Theologen Kees van der Kooi en Rik Peels schreven vervolgens (Trouw, 4 november) dat christelijk geloven toch echt iets anders is omdat het niet uitgaat van een boosaardig complot en aan de wieg heeft gestaan van talrijke, heilzame ontwikkelingen. Bovendien ‘biedt het een repertoire om je in te zetten voor een betere wereld’.
De laatste twee beweringen zijn zeker waar, maar er wordt wel erg gemakkelijk voorbijgegaan aan het onheil dat door gelijkhebberij en onverdraagzaamheid is aangericht, en aan het leed dat eeuwenlang velen is aangedaan door een dwingende verkondiging van onvermogen en schuld. Van der Kooi en Peels noemen ‘polarisatie, gezondheidsschade, racisme en geweld’ terecht als kwalijke gevolgen van het complotdenken, maar het is helaas duidelijk dat ook het christendom hierin bepaald niet vrijuit gaat.
In zowel het complotdenken als in het christelijk geloof zoals de beide theologen dat verdedigen, zit me ondertussen hetzelfde dwars: de claim te weten hoe het écht zit en dat de mens een speelbal dreigt te worden van een kosmische strijd tussen goed en kwaad. De theologen kunnen dan wel zeggen dat er in het christelijk geloof geen sprake is van een boosaardig complot, maar eeuwenlang zijn velen opgevoed met het geloof in de macht van Satan en zijn trawanten, compleet met het idee van een kosmische eindstrijd.
Dat patriarch Kirill van Moskou Poetin ziet als een godsgeschenk in de strijd tegen het boosaardige Westen, en fundamentalistische christenen in de VS Trump zien als de Messias die voorop gaat in de strijd van het christelijke goede tegen het absolute kwaad, komt waarachtig niet uit de lucht vallen. Het is het logische resultaat van een failliete theologie van kosmische pretenties, die geen recht doet aan onze humaniteit en die onze angst en afhankelijkheid voedt.
Bij de gewraakte complotdenkers zijn het geen met drietanden gewapende duivels die de mens bedreigen, maar reptielen. Maar ook volgens hen hebben we ‘de sterke man’ nodig die het gevaar doorziet en ons van hun boosaardige macht zal verlossen. Dat komt wat mij betreft in de buurt van de bewering van Van der Kooi en Peels dat wij als ‘gebrekkige mensen verlossing nodig hebben’.
Het komt me zelfs voor dat de klassieke, juridische benadering van ‘de verlossing in Christus’ een ideale voedingsbodem is voor complotdenken dat het kwade buiten onze macht lokaliseert. Maar het idee dat het kwaad buiten onszelf, in de ánder, bestreden moet worden, heeft altijd tot geweld en ellende geleid. Hetzelfde geldt voor het idee dat het kwade dat we in onszelf ervaren, alleen door iemand anders, van bóvenaf overwonnen kan worden. Want daarmee wordt ontkracht dat we de strijd tussen goed en kwaad zélf en allereerst ín onszelf te voeren hebben.
Ik geloof niet dat kosmische reptielen ons bedreigen. Maar ik herken het reptielenbrein in mijn neiging van me af te slaan als ik me tekort gedaan voel, in mijn hang naar genot en comfort zonder me druk te willen maken over gevolgen voor anderen en voor de aarde. Ik herken het in mijn neiging te vergeten dat mijn humaniteit geworteld is in het goddelijke dat een appèl op me doet.
Ik geloof niet dat ‘een sterke man’ of Jezus mij moet verlossen van een kosmische, demonische macht. Wel geloof ik dat Jezus en anderen die hun humaniteit serieus namen, lieten zien dat integer mens-zijn mogelijk is, hoe verrekte moeilijk dat soms ook is.