Als antropoloog houdt Wessel van het samenbrengen van verschillende perspectieven en werelden, en gelooft hij vurig in de kracht van dialoog. Hij richt zich met name op de ontwikkeling en het welzijn van kinderen en jongeren. Hoe kunnen de systemen die daarvoor zijn opgetuigd nog beter op elkaar en de jongeren zelf aansluiten? Als zoon van een dominee en een historicus zoekt Wessel altijd naar de juiste balans tussen denken en doen, hoofd en hart, en een menselijke maat in systemen.
Wat is populisme?
Aan het begin van het interview geeft Wessel aan dat populisme een moeilijk onderwerp is, maar zeker belangrijk en uitdagend, gezien de politieke ontwikkelingen de afgelopen periode. Moeilijk, omdat er allerlei definities van populisme bestaan en er vaak een waardeoordeel aanhangt. “Ik heb een stuk geschreven over dalende burgerschapskennis onder jongeren en daarin een zorg geuit dat het populistisch stemmen in de hand speelt. Dat laatste is niet wetenschappelijk onderbouwd, en daar heb ik terecht heel wat kritische reacties op gehad. ‘Als jongeren populistisch stemmen, dan zijn ze toch deelnemer aan het democratisch proces? Dat moeten we dan toch niet verwerpen maar juist toejuichen, wat ze ook stemmen?’ Zo gaat de repliek dan ongeveer als ik met mensen hierover in gesprek ben.
Hier botsen beelden en definities van populisme. De officiële definitie van populisme is dat het een politieke stroming is die zegt ‘het volk’ te vertegenwoordigen, en het zet zich vaak af tegen een elite. In deze basale definitie is er natuurlijk weinig in te brengen tegen populisme. Sterker nog: het is toe te juichen als politieke partijen de echte thema’s en behoeftes uit de samenleving weten bloot te leggen en mensen zich gehoord laten voelen.
Mijn persoonlijke mening is dat populisme zoals wij dat in Nederland kennen, sterke anti-democratische kenmerken vertoont. Niet in de zin dat populisten het democratisch proces niet volgen, maar in de zin dat ze de randvoorwaarden voor een goed werkende (liberale) democratie proberen te verzwakken. Populistische partijen drijven mensen in wij-zij groepen uit elkaar. Het is retoriek van ‘eigen volk eerst’, van zondebokken. Geen fundamentele vrijheid en gelijkheid dus. Geen pluralisme. Dit soort partijen floreren altijd al bij een polarisering in het maatschappelijk debat. Daar komt tegenwoordig de post-truth trend bij: alleen meningen tellen nog, niet meer de onderbouwing, het debat, laat staan de dialoog. ‘Twitter-politiek’ noemt Maarten van Rossem het. Daarnaast voeden dit soort partijen wantrouwen in democratische instituties. De onafhankelijke pers zou partijdig zijn, de politiek een ‘kartel’ of ‘grachtengordel elite’. Ze vergroten bestaand wantrouwen in de maatschappij–die er vaak met een goede reden is–maar bieden daar geen oplossing voor. Partijen die zich schuldig maken aan dit soort denken, welk label je ze ook geeft, zijn wel degelijk een gevaar voor onze democratie. En al helemaal als dit gedachtegoed niet in de oppositie, maar in het kabinet plaatsneemt.”
Zijn jongeren überhaupt vatbaarder voor populisme?
“Ja. Allereerst is het logisch vanuit de socialisatie en hersenontwikkeling van jongeren. Ze zijn bezig met identiteitsvorming, waardoor sterke, eenvoudige identiteiten en extreme meningen aantrekkelijk zijn. De mening en erkenning van leeftijdgenoten zijn ook heel belangrijk. Toch is het zorgwekkend dat steeds meer jongeren schijnbaar aangetrokken worden tot populistisch-rechts gedachtegoed. Dat kunnen we op een aantal manieren duiden.
Jongeren hebben veel om ontevreden over te zijn: ze hebben vaak geen rooskleurig toekomstperspectief, ze zien en ervaren een globaal pessimisme over klimaat en oorlog en, dichter bij huis, zijn ze onzeker over betaalbaar wonen, prestatiedruk en mentale gezondheid.
Verder voelen jongeren zich vaak niet goed vertegenwoordigd in de politiek; het gevoel buitengesloten te zijn van besluitvorming. Een onderzoek van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) uit 2022 liet zien dat maar liefst 76 procent van hen zich niet goed vertegenwoordigd voelt in de politiek of door de overheid. Onderzoeken laten ook zien dat het vertrouwen van jongeren in de democratie het laagst is van alle generaties. Dat is vrijwel in de hele wereld aan de gang en is niet uniek voor Nederland.
Jongeren krijgen hun voornaamste ‘input’ via sociale media. Sommige politieke partijen spelen daar slim op in, onder andere door met influencers te werken. Het is niet zo gek dat ze daar bedreven in zijn geworden: het gedachtegoed van extreemrechts en populistisch rechts krijgt van mainstream media geen podium. Sociale media zijn in die zin opener en ongereguleerd. Sociale media lenen zich bij uitstek voor ongenuanceerde berichtgeving. Het moet snel te lezen zijn en eenvoudig te begrijpen. Dan kom je al snel op een zwart-witte voorstelling van de werkelijkheid uit.”
Is het erg als jongeren populistischer stemmen of actief zijn?
“Nee, populistisch stemmen en actief zijn is an sich niet erg. Mensen mogen stemmen en vinden wat ze willen. Het is wel erg als jongeren niet vaardig worden gemaakt in het snappen van democratische beginselen, in het onderscheid te kunnen maken tussen feit en fictie, en in het spel tussen eigenbelang en het collectieve belang. Daar komt de rol van het onderwijs om de hoek kijken. En laat daar nu juist de alarmbellen afgaan over de achteruitgang in rekenen, taal én burgerschapskennis. Als scholen niet meer de plek zijn waar jongeren weerbaar worden gemaakt en leren van zich te laten horen, waar dan wel?” Wessel pleit daarom voor meer aandacht voor goed burgerschapsonderwijs om het populisme onder jongeren tegen te gaan.
Bij Nederlandse jongeren is een dalende kennis te zien over burgerschap; de werking van de democratie. Ook schatten jongeren hun burgerschapsvaardigheden lager in dan in landen die op Nederland lijken. De bereidheid om te gaan stemmen is ook relatief laag. Er tekent zich bovendien een duidelijke kloof af tussen praktisch en theoretisch opgeleiden. De vraag is hoe we deze kennis en ervaring kunnen opkrikken. Het antwoord? “Zorg dat het onderwijs goed aansluit bij verschillende soorten jongeren. Focus niet alleen maar op kennisoverdracht, maar ga vooral veel doen!”
Burgerschapsonderwijs of vorming ontwikkelt de kennis, vaardigheden en het inzicht die leerlingen nodig hebben om een volledige rol te spelen in de democratische samenleving, als actieve en geïnformeerde burgers. Op een aantal scholen lopen projecten op het gebied van burgerschapsonderwijs, zoals bij het Kandinsky College in Nijmegen. Zij hebben dit onderdeel opgenomen in hun missie: “We leiden onze leerlingen op tot zelfbewuste, betrokken wereldburgers die met een open blik de wereld betreden.” Het Kandinsky College gelooft dat je maatschappelijke vraagstukken het best overkoepelend kunt benaderen. Hoe maken we lastige thema’s in de school bespreekbaar zodat het tot meer wederzijds begrip leidt? Hoe creëer je ruimte voor verschillende manieren van denken? Hoe houd je optimaal rekening met elkaar? Hoe leer je van elkaar? Deze vragen kun je alleen beantwoorden als je leerlingen actief betrekt.
Dit interview is afkomstig uit De Linker Wang.
Het is ontzettend belangrijk dat jongeren leren om goed keuzes te maken. Dat vraagt van een samenleving goede begeleiding. Niet politiek of religieus gekleurd. Dus objectief informeren en in dialoog uitleg wat de democratische beginselen van de rechtsstaat zijn. Dat valt prima binnen maatschappijleer. En daarna zelf kiezen. Een vrije keuze zoals iedere Nederlander vrij mag kiezen. Maar dus wel een keuze op basis van argumenten en met begrip van consequenties.
Terecht wordt de vraag gesteld: “Als scholen niet meer de plek zijn waar jongeren weerbaar worden gemaakt en leren van zich te laten horen, waar dan wel?” Dat is een legitieme vraag. Want waar is de objectiviteit te vinden?
Het gaat er dus niet om of jongeren populistisch stemmen, maar dat ze bewust stemmen en niet blindelings influencers volgen. Op basis van fundamentele vrijheid en gelijkwaardigheid. Die keuze kan dan religieus of politiek gemotiveerd zijn. Ze zijn deel van het Volk en zouden zich vertegenwoordigd moeten kunnen voelen. Betrek de jongeren en zorg met dialoog dat het krachtige mensen worden, zoals bij het Kandinsky College in Nijmegen. Hun missie: “We leiden onze leerlingen op tot zelfbewuste, betrokken wereldburgers die met een open blik de wereld betreden.” Een voorbeeld dat om navolging vraagt.
Er speelt op de achtergrond nog iets heel anders, meer van culturele aard. Er is sprake van een verregaande invloed van populaire cultuur. Op zichzelf doet die niets anders dan via marketing hun waar aan de man brengen – voor het grootste deel muziek en mode. Maar marketing technieken (wijs doelgroepen aan, veralgemeniseer) hebben hun plaats ingenomen in de discussies en het kritische denkvermogen aangetast.
Daarnaast is er sprake van een algemeen gevoeld slachtofferschap. Een slachtoffer suggereert dat er ook een dader is. Immers: een oplichter beduvelt mensen en maakt daarmee slachtoffers. Die dader kan worden geïdentificeerd door deze slachtoffers. Maar nu is er een algemeen gevoeld slachtofferschap, maar nu meer als groepsgevoel dan individueel. Boeren voelen zich slachtoffer, maar ook conservatieven, het middenveld, de mensen die hun leven redelijk op orde lijken te hebben maar ineens geen nieuw huis meer kunnen kopen en die zien dat de kosten van hun levensonderhoud de pan uitrijzen. Daarvoor is echter helemaal geen dader te identificeren dus wordt er – indachtig de marketing – een groep verantwoordelijk gehouden. De witte man, links, de grachtengordel, de elite, de politiek, de ‘1%’ supervermogenden.
Dit moet steviger worden aangesproken want een slachtoffer komt overal mee weg, kan zich niet verweren maar verdient bescherming. Een erg menselijke reactie. Het idee van verantwoordelijkheid (per sé niet in de neo-liberale zin, alleen voor jezelf maar niet voor een ander) is weg momen te vallen want de ánder is verantwoordelijk en niet jijzelf.
Dit is wat het extreem-rechtse populisme in de kaart speelt. Sociale media zijn daar de drager van. En daar komt het prima betoog van Frits van Yperen aan te pas.