Dat wantrouwen jegens het mensbeeld is te verklaren. Want gaan de westerse psychologie en psychiatrie ook over mensen uit bijvoorbeeld Afrika of het Verre Oosten? Of gaan ze vooral over de westerse zorgconsument? Moeten wij ons begrippenkader en onze methodieken niet uitbreiden met denkwijzen uit andere culturen?
Ik denk van wel. In verschillende culturen zijn symptomen die bij ons ‘depressie’ zouden heten geen persoonlijke kwestie, maar hebben ze een wezenlijk verband met de sociale, ecologische en religieuze dimensies van het leven.
Aan de andere kant zijn er in niet-westerse culturen aandoeningen waar wij nauwelijks ervaring mee lijken te hebben, zoals ‘zielsverlies’ of ‘bezetenheid’. Maar als je dieper kijkt zijn zulke concepten misschien veel minder buitenissig dan ze lijken. Zielsverlies heeft interessante parallellen met vervreemding: het gevoel dat je het contact met en de betrokkenheid bij je leven of je werk kwijtraakt. En bezetenheid heeft verwantschap met consumentisme en verslaving, bijvoorbeeld aan sociale media of games. In de Westerse hokjesgeest zijn dat geen medische, maar maatschappelijke fenomenen – en dat zijn bij ons gescheiden werelden.
Na het symposium reed ik terug naar Amsterdam met (toevallig) een groepje witte deelnemers. Er ontspon zich een gesprek dat aangaf wat men wel en niet van de bijeenkomst had opgestoken.
Iemand vroeg: ‘wat zou de functie zijn van depressie in de evolutie?’ Blijkbaar was volgens deze expert de depressie dus toch een universeel natuurverschijnsel, zo universeel zelfs dat ze een plaatsje in de evolutieleer moest krijgen. Alsof de evolutie alleen uitmondt in de westerse mens.
Het blijft kennelijk moeilijk andere ervaringswerelden als gelijkwaardig te zien aan de onze, en te kijken of we er iets van zouden kunnen leren. Een restje eurocentrisme waar we weleens wat kritischer naar zouden mogen kijken.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 10 februari jl. en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.