In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw voorspelden trendwatchers en sociologen dat religie zou verdwijnen in de moderne samenleving. Nederland werd daarbij geschaard onder de meest geseculariseerde landen van de wereld. Maar anders dan deze ‘secularisatiethese’ voorspelde, is religie niet verdwenen, integendeel.
Het lijkt er meer op dat we ons vandaag de dag bevinden in een overgangssituatie, een paradigmaverschuiving waarin institutionele vormen van religie aan betekenis verliezen en geïndividualiseerde, ervaringsgerichte vormen van religie floreren. Hoe krijgen deze nieuwe vormen van religie gestalte? En wat voor betekenis heeft dat voor jongeren en hun religieuze identiteit?
Het in 2010 uitgekomen Handboek Jongeren en Religie biedt een overzicht van Nederlands onderzoek naar jongeren en religie in de periode 2000 tot 2010. Veel onderzoek richtte zich vooral op moslimjongeren en op Nederlandse christelijke jongeren. De vraag die ik in dit artikel wil stellen is: Wat voor trends kunnen we signaleren met betrekking tot religiositeit van deze laatste groep jongeren? Wat voor relatie bestaat er tussen populaire cultuur, media en hun religiositeit?
Trends
Tot het jaar 2000 was elke generatie minder vaak lid van een kerk dan de generatie daarvoor. Maar rond 2000 stagneert die neerwaartse trend, lijkt dat het dieptepunt bereikt is en men verwacht dat dit aantal constant zal blijven.
Wanneer gevraagd wordt naar verwantschap met religieuze of levensbeschouwelijke stromingen geeft ruim 60% van de jongeren aan dat zij zich met een of meerdere stromingen verwant te voelen.
Maar verwantschap met een kerk of groep zegt niet veel over mate waarin jongeren er ook in actief zijn. Bij christelijke jongeren is het bezoek aan activiteiten redelijk stabiel, dat wil zeggen 15-20% van de jongeren tussen de 15-25 jaar zegt regelmatig (=minimaal een keer per maand) naar een kerk of andere religieuze bijeenkomst te gaan.
Opvallend is dat met de stabilisatie van de betrokkenheid van jongeren bij de kerk, de inzet van deze jongeren voor de kerk vanaf het jaar 2000 is toegenomen. Dus als je bij de kerk hoort, ga je er ook voor.
Om religiositeit van jongeren in beeld te krijgen, is het belangrijk om ook naar religieuze praktijken buiten de instituties te kijken. Want volgens driekwart van de jongeren hoeven geloof en kerk niet samen te gaan.
Het blijkt namelijk dat de meeste jongeren wel degelijk religieus actief zijn: de meerderheid bidt, brandt een kaarsje, heeft belangstelling voor meditatie of andere nieuwe vormen van religiositeit. Het algemene beeld laat zien: jongeren beleven religiositeit vooral buiten de traditionele instituties.
Dit geldt zelfs voor jongeren die bij groepen horen die wel institutioneel georganiseerd zijn, zoals evangelische jongeren. Naast de religieuze gemeenschap waar ze deel van uit maken, zijn ze ook betrokken bij meer losse, incidenteel georganiseerde netwerken, zowel online als offline.
Juist onderzoek onder jongeren laat zien hoezeer instituties hun plaats als hoeder en aanbieder van de traditie zijn verloren. Naast de traditionele kerk en moskee zijn ook allerlei alternatieve aanbieders van religieuze symbolen, verhalen en plaatsen waar religieuze ervaringen opgedaan kunnen worden.
Jongeren doen deze ervaringen op tijdens events, festivals, conferenties, jongerendagen, retraites en Taize-ontmoetingen. Ook social media zoals Facebook vervullen een rol in de religiositeit van jongeren; maar evengoed voeden zij zichzelf in real life door mee te doen aan sociale projecten.
Er ontstaan dus nieuwe vormen van religiositeit naast de traditionele geïnstitutionaliseerde vormen van religie. Maar ook binnen gevestigde traditionele religies zijn veranderingen zichtbaar. Steeds vaker zie je de behoefte aan het samengaan van lokaal georganiseerde traditionele verbanden met nieuwe netwerkachtige gemeenschappen die veelal onafhankelijk, landelijk en soms zelfs internationaal opereren. Een beweging als Taize maar ook bijvoorbeeld de EO-jongerendag bieden een belangrijke aanvulling of zelfs alternatief religieus repertoire dat op lokaal niveau niet altijd kan worden geboden.
Dit laat zien dat religie onder jongeren bij uitstek een sociaal gebeuren is, maar dat religieuze gemeenschappen er wel anders uitzien dan in het verleden. Ze zijn minder massief, minder langdurig en minder stabiel dan traditionele gemeenschappen.
De vraag is wat dit betekent voor de religieuze identiteitsvorming van jongeren. Onderzoekers naar nieuwe vormen van religiositeit wijzen op fluïde karakter van religieuze identiteit. Deze ligt niet meer vast maar wordt continue bemiddeld. De mogelijkheden van nieuwe media ondersteunen en faciliteren dit proces.
Hoe moeten we ons dat voorstellen, een fluïde religieuze identiteit? En wat zegt dat over sociale aspecten van religie? Hebben we uiteindelijk dan niet te maken met een hyper-geïndividualiseerde vorm van religiositeit? Om dit te illustreren wil ik wil ik het voorbeeld gebruiken van de smartphone. De apps op onze smartphones lijken op het eerste gezicht een toevallige verzameling van handige en praktische tools die ons helpen om te navigeren tijdens ons werk en ons privéleven. Maar, zo is mijn stelling, apps zijn meer dan dat.
Ten eerste tonen een aantal apps waar we ons mee verbonden voelen: onze facebook-app, onze twitter-app en hyves-app laten zien met welke communities we regelmatig zowel letterlijk als figuurlijk ‘in touch’ zijn.
Verder kunnen we ook een tweede type apps onderscheiden, namelijk apps die een toegangspoort zijn tot allerlei bronnen van informatie en inspiratie: websites, films, podcasts, youtubekanalen en favoriete blogs. Elke app representeert een bron van kennis en (on)bewuste beïnvloeding waar we zelf voor gekozen hebben. Apps laten zien waar we onze aandacht op richten en wat we belangrijk vinden. Zo kunnen we ook religieuze opties toevoegen zoals een app met een dagelijkse Bijbeltekst of een app die ons kan helpen om onze gebeden bij te houden.
Verbinding
Heidi Campbell, toonaangevende onderzoeker op het terrein van religie en media signaleert dat actieve betrokkenheid bij communities online van invloed is op wie je bent in de offline wereld. Dus anders dan de gedachte dat postmoderne individuen voortdurend in beweging zijn, bieden online communities wel degelijk een zekere mate van binding.
Online communities kunnen het gevoel van ergens bij horen en een gevoel van waardering en erkenning geven, zelfs als je de ander niet in real life ontmoet hebt. Social media-apps zijn daarom niet alleen toegangspoorten, portals naar online communities, maar verwijzen ook naar het menselijk verlangen om deel uit te maken van gemeenschappen.
De selectie van apps op een mobiel kan daarom als een rituele representatie van de individuele identiteit gezien worden, als een uitdrukking van de zoektocht naar het authentieke zelf en als een voorlopig vastgelegde identiteit.
Met de nadruk op voorlopig, want apps kunnen met een vinger verwijderd worden en ingewisseld worden door anderen. De smartphone krijgt op deze wijze een rituele functie, die de gebruiker in staat stelt om toegang te krijgen tot een virtuele wereld die schuil gaat achter de apps. Je zou de smartphone kunnen zien als een representatie van het zelf, als een digitaal lichaamsdeel dat laat zien wie we zijn en ons maakt tot wie we willen zijn.
Het enorme aanbod van apps, en de voortdurende nieuwe apps die op de markt komen faciliteren een zoekersmentaliteit, en een bricoleur- of ‘ knip en plak’-identiteit (Wagner 107).
Reisleiders
Of en hoe nieuwe media van invloed zijn op jongeren heeft ook te maken met de houding van religieuze groepen ten aanzien van nieuwe media. Verschillende posities zijn te onderscheiden: van technofoob: afwijzing, virtuele is alleen illusie tot technoneutraal: virtuele werkelijkheid is een medium voor communicatie net als telefoon tot technofans: de virtuele werkelijkheid is een nieuwe en legitieme ruimte waar mensen betekenisvolle ervaringen kunnen opdoen.
Omdat de ontwikkeling van smartphones en apps een zoekersmentaliteit in de hand werkt, zie ik daarin een belangrijke taak voor godsdienstdocenten. Anders dan in het verleden waar jongeren tijdens de godsdienstles een overzicht kregen van verschillende tradities en religieuze praktijken wordt dan de omringende populaire cultuur – die deels maar niet helemaal – samenvalt met de jongerencultuur, het beginpunt om over zingeving, symboliek en morele waarden na te denken.
De rol van de docent is die van een reisleider, een ‘interpretative guide’, die jongeren begeleidt in de zoektocht naar de overkoepelende verhalen, naar de grand narratives van de religieuze tradities.
Miranda Klaver is antropoloog en theoloog en als docent en onderzoeker verbonden aan de VU in Amsterdam en de Christelijke Hogeschool Ede. Dit artikel is een ingekorte versie van een lezing gehouden op donderdag 17 januari tijdens de studieconferentie voor leraren godsdienst en levensbeschouwing ‘Revival van religie?’ aan de CHE. Voor meer informatie: www.mirandaklaver.nl.