Hoe ben je tot dit boek gekomen?

“Het is mijn derde boek. Ik heb jaren als diplomaat voor Buitenlandse Zaken gewerkt. Dan ben je een belangrijk deel van je tijd in feite ook schrijver. Maar slechts van ambtelijke stukken, die nuttig zijn maar ook houterig. Sterker nog, ze willen helemaal geen teksten die sierlijk, joyeus zijn. Dan kreeg ik te horen dat ik ‘te journalistiek’ schreef. Je schrijft bij Buitenlandse Zaken in opdracht. Maar ik verzeilde in een levensfase waarin ik zelf wilde beslissen wat ik zou schrijven. Ik stelde een mail op – ik zat toen in Juba, in Zuid Soedan – waarin ik aangaf dat ik het ministerie voortijdig wilde verlaten. Maar het heeft weken geduurd voordat ik de ‘send’-toets indrukte. Want het voelde ook alsof je je familie vaarwel zegt.”

Maar waarom nou juist over relieken van de Profeet Mohammed?

“Het idee ontstond in het Topkapi Museum in Istanbul, het oude paleizencomplex van de Turkse sultans. Er zijn daar twee zalen met relieken. Iets van zes zwaarden van de Profeet. Een zegelring, kledingstukken. Ook zijn peil en boog – hij was een verdienstelijk boogschutter. Er is daar ook een gouden doosje met een tand van de Profeet. Toen ik me over die uitstalkast boog, had ik haast wat ik een epifanie zou willen noemen. Ik wist meteen dat ik een boek over die relieken zou gaan schijven, vervlocht met de bijbehorende verhalen uit zijn leven.

Die tand zegt niets als je niet weet dat hij bij Uhud, niet ver van Medina, in een veldslag tegen de heidenen van Mekka, een voortand verloor of misschien wel drie of vier. Het precieze aantal is omstreden. Na Uhud zag hij er daardoor een beetje uit als een piraat. We weten dat hij nogal ijdel was. En de schade aan zijn gebit vond hij afschuwelijk. Bij profeten denk je al gauw aan een, nou ja, nogal woest uiterlijk. Maar dat gold niet voor Mohammed. Hij had altijd een spiegeltje bij zich en een kam. En een potje kohl om een zwarte lijn rond zijn ogen te trekken. Hij besprenkelde zich iedere dag met zoveel muskus-extract, een opwindende, dierlijke geur, dat zijn jonge lievelingsvrouw Aisha later vertelde dat zijn baard ervan glom. Hij leefde eenvoudig, maar hij hechtte aan wat de Italianen ‘la bella figura’ noemen.

Maar om nog even op die tand terug te komen… Gebitsschade kan je spraak veranderen. Ik wist dat maar al te goed uit Zuid-Soedan waar bij jongens van de Dinka-stam een reeks voortanden met een mes of speerpunt worden weg gewrikt. Antropologen spreken van ‘infant oral mutilation’. Hun spraak klinkt na afloop voortaan nogal lallerig. Maar ik heb het over Mohammeds gebitsschade zekerheidshalve ook uitgebreid gehad met een vooraanstaande Nederlandse  spraakleraar. Door die verdwenen tand of tanden is de Profeet vrijwel zeker iets anders gaan praten. Met name klanken in het ‘s’-spectrum – in het Arabisch zijn dat er heel veel – werden moeilijker. En wellicht zijn sommige van zijn uitspraken daardoor verkeerd opgevangen.

Robbert IMG-20220225-WA0006
Robbert van Lanschot

Dat geldt niet voor de Koran omdat ieder vers meteen collectief werd  bediscussieerd en de Profeet eventuele misverstanden zou hebben kunnen corrigeren. Maar bij de hadieth – de mondelinge overleveringen – was vaak maar één toehoorder aanwezig, die de betreffende overlevering bovendien pas ver na Mohammeds dood doorvertelde. Dat is een issue waar ik in het boek uitgebreid op in ga. Het zou dus kunnen zijn dat anderhalf miljard moslims iets doen of juist nalaten op basis van een uitspraak, een hadieth, van Mohammed die verkeerd is opgevangen.

Binnen de islamwetenschap wordt aan de mogelijke gevolgen van zijn gebitsschade geen aandacht gegeven. Eindeloos heb ik zitten googelen, maar op dat punt heb ik niets gevonden. Maar dat wil niet perse veel zeggen, want alles wat over de Profeet te vertellen viel, werd als het ware rond de tiende, elfde eeuw bevroren. Er kwam niets meer bij. Hedendaagse logopedische inzichten zijn, sorry dat ik het zo zeg, als het ware te laat.”

Welke rol spelen relieken van Mohammed in de islam? Hecht iedereen evenveel waarde aan relieken?

“Oef, dat is een moeilijk thema. Voor de wahabi in Saudi-Arabië zijn relieken streng verboden omdat ze tot verering, tot afgoderij, kunnen leiden. En alleen God verdient verering. Het veruit belangrijkste reliek van de islamitische wereld is natuurlijk het stoffelijk overschot van de Profeet. Hij werd begraven precies onder het bed van Aisha. De plek maakt nu deel uit van de grote Nabi-moskee in Medina, die door Mohammed zelf is opgericht en door de eeuwen heen steeds verder is uitgebreid. Heel veel pelgrims gaan direct na de hajj in Mekka door naar Medina, juist vanwege die begraafplaats. Maar er staan daar wachters die de gelovigen beletten om even bij het graf stil te staan. ‘Doorlopen, doorlopen!’ roepen ze de hele tijd, bang dat iemand toch ter plekke gauw een schietgebedje doet. De Saoedische overheid heeft een paar keer, als proefballon, aangekondigd dat ze Mohammeds stoffelijk overschot willen overbrengen naar een anonieme plek in de woestijn. Het zou een storm van verontwaardiging kunnen veroorzaken. Maar ik denk dat kroonprins Mohammed bin Salman, die zich nogal heeft afgekeerd van zijn wahabi islamgeleerden, zo’n plan voor een heimelijke, overrompelende herbegrafenis niet zal uitvoeren.

De meeste moslims, en dat in de meeste landen, staan daarentegen heel positief tegenover de bescherming van en het respect voor Mohammeds relieken. Ook in Nederland worden relieken van de Profeet bewaard. Dit speelt met name onder  moslims uit de Surinaams-Hindoestaanse gemeenschap in Den Haag. Het betreft dan Heilige Haren waarvan er overigens nog tienduizenden in de wereld in omloop zijn. De Profeet liet enkele malen, bijvoorbeeld bij zijn Afscheidshajj, zijn hoofd helemaal scheren en zijn volgelingen vochten om dan een haar te bemachtigen. Maar ook als er een haar op zijn mantel neerdwarrelde, was er altijd wel een snelle hand om het op te pikken. Niets ging als het ware verloren.

Zo zijn er ook nog steeds flacons met zijn zweet. En er was, en is nog steeds, ook speciale belangstelling voor zijn nu uiterst zeldzame vingerhaartjes – haartjes, dat weten we uit de oude verhalen, die opvallend dik waren. Die vormen dus weer een aparte categorie. Uit de canonieke beschrijvingen van zijn lichaam weten we ook dat er een lijn kleine, fijne haartjes van zijn borst naar zijn onderbuik liep. Maar die laatste categorie haartjes bleef onbereikbaar voor de gelovigen en heeft nooit tot relieken geleid.”

Wat was voor jou, bij al die reizen – je ging naar Tsjetjenië, naar Syrië, naar Afghanistan, naar Turkije, naar Jeruzalem – het belangwekkendste reliek?

“Daar hoef ik niet lang over na te denken: dat was de Hemelvaartsmantel in Kandahar. Mohammed bracht, zo vertelt het verhaal, in het jaar 617, op uitnodiging van God een kort bezoek aan de Hemel. Dat jaar 617 was voor hem tot dan toe heel zwaar verlopen – hij had net zijn eerste echtgenote, Khadija, verloren alsook zijn lievelingsoom Abutaleb. Later spraken islamitische geleerden heel ontroerend, heel poëtisch ook, van Mohammeds ‘Jaar van Verdriet’. Tot overmaat van ramp was de belangstelling voor wat hij preekte en voor de openbaringen die hij van God ontving, minimaal. Wat had hij aan volgelingen? Misschien waren het er op dat moment nog maar iets van zestig of zeventig. En dat na zeven jaar profetie!

Die reis naar de Hemel was misschien wel een soort troostprijs. De mantel die hij bij dat bezoek en dus ook in Gods Troonzaal om had, wordt nu in Kandahar vereerd. Er is overigens een concurrerende Hemelvaartsmantel in Istanbul – niet in het Topkapi, maar in apart heiligdom in de uiterst conservatieve Fateh-wijk.

Wat voor mij de mantel in Kandahar heel bijzonder maakt, zijn de sprookjesachtige verhalen rond het transport van het kledingstuk van etappe naar etappe – gespreid over eeuwen – vanaf Medina via Raqqa in Noord-Syrië en Bukhara in Centraal-Azië naar Afghanistan. Maar het is ook een reliek met een overweldigende politieke betekenis. Het zorgde voor een keerpunt in de recente Afghaanse politiek. Dat ging als volgt. De mysterieuze, eenogige Mullah Omar, de leider van de Taliban, werd door veel westerse politici en militairen gezien als een schurk en als de belichaming van alles wat slecht was in Afghanistan. Hij was van eenvoudige komaf en gold als een oninteressante prediker. Maar hij slaagde er in 1996 in om de mantel, die normaal gesproken altijd verborgen blijft, te tonen vanaf het dak van een kleine moskee in een van de voorsteden van Kandahar. De bewaarders van de mantel, de oude soefi-familie Akhunzade, had hij dermate geïntimideerd dat ze hem tijdelijk het kledingstuk uitleende.

Robbert IMG-20220221-WA0054
Robbert van Lanschot in zijn element bij goede bekenden

Het bleek een meesterzet. De bevolking was door dolle heen. Ik heb allerlei ooggetuigen gesproken. Zij vertelden hoe gelovigen, die vlak bij de moskee stonden hun tulbanden omhoog gooiden in de hoop de mantel te raken. Want dan zou ook de tulband iets heiligs krijgen. Nog steeds worden in Kandahar sommige van die aldus geheiligde tulbanden in piepkleine stukjes opgeknipt en als uiterst waardevolle geschenkjes rondgedeeld. Mullah Omar werd nog diezelfde dag door honderden imams en islamgeleerden uitgeroepen tot de emir, de leider, van de moslimgemeenschap van het hele land. De Taliban kreeg opeens vleugels.

Ik kom net terug van een rondreis door Afghanistan en ik hoorde iets van de directeur van het Museum van Kabul dat ik bij de research tijdens mijn eerdere reis in 2019 had gemist. Hij vertelde dat voor Afghanen zoiets heiligs als die mantel eigenlijk alleen kan worden aangeraakt en aan anderen kan worden getoond door iemand die zelf als het ware een heilige is. Voor mij een interessant, nieuw inzicht. En ik vermoed dat de westerse militaire coalitie dat speciale aspect van Mullah Omar, die vermeende heiligheid die hem enorme macht gaf onder zijn aanhang, nooit heeft bevroed.”

Hoe kom je eigenlijk aan die fascinatie voor de islam?

“Ik ben van katholieke huize en doe eerlijk gezegd niet veel meer aan mijn eigen geloof. Maar juist daarom ben ik geboeid door de islam omdat dat een geloof is dat je leven helemaal kan absorberen. Neem de vijf dagelijkse gebeden. Als je die serieus neemt, ben je er een groot deel van je dag mee kwijt, of correcter gezegd, mee bezig. Want zodra je de oproep tot het gebed hebt gehoord, kun je je niet meer concentreren op je werkzaamheden. Het is alsof je op Schiphol de allerlaatste oproep hoort voor je vlucht naar Parijs. Dan ga je ook geen appjes meer sturen of een nieuw document aanmaken. Je begint je geestelijk al voor te bereiden. Vervolgens moet je, bij voorkeur te voet, naar de moskee. Dan de religieuze wassing. Dan het gebed. Dan nog wat napraten met de imam en andere gelovigen in de moskee. Dan weer terug te voet naar je werk of huis. Elk van die vijf gebeden duren wel een half uur. Dat, vermenigvuldigd met vijf, is tweeënhalf uur. Ik denk dat zelfs veel christelijke kloosterorden geen tweeënhalf uur rond het gebed halen. Die toewijding fascineert me.

Een kennis van me komt uit Gujarat in India. Zijn vader, een stokoude, rijke koopman, is in feite de hele dag bezig met zijn geloof. Om de vijf a tien minuten verzucht hij met krakerige stem ‘Alhamdoelillah’ – ‘God zij geprezen’. En dat gaat de hele dag zo door. Je weet dus waar hij permanent met zijn hoofd zit. Ken jij een christen die ook maar bij benadering ook zo is? Maar ook al je gedragingen zijn als goede moslim islamitisch geïnspireerd. Bij bijna alles was Mohammed het voorbeeld. Hoe je moet slapen – zo mogelijk met je gezicht richting Mekka. Hoeveel dadels of gedroogde abrikozen je van een schaaltje mag nemen – antwoord: een of drie of vijf, zolang het maar een oneven getal is want God heeft vanuit zijn eigen monotheïstisch bestaan – er is maar een God – een voorkeur voor oneven getallen.  Mohammed leerde zijn volgelingen zelfs hoe je water moet drinken. Dan denk je: dat weet ik toch al wel? Nee, dus. Hij leerde dat je water alleen met kleine, bescheiden slokjes mag drinken en dat niet staand maar uitsluitend zittend.”

Wat heeft je bij je reizen het meest verbaasd?

“Iets dat me nog steeds heel erg bezighoudt is het feit dat Mohammed in aanraking is geweest met de Europese cultuur. Maar het zei hem niets. Hij ‘zag’ het niet. Hij is herhaaldelijk in Bosra geweest, in het huidige Syrië, vlak bij de Jordaanse grens. Het was in zijn tijd het eindpunt van de jaarlijkse ‘zomerkaravaan’ vanuit Mekka. Zelf ben ik er twee jaar geleden geweest vanwege de Moskee van de Knielende Kameel, een klein bouwwerk opgericht boven twee uithollingen die naar verluidt zijn ontstaan toen Mohammeds kameel neerknielde aan de noordzijde van de stad. Bosra en Palmyra waren de twee belangrijkste steden langs de ‘Limes Arabicus’, de grens die het Romeinse rijk scheidde van het zeg maar ruige Arabische schiereiland. Nog steeds staat in Bosra het allermooiste Romeinse theater van het hele Middellandse Zeegebied. Het is een soort tweede Pompeï.

Robbert 20220221_122332
Robbert van Lanschot op excursie

Bosra liet zien dat een stad niet perse organisch hoeft te groeien, maar dat je aan stadsplanning kunt doen. Het stratenpatroon was in Bosra zoals op Manhattan. Mohammed zag er voor het eerst van zijn leven, weliswaar in de vorm van ruïnes, wat bouwmeesters en ingenieurs kunnen neerzetten. En dat badhuizen en tempels en winkelgalerijen en waterbassins elegant konden zijn, strelend voor het oog. Hij kende als serieus bouwsel alleen de Kaaba in Mekka, een kubus van grove brokken basalt. Een geometrisch ‘mislukte’ kubus trouwens want de vier muren hadden niet eens dezelfde maat. Dat gigantische theater in Bosra zei hem niets, Arabië deed immers niet aan toneel. Hij heeft het er, voor zover we weten, nooit over gehad.

Nooit is Mohammed uit zijn Arabische of, zo je wilt, Joods-Arabische biotoop gestapt. Zijn totale miskenning van de westerse cultuur heeft, vermoed ik, gevolgen tot op de dag van vandaag. Het maakt het lastiger om een brug te slaan tussen Mekka en het Vaticaan. Of, op minder verheven niveau, tussen de Haagse Schilderswijk en Scheveningen.

Waarom zou ik ‘De Tand van de Profeet’ moeten lezen?

“Vooral omdat ik, zo denk ik, in mijn boek de ongelooflijke rijkdom van de islam laat zien. Neem alleen al de Sira, de biografie die Ibn Ishak rond het jaar 750 schreef over de Profeet. In de Engelse Oxfordvertaling zijn dat ruim achthonderd pagina’s piepkleine lettertjes. Dat was voor mij een fantastische bron om uit te putten. Maar er zijn ook de bijna tienduizend canonieke verhalen uit de hadiethbundels van de geleerden Bukhari en Moeslim.

Over Mohammed weten we vele malen meer dan over Jezus. De hadieth gaan over de uitspraken en de gedragingen van de Profeet. De Koran leert je dát je moet bidden. Maar de hadieth leren je hóe je moet bidden – alle onderdelen precies voorgedaan door de Profeet, hoe je moet buigen, hoe je moet staan, waar je je handen houdt, hoe je de ene voet over de andere voet neervlijt. De Koran zelf heeft een eindeloze stroom boeken met verhalen en exegese opgeleverd. Iedere keer weer ontdekte ik nieuwe dingen die ik nog in dit boek wilde opnemen. Te mooi om weg te laten.”

Geeft zoiets geen problemen met je uitgever?

“In Amsterdam, bij uitgeverij Balans, werden ze een beetje gek van mij, geloof ik. Telkens kwam ik weer met nieuwe lappen tekst. Dan kreeg ik te horen: ‘Robbert, het is genoeg!’. Ik wist van geen ophouden. De mensen van Balans hebben echt de teugels moeten aantrekken. Ik denk nu: gelukkig maar. Maar op de valreep, echt twee of drie dagen voordat het manuscript naar de zetter ging, wist ik, een beetje sneaky, via een bescheiden, nieuwe voetnoot toch nog een belangwekkend verhaal het boek in te smokkelen. Het betreft de tijdelijke beheksing van de Profeet, een beheksing door een belangrijke Joodse expert in zwarte magie, een zekere Labid ibn al-Asam al-Yahudi. De lokale bevolking heeft er niets van gemerkt, maar Mohammeds echtgenotes wel.

Toen hij weer ‘normaal’ was, beweerde Mohammed dat hij ook tijdens die beheksing de hele tijd volgens zijn strakke roulatieschema met hen had geslapen. Maar zijn echtgenotes wisten beter: ‘O Mohammed, geen van ons heb je in die periode aangeraakt’. Het is een van die verhalen waarover moslims niet spreken. Door stom toeval las ik erover in Bukhari. Ik heb ook het nummer van de hadieth vermeld om te voorkomen dat sommige lezers denken dat ik het zelf heb bedacht.”

Heb je zelf ooit aan bekering gedacht?            

“Ja, vaak zelfs. Maar de vereiste religiositeit ligt niet in mijn aard. Toch gaat van de islam voor mij vaak een enorme bekoring uit. Soms voel ik dat heel sterk als ik bijvoorbeeld in een oude, verstilde moskee rondloop. En enkele weken geleden is het er bijna van gekomen. Dat was in Kandahar. Ik was aanwezig bij een zeldzame  ‘tulbandceremonie’. Dat is een publieke ceremonie waarbij studenten die, na zo’n vijftien jaar studie, van een madrassa zijn afgestudeerd en dan voor het eerst officieel een tulband mogen dragen. Het evenement werd voorgezeten door de hoogste geestelijke autoriteit van het land, Sheikh ul-Hadieth Molavi Nazar. Toen hij mij in het oog kreeg – ik was de enige buitenstaander en evident een niet-moslim  –  riep hij mij bij zich. Hij stond erop dat ik me ter plekke tot de islam zou bekeren.

Nooit zou zich, zo stelde hij, voor mij een mooier moment aanbreken. Er waren immers duizenden gelovigen aanwezig en ook tientallen vooraanstaande imams. En de plek van samenkomst was nota bene het plein gelegen naast de Kherqa Sharif, het heiligdom waar de Hemelvaartsmantel wordt bewaard. Maar ik ben met zoveel mogelijk tact ‘nee’ blijven zeggen, afgewisseld met ‘nog niet’. Maar ik besef dat ik nooit meer ergens zal zijn waar mijn ‘shahada’ – de twee korte zinnetjes die je tot moslim maken – mooier en overtuigender zou hebben geklonken als juist op die plek en op die dag.”

De tand van de Profeet. Verhalen uit het islamitisch labyrint | Robbert van Lanschot | ISBN 9789463821018 | 376 pagina’s | €24,95 | Uitgeverij Balans | paperback | verschijnt 29 maart 2022.

Logo_Personen

Redactie Nieuw Wij

Heeft u ook een nieuwstip? Of wilt u zelf publiceren? Laat het ons weten via de contactpagina.
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.