Aan die periode was een eind gekomen door een referendum waarbij een duidelijke meerderheid van de bevolking de heersende militaire junta verwierp. In die tijd woonde en werkte ik in Chili, als docent aan een oecumenisch opleidingsinstituut. We waren getuige van de uitgelaten vreugde die volgde op die spannende nacht van 5 oktober 1988 waarin het heel langzaam duidelijk was geworden dat ‘het volk’ voor verandering had gestemd. En dat de junta die uitkomst zou respecteren…
Het duurde nog wel iets meer dan een jaar dat de nieuwe, democratisch gekozen, president Patricio Aylwin, werd ingehuldigd. Samen met Kathleen, mijn echtgenote, en onze net eenjarige zoon, stonden we op de stoep van Santiago’s hoofdstraat om hem, samen met duizenden anderen, toe te juichen.
Afgelopen oktober waren we, na meer dan dertig jaar, terug in Santiago, op de vertrouwde plekken van weleer, om oude bekenden, oud-collega’s en oud-studenten, te ontmoeten.
En er waren verkiezingen, provinciaal en gemeentelijk. Overal affiches en folders, alles verliep ordelijk, de opkomst was de hoogste ooit en de uitslag gaf een keurige verdeling van kandidaten van progressief tot conservatief en onafhankelijk.
Chili kenmerkt zich heel duidelijk als een politiek stabiele samenleving, waarin traditioneel een balans bestaat tussen de drie richtingen links-midden-rechts. Dat was zo vóór de bloedige staatsgreep door generaal Pinochet in 1973 en dat was opnieuw zo in de periode van wederopbouw van de democratie vanaf 1990. Elke politieke richting werd door de kiezers in de gelegenheid gesteld zich waar te maken op regeringsniveau.
Je vraagt je dan af, waar die stabiliteit vandaan komt. Zeker omdat we meer recentelijk, wonend en werkend in Hongkong, van dichtbij kennis hebben kunnen maken met landen die politiek veel minder stabiel zijn, zoals Cambodja en zeker Myanmar. Of zijn geworden, zoals Hongkong, dat van een min of meer democratische stadsstaat nu autoritair geregeerd wordt. Voor een politiek stabiele situatie een goed georganiseerd maatschappelijk middenveld een absolute voorwaarde is. Een voorwaarde die maar al te vaak onderschat wordt. Een middenveld dat, zoals in Chili, medeverantwoordelijkheid heeft bevochten om op te komen voor een samenleving waarin de belangen van álle burgers aan de orde zijn.
Want ondanks al die politiek betrokkenheid blijft Chili een land waarin de kloof tussen arm en rijk relatief groot is. Precies vijf geleden uitte dat zich in wat ‘estallido social’ is gaan heten: maatschappelijke ontploffing, toen een bescheiden verhoging van de prijs van het metrokaartje leidde tot massaal protest – met doden en gewonden en veel geweld.
Misschien is dat het bijzondere van Chili, die wonderlijke combinatie van maatschappelijk bewustzijn en de nog altijd lange weg naar een samenleving van gelijke kansen voor iedereen.
Bijzonder daarbij is ook het aandeel van de protestantse kerken. Chili kent al sinds jaar en dag een grote groep pinksterkerken, met name in de armere delen van het land. Kerken van mensen die nooit een stem hadden gehad en in de afgelopen jaren van zich hadden doen horen. Soms, notabene, ter ondersteuning van het militair gezag, soms met een kritisch geluid als het ging om mensenrechten.
De theologische opleidingsgemeenschap waaraan ik als docent verbonden was, was een plek waar dat kritisch geluid in alle voorzichtigheid, openlijk, klonk. En klinkt!
Op een reünie met oud-studenten werd nog eens benadrukt hoe belangrijk die openheid was, in tijden dat er buiten deze plek vrijwel geen openheid mogelijk was. En ook hoe belangrijk, in die context van onderdrukking en benauwdheid, het gezamenlijk leren Bijbellezen geweest is.
Veel van de oud-studenten kregen belangrijke posities in hun kerkelijke gemeenten, sommige gingen de politiek in, maar allemaal kijken ze terug op hun studiejaren als vormende periode voor hun betrokkenheid bij kerk en samenleving.
Het was ontroerend om dat te zien en te horen, om vast te stellen hoe belangrijk onderwijs is, juist in een samenleving waarin het maatschappelijk middenveld serieus wordt genomen.