Dat is precies het boeiende van het boek ‘Halverwege de groene eeuw 1970-2070’ van politicus Alexander de Roo (1955). Komend uit een VVD-nest stort hij zich als student op het milieuprobleem, koopt zoals velen in die jaren rietsuiker in de Wereldwinkel, loopt mee in allerlei demonstraties, wordt lid van de PSP en zet zich in voor de samenwerking van kleine partijen die leidt tot de vorming van GroenLinks.
De inhoud van het boek bestaat uit de aantekeningen die hij bijna dagelijks maakte. En juist die aantekeningen geven een boeiend inzicht in de manier waarop een politieke beweging via een lange reeks kleine stappen tot een grote lijn komt. Via het bestoken van partijprogramma’s met amendementen, het lobbyen bij politieke iconen van eigen maar ook van anderen partijen, het schrijven van een artikel, zitting nemen in een commissie, een spreekbeurt hier en een onderonsje daar, koffie drinken, lunchen, afreizen naar het buitenland en terugkomen met verfrissende ideeën. En vooral volhouden, blijven geloven in je missie, teleurstellingen verwerken en telkens praten met halve en hele tegenstanders.
Alexander de Roo heeft het allemaal beeldend opgeschreven en beginnende activisten kunnen er heel wat van leren. Naast De Roo moeten er honderden activisten in die bruisende jaren zestig, zeventig en tachtig zijn geweest die al duwend en trekkend, het bestaande bestel onderuit haalden.
Vanaf 1990 wordt voor de Roo groene politiek steeds belangrijker. Ook hier zie je aan de hand van zijn aantekeningen, onder meer als Europarlementariër, de moeizame weg naar Europese en wereldwijde groene politiek. Steeds meer politieke partijen, bewegingen en landen komen tot het inzicht dat het klimaat en milieuprobleem zich onttrekt aan de tegenstelling links en rechts.
En toch is er weerstand, zelfs tegen beter weten in. Internationale afspraken worden ontdoken of openlijk terzijde geschoven onder meer door de VS. En opnieuw, nu wereldwijd, worden resultaten geboekt door een onophoudelijke reeks kleine stappen. Een moeizaam proces. De Roo en al die activisten en politici die maar bleven volhouden tegen de trage dikke soep van overtuigde, maar vaak ook opportunistische tegenstanders in, verdienen naar mijn smaak alle lof.
Het laatste hoofdstuk gaat over het basisinkomen. De Roo was vanaf 1986 achttien jaar penningmeester van BIEN (Basic Income European Network). Omdat ik zelf een voorstander ben van een wereldwijd basisinkomen, heb ik daar veel over gelezen en ook wel over geschreven, maar dit hoofdstuk gaf mij toch nieuwe inzichten, bijvoorbeeld over het gesteggel over een half basisinkomen en het feit dat het basisinkomen al in 1933 bepleit werd door de latere Nobelprijswinnaar economie Jan Tinbergen.
Tijdens het lezen van dit boek herinner ik me een uitspraak van hoogleraar politicologie Hein-Anton van der Heijden in zijn boek ‘Na het neoliberalisme’ (2017). Die uitspraak was: “In de negentiende eeuw schiep de burgerij de liberaal-democratische staat. In de twintigste eeuw schiep de arbeidersbeweging de welvaartstaat. En in de 21e eeuw moet de groene beweging de groene staat realiseren.”
Ik denk dat Alexander de Roo en alle bondgenoten binnen én buiten zijn partij, daar een behoorlijke bijdrage aan leveren.