Van nature heb ik een verzoenende houding ten opzichte van de dood. Ze hoort erbij, Zuster Dood, zoals Franciscus van Assisi haar noemde in zijn Zonnelied, die opsomming van natuurverschijnselen die alle de lofprijzing uitlokken. Voor deze houding vind ik herkenning en bevestiging bij de stoïcijnen. Zij praktiseerden de nuchtere houding van aanvaarding en zelfs omarming.
Zo zei de bekende stoïcijn Epictetus naar aanleiding van een sterfgeval: Je kunt van een broze vaas niet anders verwachten dan dat hij op een dag breekt en uiteenvalt. Het is de loop der dingen. Dit is het leven en deze wereld. Blijkbaar moet het zo gaan. En hij bond ons op het hart: ‘Niet de omstandigheden zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten daarover.’ Toegepast op de dood: Laat je niet te veel van streek brengen door de dood, want die kan je verwachten. Het moet gebeuren, de dood.
Deze stoïcijnse benadering – in alle nuchterheid benoemen dat wij sterfelijk zijn en aanvaarden wat onvermijdelijk is – maakt vrij en geeft een enorme rust. Het bracht mij in de laconieke modus van: Wat ons ook overkomt, deal ermee en maak er het mooiste van.
Dat wil niet zeggen dat je geen verdriet hebt, maar wel dat je je er niet door laat gijzelen. Je laat niet de rest van je leven erdoor bepalen. Die andere beroemde stoïcijn, Seneca, zou zeggen: ‘Focus je op de dankbaarheid. Kijk wat je hebt en gehad hebt. Blijf niet steken in het verdriet.’
In mijn eigen woorden, in een afscheidsgedicht dat ik voor mijn geliefde schreef:
‘… en wees verdrietig
maar niet te….’
Vaak wordt me dan tegengeworpen: hoe kan je nou zo laconiek over de dood spreken als je denkt aan het gemis dat je geliefden zullen ervaren? Natuurlijk besef ik wat mijn nabestaanden doormaken, maar ik weet ook – en ervaar dat nu ook – dat zij meer gebaat zijn bij deze houding van overgave dan wanneer ik mij krampachtig zou vastklampen aan het leven. Ook voor hen is het bevrijdend dat ik er zelf vrij en rustig tegenover sta.
Dat is geen verlies, maar winst.
De best mogelijke wereld van Leibniz
Zoals gezegd: blijkbaar hoort de dood erbij. Je moet er niet aan denken, zei Reve al, dat we allemaal zouden blijven leven. Nee, je moet er niet aan denken dat de barmhartige Zuster Dood niet al die mensen die uitzichtloos lijden kwam verlossen. De hele natuur toont aan dat sterven de bedoeling is. Zonder dood geen leven. Misschien zit er dan toch een kern van waarheid in de opvatting van Gottfried von Leibniz dat ‘deze wereld de best mogelijke wereld is’.
Deze uitspraak werd op de korrel genomen door Voltaire – via zijn romanfiguur Candide – in het bijzonder na de verschrikkelijke aardbeving in Lissabon in 1755: ‘Als dit de best mogelijke wereld is, hoe moeten die andere dan wel niet zijn?’
Daar zullen velen mee instemmen, maar misschien doet hij daarmee Leibniz toch geen recht. Het gaat er ook Leibniz niet om dat deze wereld perfect zou zijn, maar dat zij in haar imperfectie de beste mogelijkheden biedt om tot het allerhoogste te komen. Anders gezegd: dat wij mensen er zelf de best mogelijke wereld van mogen maken. Het is er blijkbaar niet om begonnen dat wij een glad en gelukkig leven zouden hebben, maar dat wij telkens worden uitgedaagd om – zoals de bekende uitdrukking ook zegt – er het beste van te maken.
Dit onvolmaakte, soms ongelukkige, soms rampzalige leven is geen doel in zichzelf, maar een weg naar een bestemming op een ander niveau. Namelijk de hoogste geestelijke waarde. God, zou Leibniz zeggen. Liefde, zeg ik.
Zo lees ik mijn ongeneeslijke ziekte als de weg die ik moet gaan om ‘er het beste van te maken’. Minder prozaïsch en pragmatisch uitgedrukt: om mijn lot te transformeren in pure liefde. Om er het allermooiste van te maken. Om de mensen om mij heen te vertellen wat ik allemaal voor schatten aantref op deze weg. Schatten in onze broze vazen, om dit beeld van Epictetus nu maar eens paulinisch door te trekken.
Dat is geen verlies, maar winst.
De mens gaat naar zijn eeuwig huis
Hiermee heb ik dus twee redenen genoemd om laconiek met de dood om te gaan: 1. de stoïcijnse aanvaarding en gerichtheid op de dankbaarheid, en 2. Het lezen van je lot als de onvermijdelijke weg die ieder mens moet gaan… om er iets moois van te maken. Maar er is nog een derde reden. En dat is: het perspectief voorbij de dood.
Want er is leven, er is leven na de dood – zong Freek de Jonge en stelde daarbij een primitief walhalla voor waarin wij allen vrolijk doorgaan met ons leven zoals we het hier en nu leiden. Zonder daarin te geloven maar tegelijk zonder te berusten in een materialistisch ‘dood is dood’, ontwaar ik wel degelijk een perspectief voorbij de dood.
Daar zijn metaforen voor. Een van de mooiste vind ik die uit het slothoofdstuk van Prediker: ‘… en de mens gaat naar zijn eeuwig huis.’ En verderop: ‘Het stof keert weer in de aarde, zoals het geweest is, en de adem van het leven keert terug In God, die het leven heeft gegeven.’ De adem van het leven… dat staat er letterlijk. Prachtig!
Je kunt het vertalen met ‘geest’, zoals de meeste oude vertalingen hebben gedaan, maar, aansluitend bij het moderne levensgevoel, kies ik ook wel voor ‘energie’. Dat geeft precies die onzichtbare, ongrijpbare, mysterieuze kracht weer die ons lichaam bezielt.
In het verlengde daarvan ben ik ook geneigd ‘God’ als energie te duiden: liefdesenergie.
Niet dit leven is dus ons ‘huis’, maar het leven in de eeuwigheid. Wij hebben een eeuwig huis, waar we ook thuishoren. Als ik sterf ga ik naar huis. En meer dan vroeger, toen ik de dood nog niet zo dichtbij ervoer, leef ik in de overtuiging dat ik thuis kom in een goddelijk licht. In misschien een collectief bewustzijn van pure liefde, zoals mystieke ervaringen en nabij-de-doodervaringen daarvan zingen.
En ik heb er geen enkele moeite mee mij een weerzien met mijn gestorven geliefden voor te stellen, niet zoals ik hen in dit leven heb gekend, maar als een aanwezigheid, een energie van liefde. En ik zal mijn liefde uitstralen in de harten van mijn nabestaanden, meer dan toen ik in leven bij hen was.
Dat is geen verlies, maar winst.
Wat een mooi artikel van Wim Jansen. Wat een mooie mogelijkheid om angst bij mensen weg te nemen. Het leven zien als energie, wetend dat energie altijd in een andere vorm doorgaat. Al ver voor het ontstaan van de kerk werden er mensen geboren en stierven mensen. De kerk heeft daar later een hemel en een hel aan toegevoegd.
Dood gaan is niet erg. Sterven is een consequentie van geboren worden. Dat het gebeurt kun je verwachten. Het is als een project met een duidelijk begin en een einde. Het leven eindigt weer. Zo omgaan met het einde van het leven maakt vrij en geeft een enorme rust. Het geeft kracht om iets moois van het leven te maken nu je hier toch bent en te ervaren waar je dankbaar voor kunt zijn.
Natuurlijk zullen nabestaanden het zien als verlies. Verdriet is een consequentie van houden van. Hoe meer je van iemand houdt, hoe groter het verdriet. De moeder van mijn schoonzus mocht niet verdrietig zijn want haar vader was nu bij de Heer, zo vertelde de kerk. Maar daar gaat de kerk helemaal niet over.
De laconieke wijze waarop Wim met de dood omgaat zal mensen zeker helpen om de angst voor de dood te overwinnen. Als je het leven ziet als energie en die energie tijdens het leven aan een lichaam is gekoppeld dan is het losmaken en doorgaan van die energie niet iets tragisch.
Zuster Dood, zoals genoemd door Franciscus van Assisi, kan een verlossing zijn, de milde kant van het leven.
Reve heeft zeker gelijk gehad, als iedereen was blijven leven zou de aarde overbevolkt zijn. Net als de bladeren van de bomen vallen om nieuw leven mogelijk te maken, geldt dat ook voor ons. Bladeren vergaan net als een lichaam. We bestaan uit sterrenstof en altijd zullen er weer nieuwe geboorten komen. Zonder dood geen leven. Dit leven is geen doel in zichzelf, zo stelt Wim Jansen, maar een weg naar een bestemming op een ander niveau: liefde. Vanuit het verlangen naar zin er het best beste van te maken. We zijn allemaal broze vazen. Dat is geen verlies, maar winst.
De ziel van de mens gaat door in een andere zijnsorde. Waar die ziel, of noem het energie, verblijft weten we niet. We weten wel dat energie nooit verloren gaat. Prediker zegt ‘Het stof keert weer in de aarde, zoals het geweest is, en de adem van het leven keert terug in God, die het leven heeft gegeven.’ De adem van het leven… dat staat er letterlijk. Prachtig! Energie als onzichtbare, ongrijpbare, mysterieuze kracht weer die ons lichaam bezielt.
Een eeuwig huis, waar we thuishoren, waar we vandaan komen en naar terugkeren is een mooie gedachte. Een weerzien van gestorven geliefden is misschien een wat oppervlakkige verwachting. Zoals Wim Jansen zegt: ‘niet zoals ik hen in dit leven heb gekend, maar als een aanwezigheid, een energie van liefde. En ik zal mijn liefde uitstralen in de harten van mijn nabestaanden, meer dan toen ik in leven bij hen was.’ Dat is geen verlies, maar winst.