Kunt u iets vertellen over uw eigen geloofsopvoeding?
“De eerste vijf jaren van mijn leven bracht ik door in een Turks dorpje. In zo’n dorp gaan dingen automatisch. Normen en waarden… dat is gewoon aanwezig en zo groei je dan op. Toen wij naar Nederland kwamen, ging ik hier naar een katholieke basisschool. Mijn vader en moeder probeerden toen, denk ik, vooral dat door te geven wat zij meegenomen hadden van hun eigen cultuur en levensopvatting. Ik herinner me heel goed wat mijn vader zei, de eerste dag dat hij me naar school bracht: eet geen vlees, want het kan varkensvlees zijn en doe dit (hij slaat een kruisteken en lacht) niet! Dat heeft indruk op me gemaakt en dat zal ik ook nooit vergeten. Op school werd iedere ochtend het Onzevader gebeden maar toen ik eenmaal en beetje koran leerde lezen, zei ik voor mezelf iedere ochtend de Fatiha op, het eerste hoofdstuk van de koran. Op school kreeg ik de christelijke leer over het leven, de dood en de opstanding van Jezus onderwezen. Maar toen ik thuis met die verhalen aankwam, vertelde mijn vader mij dat de islam daar een heel ander idee over heeft. Binnen de islam wordt aangenomen dat Jezus – in de koran Isa genoemd – Gods profeet is en niet zijn zoon. En dat hij gestorven is en vervolgens bij God in de hemel verblijft. Geen opstanding dus.
Mijn vader en met name mijn oom hebben mij ingewijd in de teksten van de koran. Op een gegeven moment werd in Arnhem een gebedsruimte ingericht, een imam aangetrokken en een weekendschool voor de kinderen opgezet. Daar leerde ik meer van de koran en de geloofsleer van de islam. ‘Ik heb in mijn leven heel wat leerkrachten gehad: mijn oom, mijn vader, verschillende imams hier in Arnhem… Ik heb van ieder van hen wel iets geleerd. Later ben ik naar Syrië gegaan, om daar mijn kennis op een wat hoger niveau te brengen.”
Hoe gaat u met de geloofsopvoeding van uw eigen kinderen om en in hoeverre verschilt dit van de manier waarop u zelf opgevoed bent?
“De omgeving waarin mijn kinderen opgroeien is heel anders: ze zijn in Nederland groot geworden, naar een islamitische basisschool gegaan en gaan nu naar het katholiek voortgezet onderwijs. Ik ga veel bewuster met geloofsvragen om in de relatie met mijn kinderen. Ik praat met ze over dingen die ze tegenkomen: op school, op straat en op televisie. Terrorisme bijvoorbeeld – uit geloofsovertuiging iemand doden – was voor mij in 1974 helemaal geen onderwerp! Verjaardagen waren toen helemaal niet belangrijk. Wij vieren in de islam geen verjaardagen, hooguit de geboortedag van de Profeet. Het feit dat wij ons bepaalde regels kunnen stellen en ons daaraan kunnen houden, maakt tenslotte dat wij verschillen van de dieren. Niet alles wat jij wilt is wat je kinderen willen en andersom. Twee van mijn kinderen hebben wel eens gevraagd om een verjaardagsfeestje, omdat vriendjes dat ook deden. Ik heb hun toen gevraagd waarom ze dat wilden: alleen het na-apen van anderen vind ik geen correcte manier van denken. Als je iets doet, moet je weten waarom je dat doet. Ik stuur er met name op aan dat ze zelfbewustzijn ontwikkelen. Tot nu toe hebben we daar geen grote conflicten over gehad. Ik geloof niet dat kinderen hun geloof zelf kunnen kiezen: het zijn de ouders die bepalen hoe hun kinderen opgevoed worden. Pas als ze een jaar of achttien zijn, mogen ze wat mij betreft zelf kiezen. En meestal is het zo dat een kind toch in de richting groeit die de ouders hebben aangegeven. Er moet echt iets ‘mis’ zijn in de hele gezinsstructuur, als je kinderen iets heel anders gaan kiezen.”
Ziet u aan de kinderen in uw werk vele verschillende ‘stijlen’ van opvoeden?
“Als leerkracht kom je allerlei verschillende ouders tegen. Aan het kind zie je uiteraard hoe ze het opvoeden, of juist niet. Er zijn ook momenten waarop ik tegen een kind zeg: ‘Dat klopt niet hoor, als jouw ouders dat zo zeggen, dat moet je nog maar eens navragen! Laat ze maar eens naar mij toekomen.’ Het moet dan wel gaan om iets waarvan ik zeker weet dat het volgens de islam niet is toegestaan. Dat kan om verschillende dingen gaan: om praktische geloofszaken maar ook om het godsbeeld, de engelen of het geloof in het hiernamaals. Laatst nog hadden we het in de les over de hadj, de pelgrimsreis naar Mekka, die ik pas heb gemaakt. De kinderen tekenden de Ka’aba en ik vertelde dat dit het huis van God is. Een van de kinderen vroeg me toen: ‘Slaapt God daar altijd in?’. Zo zijn kinderen. Je probeert dan een kind uit te leggen dat ‘huis’ niet letterlijk bedoeld wordt maar figuurlijk.”