Aan het woord is Arend Driessen, programmacoördinator van de Protestantse Diaconie in Amsterdam. Samen met Paul van Oosten, directeur van de Diaconie, spreken we over deze waardencreatie en de toekomst van de Diaconie.
Gezien worden deed wat met hem en met jou. Wat bracht dit gezien worden bij jou persoonlijk en bij de diaconie in zijn algemeen teweeg?
Paul: “Aan het begin van het straatpastoraat hadden we die klokkenluider…”
Arend valt Paul in de rede: “Ja, dat is een oud verhaal…”
Paul: “Maar zo begon het straatpastoraat…”
Arend: “Nou, oké” en Arend begint te vertellen: “Er was eens een nieuwjaarsreceptie van de Protestantse Kerk in de Westerkerk. Iedereen was gekleed in deftige pakken en jurken. Ik zag daar iemand en dacht ‘Wie is dat ook al weer?’ ‘Je kent mij van de schrijfclub van daklozen,’ zei de ander. Die schrijfclub was toen ter tijd een project van de Diaconie. Daklozen kwamen samen om met elkaar gedichten te schrijven. En de ander vervolgde: ‘Als hobby ben ik hulpkoster in de Westerkerk en kreeg ik dit mooie pak aan.’”
“En werd hij de klokkenluider!” voegt Paul toe.
Arend: “’Ik wil eens met jou praten’, zei mijn gesprekspartner. ‘Want wat gebeurt er eigenlijk met ons als we ziek worden en doodgaan? Ik heb het gevoel dat we dan net zo goed in de prullenbak gestopt kunnen worden.’”
“Er waren in die tijd veel mensen die overleden. En dan krijg je een gemeentelijke begrafenis waar niemand bij is. Er is niets zo triest als dat.” vult Paul aan.
Arend vervolgt: “Ik ging een kopje thee met hem drinken en we besloten met lunchbijeenkomsten te beginnen. Op een gegeven moment kwamen we op een kruispunt: ‘we zitten nu steeds te praten over ellende, maar we vertellen ook verhalen over de vitaliteit die er op straat is. En over de schoonheid. Dus we kunnen ook dingen gaan ontwikkelen.’ Er ontstond een perspectiefwisseling. We gingen het hebben over Zin op straat, Vitaliteit op straat. Dit was eigenlijk het begin van het straatpastoraat. We gingen dus op zoek naar de kern waar het leven zit. Waar je aan vast kunt houden en waaraan je kunt groeien. Dit al kwam tot stand doordat wij elkaar zagen bij de schrijfclub en later bij die nieuwjaarsreceptie.”
Jullie beschrijven deze omwenteling in het denken als een keerpunt voor de diaconie. Hoe definiëren jullie de rol van de Diaconie?
“Gisteren had ik het er nog over: het Maslowmodel”. Ondertussen tekent Paul snel de piramide van Maslow op papier. Met zijn pen wijst hij naar de bodem van de piramide. “Hier heb je de behoefte aan veiligheid; aan bed, bad en brood. Daar,” en de pen gaat naar de top, “heb je het spirituele, de zingeving. Dan kun je een indeling maken van mensen die beneden zitten en mensen die bovenaan zitten. Maar het is niet zo dat wij de mensen die beneden zitten, omhoog moeten helpen. De mensen die beneden zitten kunnen leren van de mensen die bovenaan zitten en andersom. Er is een wisselwerking tussen hen en die wisselwerking kunnen wij faciliteren.” En hij tekent een grote boog met twee pijlen die onder en boven met elkaar verbindt.
“Een dag voor gevangenisdirecteuren die hier samen met dak- en thuislozen gingen werken illustreert dit mooi. Een van de workshops ging over verantwoordelijkheid. In deze workshop gingen daklozen en gevangenisdirecteuren samen soep koken. Die dag was het prachtig weer en een van de deelnemers hield het in de keuken snel voor gezien. ‘Bekijk het, het is veel te mooi weer’ en ging er vandoor. De gevangenisdirecteuren kwamen achter hen aan: ‘hé, het is onze verantwoordelijkheid om voor de soep te zorgen!’ Er ontstond toen een prachtig gesprek over liefde, vriendschap en verantwoordelijkheid. Het was een heel proces waarin ze van elkaar over waarden leerden.
Die piramide van Maslow lijkt te impliceren dat je een beter mens bent als je bovenaan staat. Wij zien dit dus anders. Het gaat om de wisselwerking, om de ontmoeting tussen mensen.”

Zingeving zien jullie dus niet als iets hoogs, verhevens. Hoe zouden jullie zingeving dan willen typeren?
“Zingeving wordt in de zorg gezien als een apart veld dat erbij komt. Naast zorg en eten heb je dan ook nog zingeving. Zingeving wordt dan iets instrumenteels. Zo zien wij het niet. Zingeving gebeurt vaak ‘om niet’.” Arend trekt een verontschuldigend gezicht: “Het is een zwaar theologisch begrip. Ik bedoel, het komt automatisch en vrij bij wat we doen. Dat zie je bijvoorbeeld concreet in het Wereldhuis. Daar komen kwetsbare mensen met een zwaar bestaan. Zij kunnen beter feest vieren dan ik.”
“Ja, en ik ben geen snars beter dan gekke Joop van het Straatpastoraat,” gaat Paul verder. “Waar het ons om gaat is dat je niet aan elkaar voorbij moet leven. We willen juist dat we omzien naar elkaar. En daartoe creëren we allerlei ontmoetingen. In de wederkerigheid van de ontmoeting komen waarden tot stand.
Dit leidt ertoe dat de Diaconie zichzelf steeds opnieuw aan het uitvinden is. We staan in constante wisselwerking met de omgeving. Dit biedt kansen voor de toekomst. Zodra we ons opsluiten in een institutioneel kader, graven we ons eigen graf.”
Waar halen jullie de kracht vandaan om te blijven zoeken naar zingeving?
“Jij bevraagt me nu en daagt me zo uit goed na te denken over zingeving en wat we doen. Gelukkig zijn Arend en ik het vaak met elkaar oneens en ook in het team zitten mensen die eigen ideeën hebben. Zo houden we elkaar scherp.”
“Maar”, zegt Arend, “ook de buitenwereld houdt ons bij de les. De buitenwereld is sterk veranderend.”
“Klopt”, vult Paul aan, “Dat zie je met de voedselbank. Die kwam overgewaaid uit België en vond onderdak hier in de kelder. Maar toen het daar zat dachten we ‘wat een waardeloze manier’. Mensen krijgen een krat in de handen geduwd en hup, de volgende is aan de beurt. We hebben het omgebouwd naar de Sociale Kruidenier. Hier staat een tafel met koffie waar mensen met elkaar kunnen praten over budgetbeheer en andere problemen. Ah, die wisselwerking. Zo blijven we bezig.”

Wat is jullie blik op de toekomst?
“De Diaconie willen we minder institutioneel laten zijn. We willen meer vanuit netwerken werken dan vanuit een organisatie”, zegt Arend. “We gaan er vanuit dat er mensen zullen blijven die vanuit dezelfde inspiratiebron als wij willen blijven werken, maar die los kunnen staan van de kerk.
Daarom zijn nu vijf collega’s in de regio bezig met het aanspreken van vitaliteit en die nieuwe vormen van verbinding tot stand brengen. Zij zetten geen nieuw instituut op, maar bouwen aan netwerken. Een mooi voorbeeld komt van onze collega in Noord. Hij organiseerde een taalcafé: mensen ontmoeten elkaar en zijn onderwijl bewust met taal bezig. Het is een heel andere manier van ontmoeten dan bij een taalcursus. En hieruit ontstond weer een fotoproject.
Met deze collega’s richten we ons meer lokaal. We willen dicht bij mensen in de wijken zijn. Op wijkniveau kun je goed zien wat er gebeurt en waar mensen behoefte aan hebben. Juist daar aanwezig zijn geeft kracht voor diaconieën. We kunnen deze beweging maken, omdat we in de stand nog twintig kerken hebben.
We zullen het in de toekomst ook moeten hebben van jonge mensen. Die hebben een enorme potentie. Dat zag je wel bij de “We are here”-groep. De mensen die hier hielpen, hebben enorm veel voor elkaar gekregen. Hun kenmerk is dat ze echt willen veranderen, verbeteren. Nieuw elan. Ze zitten niet gevangen in maatschappelijke vastgestelde routes. Ze willen niet het instituut veranderen, maar iets goeds doen voor een ander. En ze beginnen gewoon. Je hoeft niet groot te beginnen. Begin gewoon met een pannetje soep.”
De Protestantse Diaconie Amsterdam zet zich al eeuwenlang in voor een rechtvaardige en barmhartige samenleving. Vanuit compassie en openheid ondersteunen we dak- en thuislozen, vluchtelingen, mensen die eenzaam zijn of in armoede leven. Dit doet de Diaconie samen met vele Amsterdammers die omzien naar elkaar en laten zien dat je er niet alleen voor staat!
Meer info op Diaconie.org.