Toen ik in 2005 in Frankrijk studeerde, haalde dat land vooral het internationale nieuws vanwege de spanningen rondom het verbod van religieuze uitingen op publieke scholen. Het verbod was bedoeld als een waarschuwing aan burgers die hun religieuze levensstijl belangrijker vonden dan hun trouw aan de Republiek. Het gevoel heerste dat de Republiek en haar Verlicht-seculiere burgercultuur onder druk stonden en beschermd moesten worden. De aanslag op Charlie Hebdo is een aanval op diezelfde Republiek. Niet toevallig stroomt deze dagen juist het Place de la République vol: dat plein is meestal het verzamelpunt voor ideologische manifestaties.
Is met de aanslag op Charlie Hebdo het gelijk van de voorstanders van het verbod bewezen? Hadden ze het bij het rechte eind toen ze een dam wilden opwerpen tegen wat gezien werd als de islamisering van buurten, scholen en de banlieue?
Buiten kijf staat dat deze moordpartij met religie te maken heeft en de waanzin die het kan rechtvaardigen. Deze aanslag laat zien dat er binnen de islam theologische argumenten bestaan die wraak en vergelding kunnen rechtvaardigen. Theologische posities die ook te vinden zijn in andere religieuze en ideologische tradities.
Toch is het integratievraagstuk van een fundamenteel andere orde dan de strijd tegen religieus geweld en terreur.
De urgentie van die laatste strijd is duidelijker dan ooit, al vraagt die wel om een zorgvuldige afweging van middelen en doelen. Het is een strijd die zich niet beperkt tot Frankrijk, Nederland of Europa. Het is een wereldwijd opgave: van Bali tot Syrië. Er is echter niet alleen die wereldwijde betrokkenheid, er is ook een gedeelde verantwoordelijkheid. Het religieuze geweld dat nu hoogtij viert, laat zich deels verklaren uit Westers ingrijpen in het Midden- en Verre Oosten. Een soms uitermate gewelddadig optreden dat voedingsbodem heeft gegeven aan verbittering, haat en zodoende ook aan kwade krachten die zich niet aan landsgrenzen houden. De strijd tegen terrorisme kan dan ook niet zonder een nieuwe internationale politiek die de retoriek van de bescherming van mensenrechten nu ook echt eens waar maakt.
Deze strijd tegen religieus terrorisme is een andere dan het streven naar integratie van de samenleving hier en nu. Daarbij zou het niet, nog steeds niet, moeten gaan om vragen rondom het aanpassen, inpassen of opgeven van je religie, ideologie of culturele achtergrond. Waar het bij integratie over gaat is de vraag naar de mate van participatie aan en betrokkenheid bij de samenleving: beschouw je de maatschappij waarin je leeft als de jouwe, uiteraard met alle terechte kritiek. Ben je bereid om je in te zetten voor de waarden van de samenleving? Gun je elkaar zowel de vrijheid van godsdienst als die van meningsuiting? Kledingkeuze en religieuze gebruiken zijn geen goede graadmeter voor integratie: deelname aan de Je suis Charlie protesten wel.