Het is niet makkelijk om je aan de indruk te onttrekken dat een veganistische levensstijl de enige diervriendelijke optie is. Maar er is nog een manier om hier tegenaan te kijken. Juist omdat de vee-industrie zo’n enorme wissel trekt op zowel de dieren als onze aarde, is elke bijdrage van belang. Naast minder vlees eten wenden steeds meer mensen zich tot biologische varianten van dierlijke producten. Hoewel de omzet van biologische producten al jaren stijgt, bevindt nog steeds ruim 95 procent van alle landbouwdieren zich in de reguliere vee-industrie.
Het biologische alternatief
Voor het biologisch houden van dieren gelden Europese richtlijnen, bijvoorbeeld op het gebied van ruimte per dier, biologische voeding en het gebruik van antibiotica. Toch worden binnen de biologische tak niet alle bezwaren ondervangen. Zo zijn er geen regels over hoe lang een kalfje bij de moeder blijft; worden biologische koeien geslacht wanneer ze niet meer winstgevend zijn (net als de koeien uit de intensieve melkveehouderij zo rond hun zesde levensjaar, terwijl een koe 15 tot 25 jaar kan worden); en gelden geen extra regels voor het transport.
Ook blijft het probleem van mannelijke ‘bijproducten’ bestaan. Stiertjes worden opgefokt als kalfsvlees, terwijl haantjes vaak binnen een dag worden vergast of versnipperd omdat ze geen eieren leggen en veel minder snel op slachtgewicht komen dan (vlees) hennen. Momenteel loopt het project ‘Gender screening in Ovo’, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Hierbij wordt in een vroeg stadium het geslacht van broedeieren bepaald, waarna alleen de vrouwelijke eieren verder worden uitgebroed ten behoeve van de productie van leghennen. De verwachting is dat het systeem begin 2018 op de markt zal worden gebracht.
Pijn en bewustzijn
In ons land worden dagelijks één miljoen dieren geslacht, waarbij veel misgaat. Zo blijkt de goedkope maar pijnlijke CO2-verdoving bij varkens soms pas na een halve minuut of langer tot bewusteloosheid te leiden. De Tweede Kamer heeft in 2015 besloten dat deze methode verboden moet worden, maar het is nog niet duidelijk wanneer dit gaat gebeuren.
Vissen worden doorgaans onverdoofd geslacht. Er is veel discussie over de vraag of vissen wel of geen pijn ervaren en het wetenschappelijk onderzoek hiernaar staat zeker niet stil. Alle gewervelde dieren, dus ook vissen, hebben in hun brein structuren die veel overeenkomsten vertonen met de gebieden verantwoordelijk voor het bewustzijn bij de mens: de cerebrale cortex. Sommige wetenschappers betwijfelen echter of vissen een vergelijkbare ervaring van pijn hebben, omdat zij in tegenstelling tot vogels, zoogdieren en mensen niet over een neocortex beschikken, waarin bewustzijn wordt ervaren.
Desalniettemin vertonen diverse vissen, octopussen en tienpotigen zoals kreeften intelligent gedrag, wat zou wijzen op een zekere mate van bewustzijn. In zijn boek ‘Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?’ benadrukt bioloog Frans de Waal dat vrijwel elke week een nieuwe ontdekking het licht ziet over geavanceerde cognitie bij dieren.
Dierethiek
Het nadenken over dieren als wezens met gevoelservaringen, intelligentie en bewustzijn staat niet alleen centraal binnen de wetenschap, maar ook binnen de dierethiek. Veel ethici hanteren een benadering waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen diersoorten, waaronder de mens. Zo is de utilitaristische dierethiek van grondlegger Peter Singer gericht op het grootste geluk voor het grootste aantal. Hij gaat daarbij uit van een gelijke afweging van belangen: het rekening houden met de belangen (of behoeften) van levende wezens. Deze variëren weliswaar tussen mensen en overige dieren, maar het minimaliseren van pijn en lijden is volgens Sin
ger een van de belangrijkste belangen van álle dieren. Voor hem dan ook reden om geen vlees te eten.
De deontologische dierenrechtenethiek van bijvoorbeeld Tom Regan haakt in op de leer van Immanuel Kant, maar wijkt daar op belangrijke punten ook van af. Zo maakte Kant wel onderscheid tussen mens en andere dieren en stelde hij dat dieren geen rechten en plichten hebben. De deontologische dierenrechtenethiek stelt juist dat dieren intrinsieke waarde hebben en een ‘doel in zichzelf’ zijn, omdat ze net als mensen autonome behoeften hebben en hun eigen welzijn en voortbestaan nastreven. Het is daarom noodzakelijk om dieren rechten toe te kennen, net zoals we dat doen bij mensen die (nog) geen plichten hebben, zoals baby’s en gehandicapte mensen. In tegenstelling tot de visie van Kant, vallen de wezens die rechten krijgen dus niet samen met de wezens die (ook) plichten hebben.
Balans herstellen
Een belangrijke terugkerende vraag in de dierethiek is wat we nu precies weten over de beleving en cognitie van dieren. We kunnen immers geen gesprek met ze voeren, wat betekent dat we gedrag moeten interpreteren. Hier vallen we gemakkelijk in de valkuil die antropomorfisme heet: het toedichten van menselijke emoties aan dieren.
Toch zijn er wel degelijk belangrijke overeenkomsten tussen mensen en andere dieren, ook op emotief vlak. Zo hebben sommige soorten een zelf-herkennend vermogen (varkens) of vertonen herkenbare tekenen van rouw (koeien). Ook hebben sommige dieren tijdsbesef en gedragen ze zich empathisch, ook naar andere soorten toe.
Innerlijke wereld
Zelfs als een compleet beeld van de innerlijke wereld van dieren nog ontbreekt, zijn er legio wetenschappelijke studies over het natuurlijke gedrag van dieren – bijvoorbeeld als het gaat om territorium, zoogtijd en paringsgewoonten – die te denken geven. Deze behoeften (ernstig) beknotten kan op zichzelf als moreel verwerpelijk worden gezien. Juist wij – de mens – zijn gezegend met een ethisch kader en een geweten, waarmee we de wereld een betere plek kunnen maken.
Belangrijk vertrekpunt daarbij is beseffen dat wat bij wet toegestaan is, zeker niet automatisch ethisch verantwoord is. Ieder individu speelt een belangrijke rol in het dichten van de kloof tussen enerzijds de extreme antropomorfisering van (huis)dieren en anderzijds de complete vercommercialisering van dieren als productiefactoren. Of zoals bioloog Jelle Reumer het omschrijft: ‘een beetje respect en fatsoen graag!
Dit artikel is gepubliceerd in De Linker Wang, het magazine van de religiewerkgroep van GroenLinks.
Voor mij persoonlijk betekent koosjer eten: niet alles eten wat je voor de mond komt. Dat is de vraag waar het om draait. Mogen wij mensen alles een wat ons voor de mond komt?
Der tweede vraag luidt: kunnen wij mensen het dierenwelzijn veranderen door ons consumptiegedrag en zo ja, willen wij ons eetgedrag dan wel veranderen en bij zo nee, waarom niet?
Dat geldt eveneens alles eten wat ons voor de mond komt en kopen wat we begeren ongeacht de mensenoffers die daar voort gebracht zijn.
Het gekreun en gesteun over die arme lieve dieren en al die lieve schartig kindertjes, enz die mishandeld worden door rijke en machtige bedrijven is slechts een kant van de zaak.
Hoe zou het gaan met de bio industrie (alleen het woord al) wanneer wij, massaal, zeg vanaf januari 2018 een dag vleesloos door het leven gaan; in februari twee dagen, in maart drie dagen…Alleen de bal bij anderen neer te leggen en zelf voor Pontius Pilatus spelen schiet niet echt op.
Ach Binjamin, je hebt gelijk, we kunnen best met minder vlees. Daarin ben ik al lang jouw volgeling. Er zijn noten en vis en vleesvervangers en nog meer goede alternatieven. Vlees van dieren die lekker wat jaren in de wei hebben rond gehuppeld, lijken mij ook prima. En dan zijn er ook nog dieren die overlast veroorzaken: teveel ganzen, herten, everzwijnen, konijnen e.d. Die worden al afgeschoten. Dus kun je ze net zo goed opeten. En wat denk je van die Amerikaanse infiltranten? Beroerde kikkers, eekhoorns en kreeften, die onze inheemse schatjes bedreigen met uitsterven. Eet op, wat je naar eigen principes en die van je geloof, mag en wilt consumeren.
In het verleden kocht ik tussendoor wel eens een doosje eieren ‘van een mindere soort’ als ik voor het ontbijt geen tijd of zin had om wat verder te lopen dan de winkel aan de overkant. Normaal gesproken kochten wij ‘eigenlijk’ alleen maar eieren van meer verantwoorde afkomst.
Toen mijn partner destijds mij daar een keer op betrapte, reageerde hij teleurgesteld en zei: “Je kan toch onmogelijk zoveel honger hebben, dat je die beestjes een ziekelijk rotleven gunt?!” Dàt was voor mij het doorslaggevende moment waarop ik besloot deze (voor mij zo) kleine zonde niet meer te begaan. Die woorden hoor ik nog steeds als ik een doosje ‘foute’ eieren zie. Het is bijna alsof op die doosjes een filmpje wordt geprojecteerd met afschuwelijke leefomstandigheden. Zo veel honger heb ik inderdaad nooit.