Elke dag lees ik die naam weer. Mijn naam. Mijn achternaam. Ensberg. Niet een naam die al eeuwenlang op natuurlijke wijze van generatie op generatie is doorgegeven. Integendeel. De naam ‘Ensberg’ is een naam die officieel is toegekend aan mijn voorouders bij de afschaffing van de slavernij in 1863. Mijn voorouders waren vanaf dat moment geen eigendom meer van andere mensen, maar mochten van de Nederlandse Staat vrij zijn. Overigens duurde het nog tien jaren voordat ze hun vrijheid echt kregen, aangezien de slaveneigenaren een compensatie kregen van de Nederlandse Staat. Hun slaven moesten nog verplicht tien jaar doorwerken tegen vergelijkbare voorwaarden als tijdens de slavernij.

Mijn moeders broer, mijn oom, werd in de jaren veertig van de vorige eeuw geboren in Suriname. Op de lagere school mocht hij, vanwege zijn donkere huidskleur, zijn witte leerkracht niet in de ogen aankijken. Kinderen als mijn oom leerden dat zij enkel vanwege de kleur van hun huid minderwaardig waren aan witte landgenoten. En na drie eeuwen aan slavernij waren sommige mensen van kleur in dit raciale wereldbeeld gaan geloven. ‘Het is beter als je met een wit persoon trouwt; dat vergroot je kansen in het leven.’ Of: ‘Zorg ervoor dat je je haar ontkroest. Maak het glad, zoals het haar van witte mensen.’ Tot op de dag van vandaag zijn er zwarte mensen die zichzelf minderwaardig voelen aan witte mensen – en die zich daarnaar gedragen. Vice versa zijn er nog altijd veel witte mensen die zich superieur voelen ten opzichte van mensen van kleur. Apengeluiden in voetbalstadions, werkgevers die liever een wit persoon aannemen. De Koninklijke Marechaussee die een donkere huidskleur beschouwt als een ‘risicoprofiel’ en systematisch daarnaar handelt. Verhuurders die liever een woning aanbieden aan een witte dan een zwarte huurder. Het vergif van de slavernij zit nog altijd in onze samenleving.

Gelukkig bestaat er een tegengif. Een tegengif dat racisme en discriminatie, als de restproducten van de Trans-Atlantische slavernij, kan bestrijden en helpen voorkomen. Dit tegengif bestaat uit drie basis ingrediënten. Het eerste ingrediënt is ‘Erkenning’. Erkenning dat de Nederlandse Staat het racistische en discriminatoire slavernijsysteem eeuwenlang heeft gefaciliteerd. En dat niet alleen. Het is ook een erkenning dat de slavernij een fundamentele misdaad tegen de menselijkheid is. Zowel met de kennis en moreel-ethische referentiekaders van nu als van die van eeuwen geleden. Iets dat de Nederlandse Kerken en de Nederlandsche Bank al eerder erkenden.

Slavernij2

Het tweede ingrediënt van het tegengif is ‘Excuses’. Een intrinsiek gevoel van spijt vanuit de vertegenwoordigers van de Nederlandse Staat voor hun aandeel in de slavernij. Excuses van Staat tot Staat, zoals aan de Republiek Suriname. Maar ook aan Staten die nu nog steeds onderdeel zijn van het Koninkrijk der Nederlanden. En excuses is ook gericht van Staat tot hen die vielen. Postuum spijt betuigen aan Afrikanen en hun nazaten die naar de Caraïben en Suriname werden verscheept als zielloos vee.

Maar ook Excuses aan alle Nederlanders. Want de Nederlandse Staat heeft via het slavernijsysteem de eigen Grondwet en de onderliggende waarden, overtuigingen en mens- en maatschappijbeeld verraden. De Nederlandse Staat heeft zich eeuwenlang gedragen als een totalitair en fascistisch regime. Totaal onacceptabel en dat feit erkennen, dat meermaals en vanuit verschillende perspectieven is onderzocht, is de basis voor de excuses. Excuses na de erkenning draagt bij aan heling. Het biedt de ruimte voor het opbouwen van nieuwe relaties en verhoudingen. Zowel in de verhouding tussen de Nederlandse Staat en andere Staten, maar ook tussen de Nederlandse Staat en alle burgers in het Koninkrijk.

Het derde en laatste ingrediënt is Herstel, geheel in het verlengde van de heling die voortkomt uit de Excuses. Als de wonden geheeld zijn, kan er gewerkt worden aan het herstellen van de gelijke kansen tussen alle Nederlanders. Kinderen van kleur moeten, omdat ze volwaardige mensen zijn, dezelfde kansen in bijvoorbeeld het onderwijs kunnen krijgen als witte kinderen. Dat geldt uiteraard niet alleen voor het onderwijs. In alle facetten van de samenleving moeten alle Nederlanders zichzelf kunnen zijn en dezelfde kansen kunnen krijgen. De Nederlandse Staat kan pal staan voor gelijke rechten, maar gelijke kansen overstijgt hun morele mandaat. Voor het realiseren van gelijke kansen zijn wij allen aan zet. Individuele Nederlanders in hun omgangsvormen met mensen van kleur. Maar ook bedrijven, werkgevers en maatschappelijke organisaties. We hebben allen de morele verantwoordelijkheid om aan een inclusieve samenleving bij te dragen.

Maar hoe dan? Daarvoor zijn bouwstenen, kennis en bruggenbouwers nodig. Bouwstenen als een Slavernijmuseum dat bijdraagt aan de bewustwording van het verleden en de gevolgen voor het heden. Maar ook een Nationale Herdenking en ‘Feestdag’ op 1 juli, de dag van de afschaffing van de slavernij. Dat kan de tweede Bevrijdingsdag worden. De dag van inclusie. Verder is er kennis nodig. Kinderen en jongeren behoren op school te leren van het slavernijverleden en over hedendaagse racisme en discriminatie. Kennis verrijkt het handelingsvermogen van Nederlanders, zodat we voorkomen dat we als mensen in herhaling vallen. Ten slotte zijn bruggenbouwers hard nodig die de dialoog tussen Nederlanders in gang zetten en levend houden. Mensen die bijvoorbeeld ‘Keti Koti Dialoogtafels’ organiseren, zodat alle soorten Nederlanders met elkaar in gesprek gaan en van elkaar leren. Bekend maakt immers bemind.

Onlangs mocht ik in het Catshuis getuige zijn van meerdere vertegenwoordigers van de Nederlandse Staat. Vertegenwoordigers in de vorm van staatssecretarissen en ministers die heil zien in al deze drie ingrediënten voor het tegengif tegen discriminatie en racisme. Dit kabinet toont het morele leiderschap en moed waar al ruim 160 jaar – en eigenlijk nog veel langer – door mensen van kleur naar is gehunkerd. Dankzij dit kabinet, dat ontegenzeglijk in de uitvoering van haar goede intenties en plannen niet foutloos is gebleken, krijg ik oprecht meer vertrouwen in de toekomst van ons land. Meer vertrouwen in de gelijke kansen die mijn dochter in onze samenleving, als kind van kleur, verbeteren. Meer vertrouwen in dat zij haar achternaam ‘Ensberg’ niet langer hoeft te dragen als een negatieve herinnering aan de slavernij, maar als een symbool van een nieuw begin. Het begin van Echte Gouden Eeuw van en voor gelijke kansen. Laten we de grootsheid van dit historische feit als samenleving omarmen. In een tijd waarin het gemeengoed is geworden om de overheid en de politiek te bekritiseren, past het ook om de goedheid in deze politici te zien waar we al zo lang naar hunkerden. Rutte en co: petje af!

DaveEnsberg

Dave Ensberg-Kleijkers

Bestuurskundige en directeur-bestuurder Jantje Beton

Dave Ensberg-Kleijkers (1984) is bestuurskundige en werkzaam als directeur-bestuurder van Nationaal Jeugdfonds Jantje Beton en de …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.