Beste N.N.,
Jij kent mij niet, ik ken jou niet. Maar afgelopen maandagavond stierf jij vlak onder mij en dat schept toch een zekere band. Ik treinde vanuit Den Haag naar Hengelo, naar huis. Ik had een mooie dag gehad. Bijpraten met een goede vriendin. Een dag van vertrouwen. Ik appte vanuit de trein dat ik precies op tijd was vertrokken om in Hengelo de laatste stadsbus nog te kunnen pakken. Ze grapte terug dat ze met de fiets een tentje zou komen brengen mocht ik in de polder stil komen te staan.
Precies op dat moment duikt de trein in zijn remmen en voel ik, hoor ik onder mij gebonk, het slaan van iets tegen de bodem van de trein. Nu, vijf dagen later hoor ik en voel ik het nog steeds. Het appje geeft aan: 21.42. Ik hoopte op een kwajongensstreek of zoiets, maar wist beter. ‘Dames en heren, zojuist…’ bevestigde mijn bange weten. We staan stil vlakbij Zoetermeer.
Mijn gedachten rommelden heen en weer: van de doodschrik van de machinist voorin de trein, naar de conducteurs die rustig, maar o zo ernstig zich opmaakten voor hun gruwelijke taak om jouw resten te zoeken en ja, naar jou, natuurlijk ook naar jou. Wie ben jij? Wat heeft je tot deze keuze gedwongen? Ik app de vriendin: ‘Wij danken elkaar voor het aan elkaar ervaren vertrouwen, zojuist is er iemand gestorven die dat niet meer had in het leven’.
We wachten. Politie, brandweer en mensen van Prorail arriveren. Ik zie in de ogen van de conducteurs een mengeling van kracht en angst. Wat een mensen. Wat een taak. Ik zou naar de machinist willen gaan. Hem troosten: ‘Je weet toch wel dat jij er niets aan kon doen, hoe hard je ook remde?’ Hij heeft jou gezien. Misschien jou zelfs een fractie van een seconde in de ogen gekeken. Ik heb alle tijd om me dat voor te stellen. Dat ene grensmoment van leven en dood. Zal hij weer verder kunnen, of is dit voor hem nu ook een soort grensmoment: tussen werkzaam leven en ziek thuis komen te zitten?
Wat moet jij veel hebben meegemaakt dat je deze keuze hebt gemaakt. Ik weet niet eens zeker of het wel een keuze was. Wie zal er om jou rouwen? Jou missen? Misschien levenslang moeten raden wat er zich in jouw hoofd en jouw hart heeft afgespeeld?
Ik begrijp ergens dat het leven onmogelijk zwaar kan worden. Dat je niet meer verder wilt, kunt. En toch vind ik dat je dit niet had moeten doen. Niet mogen doen. Om de mensen om je heen die nu misschien levenslang moeten tasten naar antwoorden. Om de doodschrik van de machinist. Om de mensen die jouw resten bij elkaar moesten rapen. Ik heb even stil gebeden: voor de machinist, voor de conducteurs en al die anderen om de trein. En ja, natuurlijk ook voor jou. Het klinkt misschien niet zo consequent: toch hoop ik dat je gevonden hebt wat je zocht: iets van licht, van vertrouwen, van omarming. Er was iemand vlakbij, toen je stierf en ja, dat schept een band.
Dappere brief, dank je wel
Lastig onderwerp, mooi zo’n brief. We staan met lege handen, weten ook niet hoe zoeits te voorkomen.
http://www.bravenewbooks.nl/site/index.php?r=userwebsite/index&id=hendrikjefictorie
Niemand, niemand, niemand heet het recht een ander te veroordelen. Wat de daden ook zijn die gepleegd worden.
Wanhoop leidt tot wanhopige acties. Het past een predikant niet (en ja, ik weet wat ik zeg, ik stam van predikanten af) hoe mooi verwoord ook, iemand ‘af te rekenen’ op zijn /haar wanhoop.
(geen reclame voor mijn boek, vooral een aanklacht tegen allen die oordelen zonder feitenkennis)
Beste Herman.
Gisteren heb ik hetzelfde meegemaakt. Het verschil is dat ik nog niet in de trein zat maar alleen maar een afspraak miste. Dat staat natuurlijk in geen enkele verhouding tot de wanhoopsdaad van iemand voor wie het leven kennelijk geen waarde meer had. Natuurlijk erg ingrijpend voor het NS-personeel en allen die min of meer rechtstreeks bij deze wanhoopsdaad waren betrokken. Maar om dan tegen de man/vrouw te zeggen dat hij of zij dat niet had mogen doen omdat anderen er zoveel last van krijgen vind ik onvoorstelbaar en zeker niet pastoraal verantwoord. Zou je ook naar de familie gaan om te zeggen dat hun partner of kind dat niet had mogen doen. Ik vind het onvoorstelbaar! Wie past het om een oordeel uit te spreken? Maar wel fijn dat je ook voor die wanhopige hebt gebeden.
Hans.
Ik vind het een mooie brief, ook het gevoel dat er iemand bij het slachtoffer was..
En diegene die zoiets doet, doet dit niet om een ander te kwetsen, te confronteren..daar is hij, zij te ver voor heen.RIP lieverd
Als lezer krijg ik de indruk dat je aan het veroordelen bent. Zeker in jouw positie, als predikant, vind ik dat pijnlijk. Ik denk dat ik daar wel wat over mag zeggen als ervaringsdeskundige (ook ik moet mijn broer missen)
Zelfs als predikant kun je je nooit verplaatsen in iemands wanhoop. Het zou je sieren als je op de reacties reageert.
Ik kijk wel wat vreemd op van het feit dat in de reacties op deze brief – die voor mijn gevoel toch in de eerste plaats vol deernis is met iemand die geen hoop meer zag – zo de nadruk op het ook uitgesproken ‘je had dit toch niet moeten doen’ wordt gelegd. Eerlijk gezegd wantrouw ik eerder degenen die een dergelijk gevoel onderdrukken dan degene die het voorzichtig uitspreekt.
Ik herken hier juist wel de integriteit van een predikant, die deernis voelt voor alle betrokkenen, maar toch in de eerste plaats met degene die op zo’n afschuwelijke manier het leven liet. Voor zulke daden is het leven niet bedoeld en als ze toch begaan worden geeft dat iets afschuwelijks aan. Bovendien: juist onderdrukte emoties gaan rondspoken. Dat kan tot van alles leiden, maar zelden tot iets positiefs.
Een triest verhaal. Triest om mee te maken voor: de NS, de reiziger(s),
familie, hulpverleners etc. triest voor degene die zelfmoord pleegde, maar vooral triest dat één iemand zoveel leed kan veroorzaken bij anderen. Het is zeer menselijk om ‘hem’ dat kwalijk te nemen. Spreekwo0rdelijk valt hij als een dominosteen om en sleurt de andere mee. Op weg naar de dood horen klaarblijkelijk slachtoffers bij in de gedachte van de zelfmoordenaar.
De predikant in kwestie heeft het recht om zijn gedachten te verwoorden zoals hij wil. De zelfmoordenaar heeft niet het recht om anderen mee te sleuren in zijn ellende. We zijn geneigd om altijd maar meelij met een zelfmoordenaar te hebben, maar ondertussen denken we: Wat een eikel! En terecht! Waarom? Omdat dit logisch denken is. Inderdaad: logisch denken! Het trieste is dat zelfmoordenaars niet logisch meer kunnen nadenken vlak voor hun daad (Of misschien al lang daarvoor?). Daarom komt na ‘de woede’ vergeving. Gelukkig maar!
Mooie brief. Over zoiets ingewikkelds als zelfmoord, da’s niet makkelijk. Ik vind dat je juist naast de man/vrouw bent gaan staan en in eerlijkheid hebt gezegd dat je zijn/haar daad niet begrijpt, plus waarom. Dus niet oordelend, maar dat je naast hem/haar bent blijven staan. Ook je afsluiting vind ik ontroerend. Dank voor je openheid.
‘Elk verhaal sleept een ander verhaal achter zich aan. Het is dit tweede verhaal waar het om gaat’. Dat is de lead van een Sterk verhaal van Manon Uphoff in ‘Zomertijd’ van Trouw (15 augustus 2015). Deze lead schuift over het slot, en met name één zin die als een graat in mijn keel blijft steken uit deze brief: ‘En toch’, schrijft Koetsveld, ‘vind ik dat je dit niet had mogen doen. Om de mensen om je heen die nu misschien levenslang moeten tasten naar antwoorden.’
Het past niet, zo’n veroordeling. Het andere verhaal dat er misschien óók is, en de nabestaanden troost kan bieden (ik spreek uit ervaring), wordt erdoor verdonkeremaand en in een moralistisch daglicht geplaatst. Het andere verhaal van een mens die misschien dacht dat het leven van de mensen om zich heen beter af zou zijn als hij/zij er niet meer was. Wie zal het zeggen?
Er valt niets te zeggen. Hooguit – als ze er op dat moment behoefte aan hebben – in stilte te zijn bij de machinist in doodschrik, of bij de mensen die de resten van het lichaam bij elkaar moesten rapen, zoals Koetsveld het omschrijft. Om díe kracht zou ik willen bidden.
(Geplaatst op mijn blog: http://elsvanswol.nl/?p=1707).
Goed verhaal, integer geschreven, het is ook juist het te delen. Een lichte vorm van kritiek op zelfdoding past in mijn beleving. De zelfdoder is toch ook dader, hij dood zichzelf.
In principe heb ik een gloeiende hekel aan predikanten. Ze hebben nog al eens de schijn tegen, ze hebben nog al eens de neiging morele oordelen uit te spreken. Maar in dit geval, toevallig mijn broer, alhoewel het niet past om van toeval te spreken, was ik buitengewoon trots op Herman. Je moet het maar durven om zowel aan de zijde van het slachtoffer, die immers tegen een rijdende trein is aangelopen als aan de zijde van de slachtoffers die eveneens blijvend letsel maar dan van andere aard hebben opgelopen, te gaan staan. Dat is een interne strijd die ook blijkens de verschillende reacties veel oproept. Elk woord roept dan een dialoog op. Laten we dat vooral doen en hopen dat we zelf niet bij een van beide slachtoffergroepen zullen gaan behoren. Dat is immers altijd ongewild.
Krijn Koetsveld
Door een knagend geweten gedreven, kan het begaan van zelfmoord een opluchting betekenen, voor zowel de zelfmoordenaar alsmede voor zijn omgeving. Hitler pleegde suïcide, en ik geloof niet dat veel fatsoenlijke mensen dat betreuren. Je zou dan ook van een daad van zelf-euthanasie kunnen spreken, i.e. zelfmoord als sociale, respectabele geste. Voor Japan gaat zoiets – na nuancering – zeker op (zie de ‘altruïstische’ zelfmoord, een studie van Durkheim.)
Deze respectabiliteit gaat natuurlijk meteen verloren als de zelfmoordenaar bij zijn actie mensen involveert om wier medewerking hij niet heeft verzocht en die zij naar alle waarschijnlijkheid ook niet zouden hebben verleend. Dan is zelfmoord iets smerigs, a-sociaal.
Beste Herman,
Je brief triggert me. De zin: “Wie zal er om jou rouwen?’, raakte mij na zoveel jaren het diepst. Mooi, je woorden van ontferming over de dode, maar kan een nabestaande daar eigenlijk wel iets mee? Bij degenen die moeten rouwen, en niet zo’n beetje kan ik je verzekeren, kan het leed enorm zijn en nog jaren doorwerken. Toen mijn zus begin jaren ’90 voor de trein sprong (het ergste wat eigenlijk niet haar, maar haar naasten toen is overkomen) was een van mijn eerste acties: een meelevende brief schrijven aan de machinist…
Na die doomsday volgde een hectische begrafenis. Ik heb die mee vorm gegeven. De dagen ervoor, de dag zelf en de dagen erna waren vol verwarring, conflict en diep verdriet. Opluchting? Een paar maanden erna ben ik diep weg gezakt in een maandenlange depressie en kwam twee keer met hoge koorts op bed te liggen, waar ik de trollen en duivels om mijn bed zag dansen.
Toen ik daar weer uit kwam, heb ik in Trouw ruzie gemaakt met een groep dominees die volgens de tijdgeest van toen, hulp bij zelfdoding ‘bespreekbaar’ wilden maken. Dan zouden zulke erge zelfmoorden niet meer gebeuren… Wat een onkunde aangaande zieke zielen! Het idee dat mensen die zichzelf ombrengen ‘een keuze’ zouden maken, is goed voor de gemoedsrust van omstanders die het liefst door willen met hun ‘bussines as usual’ en jou daarin willen meenemen, maar niet beseffen dat er voor sommige gebeurtenissen soms even geen troost voorhanden is. Het is toen ook tegen mij gezegd: ‘Moedig van haar!’ en ‘Zij heeft die keus gemaakt, dat moet je respecteren!’ Dat voelde bij mij als even zovele klappen in mijn gezicht. Een keer heb ik gevraagd: ‘Zeg, is kanker soms ook een keuze?’
Ik pleitte in Trouw van de weeromstuit voor het herstel van het taboe op zelfmoord. Helpt dat? Ja en nee. In de joodse traditie is het bijvoorbeeld taboe dat nabestaanden zelf iets doen voor de begrafenis van iemand die de hand aan zichzelf geslagen heeft. De gedachte erachter: de ene dood is de andere niet, nabestaanden moeten vanaf dat moment kunnen rekenen op al onze ontferming en aandacht. Daar horen geen mooie praatjes bij, wel begrip. Uit de sociologie (ik ben socioloog en theoloog) weten we van Emile Durkheim die deze discipline ontwikkeld heeft vanuit een groot onderzoek naar de suïcide, dat de zelfmoord niet alleen een persoonlijke ziekte is maar ook een sociaal probleem, het ‘diepste’ sociale probleem zelfs (ik zou daarom ook zeggen ‘kwaad’). Het komt namelijk meer of minder voor al naar gelang de cultuur, de levensovertuiging, de kwaliteit van sociale netwerken, de politieke toestand waarbinnen mensen die dit doen, leven.
Ik pleit er niet voor om zelfmoord zomaar te taboeïseren door het er in de samenleving niet over te hebben, daarom schrijf ik je ook, maar het taboe heeft zoals altijd een functie, in dit geval omdat de opvang van nabestaanden in strijd moet blijven met de rehabilitatie van de daad aan zich en om de nabestaanden niet lastig te vallen met zouteloze praatjes. Het kan trouwens goed samengaan: het verwerpen van de daad, zonder de dader te verwerpen. Maar een cultus van respect en begrip voor de daad als zodanig is m.i. altijd gevaarlijk, zo niet ziekelijk. Zelfmoord moet een ziekte en een sociaal kwaad genoemd kunnen worden ‘Liberalen’ die zich overal van af maken behalve van hun eigen gemoedsrust, en die de afgelopen decennia dat pad opgingen, moeten stevig worden tegengesproken.
Vriendelijke groet,
Gied ten Berge
ervaringsdeskundige