Een paar jaar terug verkeerde de Kerk in zwaar weer. De misbruikschandalen deden velen de Kerk de rug toekeren. Nu zien we weer tekenen van hoop. Maar wordt daarmee het echte probleem van de kerk aangepakt?
“Langzaam zie je inderdaad tekenen van een omslag in het denken. In Utrecht ben ik sinds 2015 betrokken bij de Stadssynode. We hebben een vragenlijst op de website staan waarmee we inventariseren hoe mensen de rol van de Katholieke Kerk in Utrecht zien. Langzaamaan komen er andere, nieuwe, dingen dan fusies. Het fuseren van parochies is een wezenloos proces. Armoede plus armoede levert geen rijkdom op. Twee futloze parochies samenvoegen is geen oplossing.
Het echte probleem van de Kerk is niet de terugloop in mankracht en financiële middelen, maar dat ze niet los komt van het gevoel de dominante sociale factor in de samenleving te moeten zijn. Sinds keizer Constantijn is zij 1600 jaar lang dominant geweest op sociaal, moreel en politiek gebied. Dat laat ze niet zomaar los.
Het homohuwelijk is hier een voorbeeld van. Het gaat niet zo zeer over de vraag of homo’s wel of niet met elkaar mogen trouwen. In essentie gaat het hier om de macht van de kerk. Heeft zij nog de positie als toezichthouder op de moraal van een land?
Om diezelfde reden wordt er zo sterk gefocust op aantallen. Hoeveel gelovigen zijn er nog? Hoeveel priesters? Hoeveel kerken? Tellen we (letterlijk) nog mee?
Dat moeten we loslaten. Dat loslaten is niet makkelijk. Enerzijds laten we los, anderzijds klampen we ons er nog aan vast. Wat mij persoonlijk helpt in dit proces is een fragment uit de brief van Paulus aan de Filippenzen (2:5-8):
‘Die gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was:
Hij die bestond in de gestalte van God heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn. Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd; Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis.’
Ook de parabel van de graankorrel is mij dierbaar. Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, zal ze geen nieuwe vrucht voortbrengen. Iets moet afsterven om opnieuw te gaan leven. Dit is de essentie van de verrijzenis. Maar natuurlijk is het ook een risico. We weten niet zeker of er een verrijzenis komt.”
Bisschop Gerard de Korte stelde onlangs dat het grote probleem niet de crisis van de Kerk is, maar de crisis van de godsvraag. We weten niet meer wat we geloven. Daarin verschilt hij dus van mening met u. Hoe kijkt u hier tegenaan?
“Het probleem van de godsvraag is inherent aan de weg die onze samenleving is gegaan en waarin voor die vraag geen plaats meer lijkt te zijn. Geloven past niet meer bij de Westerse cultuur, die in meetbaarheid, planbaarheid en beheersbaarheid zijn parameters heeft.
Geloven staat in een geschiedenis met een lange, betekenisvolle traditie en een hoopvolle toekomst, terwijl in onze cultuur alles om het heden draait. We sluiten ons af van het verleden en staan niet open voor de toekomst. Daarnaast zijn we in de Westerse cultuur gericht op het ‘ik’, terwijl het geloof ons leert dat het leven groter is dan mijzelf. Geloven is daarmee een antithese in de cultuur en dat is niet makkelijk te aanvaarden.”
‘Het leven is groter dan onszelf.’ Dit haalt u aan als het basisgevoel. Wat voor implicaties voor ons leven heeft dat?
“In het leven ervaart iedereen van tijd tot tijd dat we het leven niet in de hand hebben. We ervaren dat wel, maar we beleven ze als losse momenten die we snel weer wegstoppen om verder te gaan met ons maakbare leven. Daarom wordt de kloof tussen geloven en onze cultuur groter.
Maar die momenten dat we ervaren dat het leven groter is dan onszelf, zijn momenten waarop we God ervaren. Deze momenten vragen om respect, eerbied, maar roepen ons ook op tot verantwoordelijkheid. Als ik bijvoorbeeld ervaar dat een kind mij gegeven wordt, heb ik daar ook de zorg voor. Als de aarde ons gegeven is, hebben we de zorg voor de aarde.”
U noemt dit God, maar veel mensen geloven tegenwoordig niet in God. Ze ervaren dit eerder als Iets, iets dat is tussen hemel en aarde.
“Voor mij kan God niet ‘iets’ zijn. Ik kan geen liefde ontwikkelen voor iets, voor een ding. Een ding kan mij geen geborgenheid bieden. Respect, liefde, geborgenheid, dat zijn affectieve bindingen die je hebt met een persoon. God is voor mij een persoonlijke God waartoe ik me affectief verhoud.
Maar als we kijken naar deze tijd, dan is het niet verwonderlijk dat mensen God als Iets gaan zien. De Duitsers hebben er een prachtig woord voor gevonden: ‘verdinglichen’. Wij verdinglichen de cultuur en onze relaties en in diezelfde beweging wordt ook God tot een ‘iets’ gemaakt. Dingen kun je beheersen, mensen niet.”
Als de Westerse cultuur zo haaks op geloven staat, is het christelijk geloof dan nog wel betekenisvol?
“Jazeker. Het geloof vecht met de cultuur. Het is de antithese, in Hegeliaanse zin, die tegenwicht biedt aan de cultuur. En dit gevecht moeten we aangaan.
Laudato Si’ roept ons hiertoe op. Het vraagt ons om barmhartig om te gaan met de Aarde en de armen. Dat vraagt van ons om de waarde van de aarde en al wat daarop leeft, weer te zien. Dat valt niet mee. Dat kun je goed zien aan de wijze waarop we met dieren omgaan. Dieren worden nu of als mens of product gezien. Of we voeren een strijd voor de dierenrechten waarbij we dieren net als mensen behandelen, of we kijken hoe we zo efficiënt mogelijk een dier om kunnen toveren tot een lekker stukje vlees op ons bord. De uitdaging is echter om het dier als dier te zien: geen mens, maar ook geen ding. We moeten het in de juiste orde leren zien, wat niet betekent in een bepaalde hiërarchie.”
Dat is nogal een opgave. Durven christelijke gelovigen deze rol wel te vervullen in de samenleving?
“Het is inderdaad moeilijk. We voelen allemaal wel aan dat geloven schuurt met de samenleving en we hebben geen taal om onze overtuiging te communiceren. We zijn niet trots op ons geloof. We moeten die taal zoeken, een taal waarin we bescheiden doch overtuigend onze boodschap kunnen brengen. Veel gelovigen missen hiertoe de nodige bagage.
Gelovige mensen hebben het niet gemakkelijk. Dat maakt somber en soms moedeloos. Maar waar we in ieder geval mee op moeten houden is met mekkeren over de leegloop en de teruggang van de kerken. God kan niet tellen. Voor hem doen de aantallen er niet toe. Voor hem is ook iedereen even belangrijk. Voorlopig gaat het echt om de inhoud, niet om de aantallen gelovigen of priesters of kerkgebouwen.”
U zegt dat het geloof een tegencultuur wordt en tegelijkertijd blijft u praten over de Kerk als een volkskerk. Is dat niet in tegenspraak met elkaar?
“Nee, met volkskerk bedoel ik niet de grote aantallen, maar dat de kerk een boodschap heeft voor iedereen en dat er geen drempels zijn die de toegang tot de kerk belemmeren. De Kerk is niet speciaal, ze is geen exclusief gezelschap. Je hoeft niet tot een bepaalde groep te behoren, er zijn geen opleidingseisen en je hoeft geen bepaald vermogen te hebben. Sterker nog, ze heeft het vermogen om culturen in zich op te nemen. Dat wij Kerstmis vieren met een versierde dennenboom is echt niet van oorsprong katholiek, maar is een versmelting van de Germaanse cultuur met het christendom.”
Als CEO van Cordaid heeft u de wereld rondgereisd en ook gezien hoe in andere werelddelen het christendom wordt beleefd. Wat kunnen wij van die werelddelen leren?
“Van Afrika kunnen we twee dingen leren. Het sacrale, het heilige, heeft daar een plaats in het dagelijks leven, terwijl wij het naar de marge drukken. Wat we ook kunnen leren is hoe we een kerk kunnen laten draaien op vrijwilligers. In Afrika kan een priester maar eens in de zoveel tijd langskomen. Al die andere weken worden de vieringen door vrijwilligers geleid.
De Latijns-Amerikaanse Kerk heeft ons geleerd de armen centraal te stellen. De bevrijdingstheologie heeft ons denken over de kerk en haar plaats in de samenleving diepgaand beïnvloed. Paus Franciscus komt uit die traditie.
En van Azië kunnen we leren hoe het is om een minderheidskerk te zijn. In India en Bangladesh is slechts 1% van de bevolking christelijk. Maar toch telt in India het christelijk onderwijs veel leerlingen, omdat het als goed staat aangeschreven. En de caritas is in Bangladesh de grootste hulporganisatie. Ze zijn dan wel een minderheidskerk, maar spelen een rol van betekenis in de samenleving. Nu wij een minderheidskerk zijn geworden, kunnen we van Azië leren wat dat betekent.”
Dus de grootste opgave is om de macht los te laten. Kunt u daar praktische handreikingen voor geven?
“We moeten leren om te ontvangen en om kritisch naar onszelf te kijken. We worstelen nog met oude denkbeelden en overregulering. De belangrijke vraag is echter: ‘Hoe kunnen we eenvoudig geloven?’
Geloven is moeilijk, maar niet ingewikkeld. Het is moeilijk, omdat het vraagt om openheid, vertrouwen en overgave. Maar het is niet ingewikkeld, want er zit geen ingewikkeld systeem achter. Het geloof is geen intellectuele daad.
Geloof vraagt van ons dat we andere sferen dan alleen de rationele sfeer erkennen. We hebben het gebod gekregen God lief te hebben met heel ons hart, met heel onze ziel en met heel ons verstand. De rede is niet het einde van de discussie.
Door dit te leren zien, bieden we al tegenwicht tegen onze cultuur waarin alles tot het rationele gereduceerd wordt. In onze cultuur wordt de mens zijn brein; wordt de mens steeds vaker vervangen door robots. Dan denken we over de mens als iets dat we kunnen programmeren en dus kunnen beheersen. Uiteindelijk wordt ook de mens dan een ding.
Dat beheersen en programmeren van de mens wordt ingegeven door onze angst voor mislukking en falen, door onze angst voor het kwaad. Juist daartegenover zegt ons het geloof dat we bevrijd zijn door Jezus Christus, bevrijd van de zonde, bevrijd van de angst voor de dood. Als we niet meer bang zijn voor de dood, waar zouden we dan nog bang voor moeten zijn?
Die bevrijdende boodschap is de essentie van het geloof waarmee we betekenisvol in deze wereld kunnen staan. Die boodschap kan los gemaakt worden van de kerk en de theologie. Het begint gewoon op staat, op het station, in de trein waar je mensen als mens begroet. Het is onze opdracht om het menselijke te beschermen.”
Zaterdag 15 oktober wordt Van macht ontdaan. De betekenis van christelijk geloof voor de wereld van vandaag gepresenteerd in Heeswijk. Het boek is te bestellen bij Berne Media.
Veel te intellectualistisch verhaal. De conclusie kan duidelijk én eenvoudig zijn: opdoeken die kerken en alle theologische en filosofische geborneerdheid. Wij zoeken het zelf wel uit, en hebben het niet nodig om beleerd te worden door de eerste de beste omhooggevallen academicus die een scriptietje heeft geproduceerd. De moderne media zijn de nieuwe kerken. Daar wordt de moraal en ethiek vormgegeven en doorgegeven. [Beeldend en vooral rappende muzikale] kunstenaars zijn de onbedorven moderne mystici. Zij kennen de echte waarheid door hun ont-hechtheid aan het vastgeroeste oude burgerlijk leven! In beelden en geluidcollages geven zij vorm aan het goddelijke, vredelievende en vooral verbindende dat onze roeping als mensen zou moeten bepalen. Geen waanwijze priesters en kloosterlingen meer nodig. Kletsmajoors vallen meteen door de mand vanwege hun onechtheid, gekunsteldheid en worden dan ook meteen af geserveerd via de lijstjescultuur. In de oude kerk kon en kan dat nog steeds niet, zodat prietpraat van would-be goeroes er nog welig tiert en menig mens ten onrechte in zijn ban houdt. Prachtig toch die innovatie via de technologie der democratische massamedia?! Zorg om leegloop en sluiting van kerken is dan ook volstrekt onnodig. De problemen met zingeving enz. lossen zich vanzelf op als we mensen maar hun gang laten gaan, want ze zijn niet – zoals voorheen gedacht – geneigd tot alle kwaad, maar mits je ze maar brood en spelen geeft, vanzelf geneigd tot het goede. Andere scholen en scholing hebben we niet nodig; ideologische beïnvloeding zou taboe moeten zijn! Nu alleen nog zorgen dat de mensenrechten voor alle mensen op de wereld gerealiseerd worden, en niet overgelaten wordt aan toevallig gunstige marktwerking!
Het verhaal heeft vele intellectualistische momenten, maar alles om ons geloof en rond de R.K. kerk zomaar weggooien, gaat me veel te ver. Er is al veel weggegooid zonder dat het doordacht werd. Het enige motief was vaak ‘modern zijn’, ‘bij de tijd zijn’ en Pieter A voegt daar nog een hele lijst aan toe. Dat er in deze tijd moderne mystici zijn, daarvoor ben ik blij. Maar de media en haar macht behoort daar zeker niet bij, als ook vele producten die worden voortgebracht door deze media. Het zelf oplossen van zingevingsvraagstukken vraagt toch minstens om een gesprek met elkaar, plus reflectie in jezelf en communiceren met anderen. Ieder voor zich laten vaststellen wat het antwoord is op levensvragen getuigt van een te ver gaande individualisme en leidt niet tot een gemeenschap. Als christengelovigen zich verdiepen in wat Christus van ons en wat Hij ook aan de R.K.Kerk vraagt en dit in de dagelijkse praktijk brengen, lijkt me een betere weg om voor God te staan. De inhoud van jouw reactie, Pieter A, zou een mooie aanleiding zijn tot een gemeenschappelijk gesprek. Een gelovige die er dagelijks iets van probeert te maken omdat het christelijke geloof zoveel positiefs in het leven kan geven wanneer we er ‘ja’ op zeggen.
Eigenlijk zou een artikel, zou een discussie als deze, kunnen stoppen na de volgende stelling. Immers het antwoord (van Jezus) is zo overduidelijk!…..toch?
“Het gaat niet zo zeer over de vraag of homo’s wel of niet met elkaar mogen trouwen. In essentie gaat het hier om de macht van de kerk. Heeft zij nog de positie als toezichthouder op de moraal van een land?”