Deze herdenkingsdag brengt alle generaties samen. Wij delen met elkaar lessen uit het verleden en visioenen voor de toekomst.

Het gedicht ‘Wat hoor ik in de stilte’ tracht het onzegbare weer te geven, mijn gevoelens als een van de jongste fysieke getuigen, gered uit het vuur door redders en redsters die hun leven in de waagschaal stelden.

Ik draag hun les, om nooit op te geven en altijd in verzet te blijven tegen onrecht, en ik deel mijn onwrikbaar vertrouwen dat er een einde komt aan haat en vrede zegeviert.

Laten wij in onze gedeelde stilte kracht aan elkaar ontlenen om te doen wat gedaan moet worden.

Wat hoor ik in de stilte

Wat hoor ik in de stilte
Mijn eigen ademhaling
die de ademhaling
heeft overgenomen
van hen die ik gedenk

En wanneer het stiller wordt
Mijn hartslag
die ritmisch volgt
de hartslag
van hen die ik gedenk

en wanneer het nog stiller wordt
Mijn gedachten
die het landschap verkennen
van het leven in de dood
en de dood in het leven

En nog stiller dan stil
Dan overschrijd ik
de grenzen
grijp ik handen
overstemt onze wandeling
langs de einder
en is er ternauwernood
een weg terug

Slechts eenmaal
is het nog stiller dan stil
wanneer hun stilte
zich mijn stilte
heeft toegeëigend
en ikzelf
geworden ben
de herinnering

Met die wetenschap
dalen we af
jaar na jaar
laag na laag
om als een drenkeling
weer omhoog te komen
en onze longen
vol te zuigen
met de lucht
van de vrijheid

Zij die wij gedenken
schenken ons
elke keer dat wij ademhalen
wederom
het leven

Albertina (‘Tini’) van de Bilt, die zojuist haar geschiedenis dissertatie had afgerond, werd in 1942, toen ze 26 jaar oud was, benaderd door Paul Terwindt – lid van het Utrechts Kindercomité – om twee Joodse kinderen te herbergen. Van dat ogenblik af raakte zij betrokken bij het verzet. Zij heeft uiteindelijk 112 kinderen bescherming kunnen bieden. Een van die kinderen was ik.

Op 3 januari 1980 werd zij door Yad Vashem erkend als Rechtvaardige onder de volkeren. Zij sprak zeer spaarzaam over haar daden. Zij deed immers slechts wat gedaan moest worden.

Zij had een brief bewaard die mijn vader aan haar via een tussenpersoon had geschreven op 13 mei 1945, op de eerste dag dat correspondentie weer mogelijk was:

“…Als deze brief u bereikt, ik geef hem door naar Brabant, zoudt u dan eens willen informeren hoe het met onze jongen is? Misschien dat u met Limburg makkelijker kunt telegraferen of zoiets. U zoudt ons ontzaggelijk veel verlichten…”

Volgens zegslieden uit het verzet zou ik door een zekere Fritz gebracht zijn naar Schoolstraat 12 in Brunssum. In de kantlijn schrijft Tini daarover:

“…nooit geweest. Rechtstreeks naar Arnhem gegaan, toen naar Velp…”

Deze brief gaf zij mij kort voor haar overlijden: “Hij hoort aan jou toe…”

Aan haar, aan mijn pleegouders Ria en Bertus van der Kemp en al die redders en redsters denk ik wanneer het stil is. Er wordt nu beweerd dat er maar zo weinigen waren.
Ik zeg: God zij dank, zij waren er.

Aan het slot van zijn studie naar de motieven van de redders en redsters, The Altruistic Personality: Rescuers of Jews in Nazi Europe, schrijft de auteur Samuel Oliner – zelf een overlevende – in 1988:

“…If we persist in defining ourselves as doomed, human nature as beyond redemption, and social institutions as beyond reform, then we shall create a future that will inexorably proceed to confirm this view. Rescuers refused to see Jews as guilty or beyond hope, and themselves as helpless, despite all the evidence marshaled to the contrary. They made a choice that affirmed the value and the meaningfulness of each life in the midst of a diabolical social order that repeatedly denied it.

Can we do otherwise?”

Met hen in gedachte heb ik niet de luxe van wanhoop.

Sjalom.

soeten

Awraham Soetendorp

Rabbijn, schrijver en publicist

Awraham Soetendorp was vanaf 1968 tot 2008 rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente in Den Haag. Soetendorp is president van de Europese …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.