In 1996 werd al geconstateerd dat er in de dertig voorgaande jaren een enorme verschuiving had plaatsgevonden (Dekker et al. 1997). Zo was de kerkelijke betrokkenheid afgenomen, het ‘theïsme’ (het traditionele geloof in een persoonlijke, handelende God) werd langzaam minder terwijl het godsbeeld abstracter en vager werd, God werd niet langer als ‘daarbuiten’ gedacht, maar kreeg een binnenwereldlijker karakter. Maar hoe het geloofsleven ook veranderde, van echt ongeloof was nog geen sprake.

Tien jaar later, in 2007, was het aantal ‘theïsten’ nog verder afgenomen en het aantal ‘ietsisten’ nog wat verder toegenomen (Bernts et al. 2007). Maar ook was het aantal atheïsten onder de Nederlandse bevolking in de periode 1996-2006 gestegen van 10% naar 14%. Nu lijkt dat niet dramatisch, maar als gekeken wordt naar de hele periode 1966-2006 dan is het aantal atheïsten gestegen van 6% naar 14%, en dat is toch meer dan een verdubbeling. De onderzoekers concludeerden in 2007 dan ook dat duidelijk zichtbaar is dat atheïsme in Nederland aan een opmars bezig is. Tegelijkertijd moet ook weer reëel geconcludeerd worden dat de Nederlandse bevolking in 2006 nog altijd ‘slechts’ voor 14% uit atheïsten bestaat. Maar toch.

Daar kwam nog bij dat het aantal Nederlanders dat zichzelf als gelovig beschouwde, in tien jaar tijd was gedaald van 67% naar 62%. Ook dat lijkt niet zo’n dramatische verschuiving. Maar, zo schreven de onderzoekers, ‘gelet op de door vrijwel iedereen verkondigde opvatting dat godsdienst weer “in” is en/of dat religie in het leven van de mensen weer een belangrijke rol gaat spelen is het feit dat een dalend aantal mensen zich gelovig noemt een belangrijk gegeven’.

Wat ook opviel, was dat er een aantal ‘zwevende gelovigen’ waren bijgekomen: mensen die zichzelf gelovig of spiritueel noemden, maar niet in het traditionele ‘theïstische’ godsbeeld geloofden. Vandaag de dag worden ze vaak ‘nieuwe spirituelen’ genoemd.  Joep de Hart besteedde een heel hoofdstuk aan zwevende gelovigen in het boek uit 2007 en schreef er een aantal jaren daarna zelfs een uitgebreide studie over (De Hart 2011).

En niet alleen bleek dat er zwevende gelovigen waren, maar ook en steeds groter wordende groep zwevende óngelovigen: mensen die expliciet zeiden niet in God te geloven, maar wel allerlei spirituele denkbeelden koesterden. Wat je daar al ziet gebeuren (vooral in het geworstel van de onderzoekers met terminologie om de ‘beestjes een naam te geven’), is dat het verschil tussen ‘geloof’ en ‘ongeloof’ langzaam ter discussie komt te staan. Ongelovigen blijken tot op zekere hoogte gelovig te zijn (er waren zelfs heel wat ongelovigen die zeiden een mystieke ervaring te hebben gehad), en gelovigen die het theïstische godsbeeld verwerpen zijn toch vanuit traditioneel-christelijke optiek behoorlijk ongelovig bezig.

Dus al in 1996 waren er ontwikkelingen zichtbaar, die zich in 2007 nog sterker opdrongen: veranderend en slinkend geloof maar ook veranderend en groeiend óngeloof.

Maar nu naar 2016, weer tien jaar later.

Sinds 2006 heeft het atheïsme wereldwijd voortdurend invloed gehad op discussies omtrent religie. En dan denk ik vooral aan het werk van de ‘nieuwe atheïsten’ zoals Richard Dawkins, Daniel Dennett, Sam Harris en Christopher Hitchens. Zij hebben voor velen het atheïsme salonfähig gemaakt, zodat ‘ongelovig zijn’ niet langer iets is om je voor te schamen. In Nederland zijn vanaf 2006 tijd talloze discussies gevoerd, in de politiek en in het publieke domein, die vooral gingen over de macht en invloed van religie in en op dat publieke domein, veelal aangezwengeld door atheïsten.

Mijn verwachting is dan ook dat het onderzoek dat in 2017 gepubliceerd zal worden, en dat de volgende 10 jaar van de religieuze ontwikkeling van het Nederlandse volk zal beschrijven, de impact van die wereldwijde golf van atheïsme duidelijk zal maken. Zo verwacht ik dat de groep ‘ongelovigen’ die in 2006 nog 14% van de Nederlandse bevolking bedroeg, nog verder zal zijn gegroeid, en wellicht zal zijn verdubbeld.

Een concrete aanwijzing voor dat laatste werd geleverd door het dagblad Trouw dat op 16 januari 2015 groots uitpakte met de resultaten van een onderzoek dat politicoloog André Krouwel en godsdienstpsychologe Joke van Saane hadden uitgevoerd, en waaruit bleek dat maar liefst 25% van de Nederlanders zich atheïst noemt, terwijl nog slechts 17% van de ondervraagden zich onder de gelovigen schaart.

Overigens werd in Trouw expliciet de vraag aan de orde gesteld hoe ongelovig die ongelovigen waren, en uit het onderzoek bleek ook dat maar liefst 53% van de Nederlanders in een leven na de dood gelooft – wel een hemel, maar dan blijkbaar zonder God. Bovendien beschouwt 41% van alle Nederlanders zichzelf als een spiritueel mens. De trend dat ongelovigheid voor velen prima samengaat met spiritualiteit lijkt dus ook door te zetten!

Al met al verwacht ik dus een behoorlijke aardverschuiving wat betreft het religieuze landschap in Nederland. Het meest interessant, hoop ik, zal blijken te zijn dat mensen niet zozeer óngeloviger worden, maar vooral ándersgeloviger. Of nog anders: dat we kunnen constateren dat termen als ‘theïst’ versus ‘atheïst’ of ‘gelovig’ versus ‘ongelovig’ eigenlijk betekenisloos zijn geworden, omdat de tegenstellingen steeds meer verwateren. Maar daar hoop ik in de komende tijd nog eens uitgebreider op terug te komen.

Literatuur:

– Bernts, Ton, Gerard Dekker, Joep de Hart. 2007. God in Nederland, 1996-2006. Kampen: Ten Have/RKK.
– Dekker, Gerard, Joep de Hart, Jan Peters. 1997. God in Nederland, 1966-1996. Amsterdam: Anthos/RKK-KRO.
– De Hart, Joep. 2011. Zwevende gelovigen: Oude religie en nieuwe spiritualiteit. Amsterdam: Bert Bakker .

Taede Smedes

Taede Smedes

Godsdienstfilosoof, theoloog en publicist

Taede A. Smedes is godsdienstfilosoof, theoloog en publicist. In 2016 verscheen van zijn hand ‘God, Iets of Niets? De postseculiere …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.