Dries Boussatta, Hakim Zyech e.a.
Toen ik in Enschede woonde, jaren 90, bezocht ik steevast de wedstrijden van FC Twente, destijds nog onbevlekt. FC Twente, bedoel ik. Hoewel… ik heb fijnbesnaarde Twentefans liedjes horen zingen richting AZ-speler Dries Boussatta, waar de honden geen brood van lusten. In dat licht is het een Godswonder dat deze Marokkaanse Nederlander überhaupt in het Nederlands elftal wilde spelen.
Hij zou daar nu niet meer voor kiezen, zo laat hij in diverse tv-programma’s weten. Want nu is iedereen zich meer bewust van volk en vaderland. Het is weer een dingetje geworden in onze samenleving: identiteit.
Zijn verandering van keuze is alleszins begrijpelijk. Maar moeten we er blij mee zijn?
Blij word ik niet als ik die andere Marokkaans-Nederlandse voetballer aan het woord hoor: Hakim Zyech. Hij lijkt vol wrok te zitten jegens de Nederlandse samenleving. Daarom verheerlijkt hij de Marokkaanse beleving in vergelijking met de Nederlandse kilheid. De polderjongen die zijn exotische roots romantiseert. Identiteit als modieus verschijnsel.
Ook hier geldt: alleszins begrijpelijk. Maar deze hernieuwde bewustwording van identiteit acht ik niet zonder gevaar.
Trots
Het verlangen naar een heldere identiteit is een legitiem menselijk verlangen, net zoals het verlangen naar een thuisland. Maar het dient geen eindstation te zijn. Het is een fase. Een fase die met name in de adolescentie speelt. En in situaties van ontworteling, zoals bij veel Marokkaanse jongeren.
Op een gegeven moment sta je als mens voor de keuze: verabsolutering van mijn identiteit of relativering? Centralisering van het ik of marginalisering?
Het gevaar waar ik op doel is dat velen blijven steken in die primaire, misplaatste trots – die we volop om ons heen zien in het sterk herlevende nationalisme en chauvinisme. Zowel in de kringen van DENK als in het ‘America first’ van Trump.
Wereldburgerschap
Ik denk, vanuit mijn mystieke levensgevoel en ervaring, dat een mens een zekere rijpheid mag bereiken om door zijn identiteit heen te zakken in een diepere bestaanslaag. Of liever: een diepere identiteit.
De diepste identiteit is geen identiteit. De diepste identiteit is de leegte van de ik-loosheid. De leegte die zich laat vullen met het ‘grote geheel’. Voor de boeddhist de annica, de stroom van levende relaties waarin het ik zich prijsgeeft. Voor de atheïst het universum. Voor de jood JHWH. Voor de hindoe Brahman. Voor de christen de vrede van Christus. Voor de spinozist de Natuur/God. Voor de moslim de eeuwige glans van Allah…
En zo heeft ieder zijn eigen benaming voor dat – hem overstijgende – verband waarvan hij deel uitmaakt.
Uiteindelijk moet het geen rol meer spelen, volk en vaderland en ras en religie. Identiteit is bestemd om zichzelf overbodig te maken. Eckhartiaans uitgedrukt: Het hoogst haalbare is dat je geen identiteit meer nodig hebt, want God is je identiteit.
Dat heeft grote politieke en maatschappelijke gevolgen:
Burgerschap wordt wereldburgerschap.
Religie
Die lijn kun je doortrekken naar de religie. Voor de goede orde: met ‘religie’ bedoel ik niet het gevoel maar een verabsoluteerd stelsel van aannames. Het is vast niet toevallig dat met identiteitsbesef ook religie bezig is aan een comeback. Religie is namelijk voor een groot deel versterking van de identiteit. Terwijl ze juist andersom zou moeten werken…
Ik onderschrijf het sympathieke betoog van Yvonne Zonderop dat we weer oog mogen krijgen voor de rijkdom van religie. Toch ben ik ervan overtuigd dat ook religie bestemd is om zichzelf overbodig te maken. Dat de mensheid haar mag overgroeien in een nieuw bewustzijn.
Het bewustzijn van de liefde als de verticale component in het bestaan: de liefde als het heilige.
In de woorden van de Apocalyps: ‘Een tempel zag ik niet in de stad, want God zelf is haar tempel.’ Daarop variërend: Religie is er niet meer in de wereld, want de liefde is haar alles.
Wat er dan voor identiteit en religie overblijft?
Dat is het spel.
De poëzie, zoals we die zien op het WK.