbind ik me vaak langere tijd aan een school; ieder jaar geven Schoolschrijvers hun eigen programma op maat aan basisscholen. Zo’n traject duurt een half jaar. Wat me daarbij iedere keer weer opvalt, is dat de meeste kinderen er graag bij willen horen. Ze willen het goed doen op school, ze willen spelen met vriendjes en vriendinnetjes en een goede band hebben met hun meester of juf. Maar sommige kinderen hebben nu eenmaal hier of daar een extra zetje nodig. Als er genoeg volwassenen zijn die hun dat kunnen geven, hoeft een kind zich geen buitenstaander te voelen. Inclusie wordt mijns inziens dan ook vanzelfsprekender als de groepen niet te groot zijn en er genoeg leerkrachten, klassenassistenten en andere begeleiders zijn.”
Wat doen scholen al heel goed en waar zou het beter kunnen?
“Op de school van mijn dochters hing in groep 8 een levensgrote poster van een kind. Het was verdeeld in laagjes, als een soort pannenkoekentaart, en al die laagjes hadden een betekenis. Het bovenste en kleinste laagje, precies onder de kruin, stond voor de citotoets. Iedere keer als er een cito gemaakt moest worden, wees de meester naar die poster. ‘Je bent meer dan die score straks, onthoud dat goed,’ zei hij dan.
Toen ik als Schoolschrijver op een school in Rotterdam werkte, ontmoette ik een juf die iedere schooldag afsloot met het ‘het zonnetje van de dag’-ritueel. Dan wees ze samen met de groep één kind aan dat die dag in positieve zin was opgevallen.
Leerkrachten weten over het algemeen heel goed dat het belangrijk is om niet alleen oog te hebben voor allerlei toetsresultaten, grafieken of etiketjes die je op hun leerlingen zou kunnen plakken.
Ik ben ervan overtuigd dat de processen die leerlingen doormaken, uiteindelijk interessanter zijn dan de resultaten. Stilstaan bij wat ze onderweg goed gedaan en geleerd hebben, is daar een heel waardevol onderdeel van.
Iemand die bijvoorbeeld heel goed kan rekenen, verdient absoluut een compliment als hij voor een toets een 9 of 10 haalt. Het is ook fijn als een assertief kind een leerkracht erop wijst dat er iets bijzonders gaande is in de groep.
Maar hoe knap is het als een kind met een forse rekenachterstand op een dag toch een magere voldoende weet te halen? Of als het stille kind in de klas al zijn moed bij elkaar raapt en zijn meester of juf heel zacht vertelt, dat er iets heel onrechtvaardigs gebeurt of juist iets heel moois?
Rapporten, kring- en oudergesprekken zouden wat mij betreft nog veel meer over zulk soort pareltjes mogen gaan.”
Hoe zie jij je eigen bijdrage als het gaat om dit thema van inclusie?
“Tijdens mijn lessen als Schoolschrijver of als docent Nt2 probeer ik natuurlijk iedereen bij mijn les te betrekken. Ik ben geïnteresseerd in mijn leerlingen, hou van het contact dat ik met ze heb en ik investeer in het creëren van een veilige en ontspannen sfeer. Inzet beloon ik en waar nodig bied ik maatwerk. Soms is nu eenmaal niet iedereen op hetzelfde moment toe aan dezelfde opdracht.
Met mijn verhalen, dus ook met ‘Onder water’, hoop ik de lezers te vermaken, maar hen toch ook een beetje aan het denken te zetten. Ik heb het goed gedaan als ze na mijn verhalen op een andere manier naar zichzelf en/of de mensen om hen heen kunnen kijken.”
Welke rol zie jij voor mensen buiten het onderwijs?
“Volgens mij kom je een heel eind, zolang je je kunt inleven in een ander, zolang je empathisch kunt zijn. Als je jezelf aanleert eerst na te denken over wie iemand is en te onderzoeken waarom hij dingen op een bepaalde manier doet in plaats van meteen te oordelen over wat hij doet, hoeft inclusie niet iets complex te zijn.”