“Er wordt in onze tijd veel te veel gesproken over homosexualiteit. En hoe meer men er over praat, hoe meer men de machten oproept, die men uiteindelijk niet meer de baas kan. Daarom ga ik er met tegenzin iets over zeggen. Maar ik kan niet anders…” Deze woorden verschenen op 26 juni 1969 – vijftig jaar min één dag geleden – in De Waarheidsvriend, het huisorgaan van de Gereformeerde Bond. De auteur zullen sommigen althans van naam kennen: ds. W. Glashouwer sr. – een van de oprichters en later zelfs de voorzitter van de Evangelische Omroep.
Gay scene
Diezelfde EO presenteert vandaag (en zondag, op de buis) een documentaire over de “liefde en strijd” van protestantse homo’s en lesbo’s. Ik vrees dat ds. Glashouwer het daar niet mee eens zou zijn geweest – net zomin als een van de andere oprichters van de EO: ds. Herman Hegger. Deze ds. Hegger was naar eigen zeggen niet alleen ex-rooms-katholiek en ex-priester maar ook “ex-homo.” Niet dat dominee Hegger zich in zijn jonge jaren had ondergedompeld in de Amsterdamse gay scene, of dat hij had deelgenomen aan de Stonewall-rellen die jaarlijks op Roze Zaterdag worden herdacht, maar in zijn puberteit was hij weleens verliefd geweest op een medeleerling, met wie hij dweperige briefjes en “voorzichtige kussen” had uitgewisseld. Niks bijzonders, dus; zeker niet voor een leerling op een r.k. kleinseminarie, waar omzien naar meisjes streng verboden was. Maar voor Hegger was deze ervaring voldoende om zichzelf te presenteren als levend bewijs dat homoseksualiteit kon worden verholpen. Dat schijnt ds. Hegger althans te hebben betoogd in een van de meest geruchtmakende uitzendingen in de Nederlandse omroepgeschiedenis: het eerste van drie EO televisieprogramma’s getiteld “Kerk en Theologie” – een forumdiscussie over “homofilie.”

Geruchtmakende uitzending
Eerst even iets over die term; het Stijlboek van de Volkskrant adviseert om alleen “homoseksualiteit” te gebruiken, want “homofilie” heeft “een EO-achtige bijklank.” Maar in de jaren zestig en zeventig waren “homofilie” en “homofielen” nog dé politiek-correcte termen – net zoals, vandaag de dag, “LHBT” of zelfs “queer”. Het kan verkeren.
Maar nu die geruchtmakende uitzending, op 19 oktober 1972 – vijf maanden nadat de EO de C-status had verworven, en daarmee opeens veel meer zendtijd had gekregen. Waarom besteedde de EO zo’n groot deel van die zendtijd aan homoseksualiteit? De directe aanleiding was een rapport aan de synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Over mensen die homofiel zijn. Het pleitte voor volledige aanvaarding van “homofielen” – ook van hen die een relatie hadden en dus kennelijk “praktiseerden.”
Dat ging veel behoudende, “bijbelgetrouwe” protestanten veel te ver – vandaar dat de EO er werk van maakte. Voor deze nieuwkomer in het Nederlandse omroepbestel werd de strijd tegen homoseksualiteit – net als die tegen abortus en evolutiebiologie – een identiteitsbepalend onderwerp, een unique selling point.
De strijd tegen homoseksualiteit werd een identiteitsbepalend onderwerp, een unique selling point
Niet heel opwindend
Voor buitenstaanders kwam dat in zekere zin als een verrassing. Zij snapten natuurlijk allang dat de EO bezwaar had tegen seks buiten het huwelijk maar velen lijken te hebben gedacht dat ds. Glashouwer en de zijnen te wereldvreemd, te preuts waren om daar het daar openlijk over te hebben. In Het Vrije Volk – dé linkse krant van die jaren – verscheen op 1 juni 1972 een artikel met de plagerige kop: “EO over seks en homofilie als kinderen naar bed zijn.” Het eerste EO-programma over homofilie werd inderdaad na kinderbedtijd uitgezonden, van tien tot half elf. Jammer genoeg is het programma niet bewaard gebleven. Heel opwindend lijkt het overigens niet te zijn geweest: ds. Glashouwer, ds. Hegger en de overige deelnemers aan de “discussie” waren het roerend met elkaar eens. Oersaaie televisie, dus, zoals het in die tijd niet alleen door de EO werd gemaakt. En toch was er opwinding alom.

“Ondergedoken homosexuelen”
Een paar uur vóór deze televisie-uitzending werd er op de radio gewaarschuwd voor dit “gevaar voor de geestelijke volksgezondheid.” Dat was niet eerder vertoond in Hilversum: de ene omroep die waarschuwt tegen de uitzending van een andere.
Die ene omroep was het IKOR, de latere IKON. Waar de EO in haar jonge jaren iets tegen “homofilie” had, had het IKOR er iets mee. Niet pas vanaf 1969 – het jaar van “Stonewall” en van de eerste homodemonstratie in Nederland, tevens de eerste in Europa – maar al jaren eerder.
In 1959 zond het IKOR een kerkdienst uit, waarin ds. Alje Klamer – hervormd predikant te Maastricht – bad voor “de duizenden eenzame homosexuelen, die ondergedoken leven voor zichzelf en voor alle andere medemensen.” Die woorden kwamen aan, ook bij buitenkerkelijken – alleen al vanwege dat ene woordje: “ondergedoken.” Omstreeks deze tijd kwam ds. Alje Klamer in dienst van het IKOR. Er waren in Nederland toen allang radiopredikanten, maar Klamer werd radiopastor: hij stak niet alleen preken of “overdenkingen” af, maar je kon hem ook bellen of opzoeken, als je ergens mee zat. Deze vorm van anoniem pastoraat was in 1959 bedacht door de eerste directeur van het IKOR: mr. Wim – alias Jan – Meyboom. “…wij [zijn] ervan overtuigd dat zal blijken dat er veel eenzaamheid is, veel verborgen onrust, veel innerlijke onzekerheid, die nu tot uiting kan komen…” zei Meyboom. Zou hij daarbij hebben gedacht aan de eenzaamheid, onrust en onzekerheid van homoseksuele mannen en vrouwen?
Vast en zeker. Want Wim-alias-Jan Meyboom was zelf homo. En hij was het niet alleen, hij deed het ook. Hij had “ontmoetingen”, bijvoorbeeld op de Laarderhei. Op die grote stille heide “ontmoette” hij een jongeman. Wat de precieze aard van die ontmoeting was, weet ik niet maar de betrokken jongeling vertelde erover aan zijn vader. En deze vader bleek een gereformeerde ouderling, in Hilversum. En deze ouderling vertelde het aan zijn predikant. En die predikant vertelde het aan het IKOR-bestuur. En het IKOR bestuur berispte mr. Meyboom, en stuurde hem in therapie. En daarmee was de kous af. Close escape!

Doodzwijgen of liefhebben?
Maar toen kwam die warme, zalige zomer van 1959. En op een van die zonovergoten zomerdagen betrapten twee koddebeiers te Kortenhoef mr. Meyboom op naaktzwemmen. Dat was op zichzelf al een overtreding, maar mr. Meyboom zwom met een jongeman – in adamskostuum, neem ik aan – die nog net geen 21 was. Dat maakte die zwempartij tot een misdrijf. Want artikel 248 bis van het Wetboek van Strafrecht – ingevoerd in 1911, op initiatief van confessionele politici – stelde een veel hogere leeftijdsgrens op homoseksueel dan op heteroseksueel verkeer. Mr. Meyboom werd dus opgepakt, en belandde in een politiecel. Alje Klamer bracht hem daar schone kleren – en ook lijkt hij er iets van mee te hebben genomen; waarover straks meer. Meybooms hoefde uiteindelijk niet de gevangenis in, maar hij was onhoudbaar geworden als directeur van het IKOR. Hij trad in stilte af.
Ik weet niet of dit de eerste gebeurtenis is geweest die Alje Klamer de ogen heeft geopend voor de ellendige positie van homoseksuele mannen en vrouwen. Het was een van de vele ervaringen op basis waarvan hij twee jaar later, in juni 1961, een radiopraatje hield, getiteld “Doodzwijgen of liefhebben?”
Het IKOR, de IKON, heeft het niet bij één zo’n programma gelaten. Volgens de database van Beeld en Geluid was er in de jaren zeventig en de eerste helft van de jaren tachtig niet één andere zendgemachtigde die zoveel aandacht besteedde aan homoseksualiteit als deze eigengereide smurf in Hilversum. Zo bracht de IKON in 1978 de allereerste televisiedramaserie over homoseksualiteit: “Hoera, een homo?!”
Antidiscriminatiewet
Ook de EO besteedde in deze jaren betrekkelijk veel aandacht aan homoseksualiteit, maar vanuit een heel ander perspectief: dat van onthouding, bekering en misschien zelfs genezing. In de late jaren zeventig kreeg dat een politieke pointe: verzet tegen de voorgestelde Algemene Wet Gelijke Behandeling. Als homoseksualiteit geen onwrikbare “geaardheid” was, konden homoseksuelen ook geen aanspraak maken op gelijke rechten. De strijd over deze AWGB, de “antidiscriminatiewet”, is vandaag de dag vrijwel vergeten, terwijl langer heeft geduurd dan de politieke worstelpartij over over het legaliseren van abortus of die over “het homohuwelijk”. De EO vuurde daarbij de oppositie aan. Dat plaatste haar lijnrecht tegenover de IKON en al wat er verder maar een beetje progressief was in Nederland – in het bijzonder het COC. Conservatieve christenen en homoactivisten werden in die jaren elkaars lievelingsvijanden.

Maar in de loop van de jaren negentig hield de EO ermee op, uit dit vaatje te tappen. Niet omdat ze stof tekortkwam, denk ik, maar omdat ze merkte dat ze zich in een hoek had geschilderd. En net als andere Nederlanders leerden ook steeds meer EO-medewerkers en leden homoseksuele mannen en vrouwen van nabij kennen: niet alleen als abstracte “naasten” of “broeders en zusters”, maar als broer, zus, buur of collega van vlees en bloed. Hetero worden (en blijven) en zelfs onthouding bleek lang niet voor iedereen weggelegd. Pas in de 21e eeuw waagde de EO zich weer aan dit onderwerp, bijvoorbeeld met de in 2004 uitgezonden documentaire Uit de schaduw: een verzameling portretten van christenen die heel verschillend omgaan met hun homoseksualiteit.
De documentaire hoeft niet bij iedereen in goede aarde te vallen
De kast, de kerk & het koninkrijk
“De documentaire is niet bedoeld om een discussie te stimuleren over wat wel en niet mag in christelijk Nederland. Het verhaal spreekt zich ook niet uit over de verschillende manieren waarop homo’s omgaan met hun geaardheid. Het is bedoeld om te luisteren naar de mensen om wie het gaat in dergelijke discussies. Voor hen is het vaak moeilijk te ontdekken welke weg God met hen gaat. Wie dat herkent, zal in spreken en denken fijngevoelig zijn.” Dat is niet het meest strijdbare dat je kunt zeggen over homoseksualiteit en de sociale acceptatie ervan. Veel LHBT-activisten zullen het onvoldoende, en misschien zelfs een aansluiting vinden. Maar met deze benadering heeft de EO ontegenzeggelijk een enorme bijdrage geleverd aan de sociale acceptatie – of althans het bespreekbaar maken – van homoseksualiteit in behoudend christelijke kring. Dat kun je een achterhoedegevecht noemen, maar in de strijd over tedere zaken als deze is het niet alleen de voorhoede, de avant-garde, die de doorslag geeft. De documentaire die vandaag het licht ziet – De kast, de kerk & het koninkrijk – zal vast niet bij iedereen in goede aarde vallen. Dat hoeft ook niet. Waar ik naar benieuwd naar ben, is vooral: wat zou Alje Klamer ervan hebben gevonden?
Uitzending: zondag 30 juni, 22:35 uur, NPO 2.
Regie Noud Holtman, research Ruben Altena, eindredactie Ida Overdijk.
Trailer en meer info: klik hier.
David Bos schreef een opiniestuk over homoactivisme en kerkelijke standpunten in Nederland: lees verder.