Toen in 1901 het christelijke kabinet-Kuyper, bestaande uit rooms-katholieken en rechtzinnige protestanten, aantrad, ontspon zich in de Tweede Kamer een uitvoerig en vinnig debat over de vraag wat christelijke politiek is en of die überhaupt wel mogelijk is. De christelijke partijen stelden met nadruk dat naastenliefde zonder liefde tot God, die zich in Jezus Christus openbaart, feitelijk humanisme is. Een liberale afgevaardigde plaatste daar tegenover dat de christelijke partijen zich baseren op een dogmatisch christendom, dat van andere aard is dan het geloof van Jezus zelf, zoals dat in de Bergrede en zijn Gelijkenissen tot uitdrukking komt.

Nog tot het einde van de jaren vijftig poneren vooral de grotere protestants christelijke partijen, de ARP en de CHU, dat er geen christelijk handelen, geen christelijke ethiek kan zijn zonder geloof in de persoon van Jezus Christus. Vandaar dat de christelijke partijen, als zij alleen of samen met liberalen of socialisten regeerden, er altijd voor zorgden dat een verwijzing in regeringsverklaringen naar een christelijke grondslag van het kabinet niet ontbrak. De precisie van deze omschrijving varieerde afhankelijk van de coalitiepartner. De liberalen waren hierin toeschietelijker dan de socialisten. Vanaf 1967 ontbreekt in regeringsverklaringen een verwijzing naar een christelijke grondslag. De vroegere christelijke partijen zien hier dus al van af. Toen het kabinet Den Uyl in 1973 de zegenbede uit de troonrede schrapte was de kritiek van KVP, ARP en CHU daarop vrij mild, al zorgde het CDA er later wel voor dat die bede in afgezwakte vorm terugkeerde. Het CDA zet deze lijn voort. Het zegt wel dat de partij het evangelie als richtsnoer voor het politieke handelen beschouwt, maar in de concrete invulling daarvan is de partij bewust erg vaag. Men heeft het over ethische begrippen als compassie, solidariteit, verantwoordelijkheid, rentmeesterschap. Men hoeft geen christen te zijn om hiermee in te stemmen. Het CDA heeft het ook niet over de specifiek christelijke achtergrond van deze begrippen, wellicht omdat het niet verwacht dat daarvan enige werving in het snel seculariserende Nederland zou uitgaan. Er moet evenwel worden geconstateerd dat het aangepaste christendom van het CDA evenmin wervend is.

Dit alles wil niet zeggen dat er geen christelijke inspiratie meer is of kan zijn. Men hoeft niet over de bronnen en de werking van zijn inspiratie te praten om die toch duidelijk te voelen. De vraag is dan wel of dat in een partij moet die zich christelijk noemt. Kan men vanuit een evangelische inspiratie ook voor een liberale of een socialistische politiek kiezen? Het CDA zou die vraag eigenlijk moeten beamen, want zij koppelt die inspiratie niet langer aan het geloof in Jezus Christus. De ChristenUnie en de SGP doen dat nog wel, maar ook zij laten de moeilijkheid van christelijke partijvorming zien: De CU is in sociaal-economisch links van het midden, de SGP rechts van het midden. Welke positiekeuze ligt vanuit het evangelie voor de hand? Ik zou hierop geen antwoord durven te geven. Ik kan alleen maar hopen dat er christenen zullen blijven die zich ook vanuit hun geloof in God de Schepper, die zich in Jezus Christus aan ons openbaart, de vraag willen stellen wat ons in deze wereld ook op het politieke vlak te doen staat.

Eginhard Meijering

theoloog en predikant bij de Remonstrantse Broederschap

Eginhard Meijering was van 1976 tot 2001 lector in de theologiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Sinds 1980 is hij lid van de …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.