We zitten midden in een gezondheidscrisis, stelt Timman. “Eigen aan crisissituaties is dat vraagstukken daarin soms scherper naar voren komen. Gaat het over ongelijkheid, armoede en discriminatie, dan komt het werk van jeugdzorg vol in het licht te staan. Dat zijn geen nieuwe vraagstukken in mijn ogen.”
Wat heb je zien gebeuren in coronatijd?
“Corona raakt mensen met de minste kansen het meest in het hart. Ben je hoogopgeleid, heb je een groot huis met een tuin, en een internetverbinding die nergens en nooit hapert, dan komen jij en je kinderen de dag wel door. Maar heb je weinig geld, moeten je kinderen kamers delen en is de WiFi maar zozo, dan is de situatie heel anders. Het is niet verwonderlijk, én fascinerend, dat net na de eerste lockdown Black Lives Matter naar boven kwam. Dit gebeurt ook als er een economische crisis is: mensen die het al slecht hadden, krijgen het nog slechter. Niet nieuw, ook tijdens de pest trokken mensen die het beter hadden, de stad uit om zich veiliger te weten. Corona, maar ook de klimaatcrisis maken globaliseringsvraagstukken duidelijk die grenzen negeren. Wat de uiteindelijke gevolgen zijn van de coronacrisis beseffen we nog helemaal niet. We verliezen, maar ontdekken ook nieuwe dingen. Van elke crisis leer je.”
Intermezzo: Wie is Bas Timman?
Bas Timman is bestuurder van Jeugdformaat, een organisatie die in Haaglanden specialistische jeugd- en opvoedhulp biedt aan kinderen, jongeren en hun ouders. Timman studeerde andragologie, een theoretische studie, maar ging de praktijk in. Werd actief in de Belangenvereniging Minderjarigen, een vakbond voor jongeren die in tehuizen woonden, en was daar jaren vrijwilliger om deze jongeren te helpen. Vandaaruit ging hij werken in de jeugdhulpverlening, om te beginnen bij het Jongeren Advies Centrum (JAC), gecombineerde hulpverlening en belangenbehartiging. Die combinatie, van hulpverlening en belangenbehartiging, heeft hij vervolgens altijd nagestreefd in zijn werk. Het was zijn passie, zegt hij zelf. Bas Timman is geboren in Den Haag, opgegroeid in Delft en woont in Utrecht. Hij is getrouwd en heeft een dochter en een zoon.
Het werk van Jeugdzorg kwam in de coronacrisis op scherp te staan. Hoe hebben jullie erop gereageerd? Was dat anders dan anders?
“Voor Jeugdformaat was het echt een crisis. Wij staan voor de meest kwetsbare kinderen, dus onze zorg gaat door. Hoe gaan we dat dan doen was de vraag. Letterlijk en figuurlijk de schouders eronder zetten, was het antwoord. Goed voor elkaar, de medewerkers zorgen. Het werd een enorme stimulans voor de teamspirit. Vanaf dag één was het ‘pak uit, stropdas af en aan de slag’. Geen gesprekken over beleid, maar doen waarvoor wij op aarde zijn. Terwijl in goede tijden soms lang gediscussieerd wordt over vragen, zijn die in een crisissituatie binnen een minuut beantwoord. Je weet direct wat goed is om te doen. Mouwen opstropen, ervoor zorgen dat de zorg in de pleeggezinnen in de gezinshuizen doorgaat, dat alle jongeren een laptop krijgen, dat er noodopvang en daghulp is voor jongeren. Allemaal heel praktisch, een verademing!”
Je zei dat je van elke crisis leert. Wat haal je uit deze situatie?
“Dat je echt moet handelen en voor elkaar zorgen. Niet alleen praktische zaken goed regelen, maar ook waardering uitspreken. Daarnaast was het belangrijk om met alternatieven te komen voor kinderen die niet naar school konden. Voor hen hebben we bijvoorbeeld daghulp georganiseerd. Dat alles hebben we in een razend tempo opgezet. Ik heb de spirit van iedereen gezien! En die brengt je bij de kern van wat je jezelf hebt voorgenomen te doen. Dat is alleen maar mooi.”
Hoe zou je Jeugdformaat typeren?
“Als een doeners- en geen pratersclub. Een organisatie waar we vooral te maken hebben met jongeren die flink buiten de boot vallen. Bij wie problemen, die vaak te maken hebben met armoede en een zwakkere economische positie van de ouders, meer naar buiten komen. Dat is wel typerend voor Jeugdformaat. Wij zijn niet de organisatie voor de upperclass-kinderen. De ouders van onze kinderen zijn niet hoog opgeleid en niet welgesteld. Een enorm diverse groep jongeren bovendien: zestig tot zeventig procent van onze kinderen heeft een migratieachtergrond, ook al zijn ze overigens bijna allemaal hier geboren. We hebben ook jongeren met identiteits- en/of genderproblematiek. Ik zei het eerder: Jeugdformaat staat voor de meest kwetsbare kinderen.”
Een doenersclub. Hoe vertalen jullie dat naar de jongeren die bij jullie komen?
“Ons uitgangspunt is dat we jongeren stimuleren om deel te nemen aan de wereld om hen heen. Wij willen dat jongeren die bij ons wonen, in een pleeggezin of in een logeerhuis, naar school gaan. Het is ook onze taak om daarvoor te zorgen, om in contact zijn met die school, maar ook dat de jongeren een bijbaantje hebben. Maar we nemen de verantwoordelijkheid niet over. In alle situaties wijzen wij op de verantwoordelijkheid van ouders en we spreken hen daarop ook aan.”
Je vertelde dat veel kinderen ernstige problemen hebben, ook omdat ze uit minder fortuinlijke gezinnen komen.
“Als het gaat over ernstige problemen met opvoeden en opgroeien, dan maakt het verschil in welk gezin dat gebeurt. Kinderen met een zogenoemde migratieachtergrond die opgroeien in armoede, lopen een veel groter risico dat zij te maken te krijgen met een jeugdbeschermingsmaatregel, een maatregel waarbij de overheid ingrijpt. Kinderen met problemen uit welgestelde gezinnen komen niet bij de jeugdbescherming, die gaan naar een vrijgevestigd psycholoog.”
In Nederland zien we hulpverlening of jeugdbescherming vaak als beste oplossing voor jongeren met problemen. Mee eens? Of zie je kansrijker mogelijkheden?
“Niet mee eens. Problemen moeten we niet oplossen met goede hulpverlening, maar met goed onderwijs. Zoiets als ‘vorming’- in de zin van kennis bijbrengen, inzicht bevorderen en vaardigheden aanleren om beter persoonlijk en maatschappelijk te kunnen functioneren – is in de samenleving langzaam uit beeld verdwenen. We neigen nu meer naar compenseren met hulpverlening. Compenseren is de kern van ons actuele handelen. Ik geloof veel meer in activeren. Ook in onze hulpverlening richten we de focus op de regie hebben van je eigen leven en veel minder op diagnosticeren. Activeren, zelf in beweging komen, is het belangrijkste.”
“Ik geloof dat we ons beter richten op gelijke kansen en investeren in opleiding en onderwijs. Onderwijs in combinatie met goede ondersteuning als het psychisch sociaal nodig is. Onderwijs in goede gebouwen met mooie sportvelden. Vorming gecombineerd met sportkansen, die voor iedereen open zijn. Scholen die ook actief zijn in de vrije tijd. Die ook aandacht schenken aan maatschappelijke ontwikkeling en vorming. Onderwijs dat gericht is op krachtig worden, en dat zelfvertrouwen kweekt. Is het niet een mooi idee om een verbond te sluiten tussen school, sport en hulpverlener? Met de school in leidende positie wat mij betreft. Ik zou mij als Jeugdformaat daaraan echt willen verbinden en dienstbaar zijn aan die scholen.”
De jeugdzorg is gedecentraliseerd naar de gemeenten. Wat vind je daarvan?
“Daar ben ik een groot voorstander van, altijd geweest. Maar er zitten een paar forse haken en ogen aan. De decentralisatie is gepaard gegaan met een bezuiniging van driehonderd miljoen euro plus marktwerking. Zonder enig invoeringsprogramma is het bij onbewust onbekwame gemeenten over de schutting gegooid. Die gemeenten leerden, en dat komt na veel brokken uiteindelijk wel goed, maar dit project had veel beter gemoeten.”
Hoe heeft de decentralisatie jou en je organisatie beïnvloed?
“Ik ben de afgelopen jaren vooral bezig geweest te managen om met minder geld rond te komen. De marktwerking heeft veel overhoop gehaald. Ik moest mij gaan gedragen als een commercieel marktgedreven organisatie. Ik moest handelen als een ondernemer. En zag me ineens gedwongen tijd- en energierovende aanbestedingen te doen, met alle administratieve lasten die daarbij komen. Er presenteerden zich veel nieuwkomers op de markt, die vooral de eenvoudige problematiek oppakten, dat is makkelijk verdienen. Wij houden de moeilijke, kwetsbare kinderen over, met minder geld voor hun zorg.”
Hoe zie je de rol van de gemeente hierin?
“Ik ben geen ondernemer, ik heb een maatschappelijk opdracht. En organisaties zoals Jeugdformaat zouden in partnership met gemeenten moeten werken aan die maatschappelijke opdracht. Maar dat blijkt lastig. Wij zijn echt dienstverlenend aan het onderwijs. Maar tussen de gemeente en het onderwijs bemerk ik veel spanning op de relatie. Toch ligt daar wel de kern. De gemeente kan daar een regierol pakken. Niet te veel bezig zijn met de uitvoering, maar vooral vanuit partnership en helder opdrachtgeverschap het speelveld verdelen. Zo moeten onderwijs, zorg, sport en vorming met elkaar verbonden worden.”
Jullie hebben je sterk gemaakt voor de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Wat is de gedachte erachter?
“Dit zijn jongeren met een verblijfsvergunning. Wij vinden dat steden en jeugdorganisaties verantwoordelijkheid hebben voor deze jonge mensen. Daarom hebben wij ze opgevangen: jongeren die veel in hun mars hebben. Die in staat zijn geweest om naar Europa te komen, op allerlei manieren en onder soms barre omstandigheden. Het is kapitaalvernietiging om niet in hen te investeren. Ga ze goed opleiden. In de komende jaren hebben we tenslotte iedereen nodig, gezien de tekorten op de arbeidsmarkt.”
Hoe hebben jullie de jongeren ondergebracht en geholpen?
“Wij hebben een aparte eenheid opgericht. In korte tijd hebben we zo’n veertig woningen in Haaglanden gereed kunnen maken om Eritrese en Syrische jongeren op te vangen. Bewust verspreid, en niet bij elkaar. Dat was een goede keuze. Want door die spreiding werden zij als bewoners gewoon onderdeel van de gemeente waar ze woonden. Een heel diverse ploeg mensen begeleidt hen. Daardoor is de opvang van deze jongeren een succes geworden, en heeft het ook Jeugdformaat veel gebracht: een ander type medewerkers en meer flexibiliteit, deskundigheid en sensitiviteit binnen de organisatie.”
Uiteindelijk was het nergens een groot vraagstuk vertelde je me. Maar niet elke gemeente was even toeschietelijk?
“Sommige gemeenten duwen onderling jongeren terug om geen verantwoordelijkheid te hoeven nemen. Wij hebben bij elke gemeente moeten buffelen voor huizen, bij scholen voor plekken waar zij terecht konden. Het is echt schandalig hoe wij daar in Nederland mee omgaan.”
Wat kan diversiteit brengen?
“Een mooi voorbeeld. We hadden een groot personeelsfeest in De Fokker Terminal voor zo’n duizend medewerkers. Er werden daar ook een paar workshops gegeven, en een daarvan was een demonstratie Syrische dans door Syrische jongeren. Op een gegeven moment stonden daar een paar honderd medewerkers te dansen! Dat zijn wel beelden die me raken. Dat je denkt … ah, okay jongens. Op die momenten voel en snap je hoe je met zijn allen iets kan leren van diversiteit. Ook al zie ik ook best de schaduwkanten van de diverse samenleving, het is een realiteit.”
Dit interview is overgenomen van de website van Divers Den Haag, een ‘beweging’ en netwerk van organisaties, van actieve mensen binnen Haagse organisaties, van samenwerkingsverbanden. Deelnemers zijn medewerkers en vrijwilligers van organisaties die actief zijn in belangenbehartiging, maatschappelijke dienstverlening, sport, welzijn, zorg, cultuur, onderwijs en bij de overheid. Hun ideaal: in de superdiverse stad Den Haag voelt iedereen zich herkend en erkend met de rol die bij haar of hem past.