Vandaag de dag maken we hier in Hong Kong van nabij mee dat, wat begon als een gelukkig huwelijk, waar de wereldeconomie haar vingers bij zou aflikken, wellicht een minder gelukkige verbintenis kan blijken te zijn. De reden daarvan is gelegen in een ongelijke verdeling van macht en de grote verschillen in politieke achtergrond van beiden. Het cruciale punt waar het hier nu om gaat is de interpretatie van wat democratie is.
Chu Anping, een Chinese wetenschapper en journalist die ‘verdween’ tijdens de Culturele Revolutie, zei eens dat onder Kwomintang democratie in China een kwestie van gradaties was, je kon er meer of minder van hebben. Maar onder de communisten was het een heel klein beetje tot helemaal niets.
Over gradaties van democratie gaat het hier de laatste weken in de aanzwellende protesten. Op 31 augustus heeft het bewind in Beijing bepaald dat bij de verkiezingen van de ‘Chief Executive’ van Hong Kong in 2017 de Hong Kong-se bevolking ‘vrij’ mag kiezen, maar wel uit kandidaten die door Beijing geselecteerd zijn.
Begrijpelijk dat men hier de straat op gaat om het recht te claimen zelf te bepalen uit wie je kunt kiezen. Want het spreekt natuurlijk voor zich dat die twee of drie kandidaten “van China houden”, oftewel marionetten van Beijing zijn. En het is maar de vraag of die het beste voor hebben met Hong Kong. En daarmee rijst de kernvraag: wat is het beste voor Hong Kong? Voor de Hong Kong-ers, zoals ik die heb leren kennen in het jaar dat ik hier nu woon is het beste voor Hong Kong het behoud van haar gerenommeerde internationale financieel-economische positie. Dat betekent dat je internationaal een interessant investerings- en vestigingsklimaat moet kunnen bieden en dat begint met behoud van democratische structuren en de rechtsstaat, met respect voor mensenrechten zoals vrijheid van meningsuiting. Het autocratisch China heeft daar niets mee. Hong Kong is teruggegeven, zo redeneert men daar, en zal in 2047, als de overgangstermijn van vijftig jaar is verstreken, met haar 7 miljoen inwoners niets meer of minder zijn dan een tamelijk kleine Chinese stad, zoals er honderden zijn. Natuurlijk is die houding vanuit Chinees perspectief begrijpelijk. De regering in Beijing ziet als haar belangrijkste taak controle te houden over de 1.3 miljard inwoners van China en als er eenmaal begonnen wordt met de gekozen burgemeester in Hong Kong, willen andere steden dat ook en is het einde van de controle zoek.
“Occupy Central” (“Bezet Central”, Central is het financiële hart van Hong Kong, vergelijkbaar met The City van Londen) is de organisatie die de protesten tegen Beijing aanvoert. Vele duizenden gaan wekelijks de straat op en voor de komende weken zijn er ook stakingen afgekondigd, onder andere van studenten. Ze zijn van plan massaal pleinen en straten te bezetten, daarin opvallend vaak ondersteund door hun professoren en docenten die hebben toegezegd hun studenten, en ieder die het horen wil, buiten openbare colleges te geven, onder andere over democratie en rechtsstaat. Dit leidt in China tot nervositeit want wie ‘studenten’ zegt en ‘protest’, roept de verboden herinnering op aan de gebeurtenissen van 1989 op het Tiananmenplein.
Ook het Verenigd Koninkrijk bemoeit zich er mee. De voormalige kolonisator werd gevraagd om een uitspraak. Kon Engeland dit zomaar laten gebeuren met ‘haar’ Hong Kong? Nee, dat kon het niet en onlangs kondigde de Vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken van het Britse Parlement aan een onderzoek te zullen instellen naar de vraag of het Chinees-Britse verdrag van 1984, waarin expliciet gesteld wordt dat Hong Kong een “belangrijke mate van autonomie” zou behouden, nu door Beijing geschonden wordt. Dit tot grote woede van Beijing. Waar bemoeien de Britten zich mee… Hong Kong is immers overgedragen!
Kortom, we beleven spannende tijden. Hoe pakt deze strijd uit in een situatie van “twee systemen, één land”, waarbij het ene systeem autocratisch is en het andere dapper poogt een democratische rechtsstaat te zijn?
Het zijn ook leerzame tijden. Want de vraag of democratie gradaties kent, zou men zich ook moeten stellen in landen die zich er op laten voorstaan democratieën te zijn. In hoeverre ben je, als regering of politieke partij, bereid de democratische rechtsstaat aan te passen, op grond van, bijvoorbeeld, angst voor radicalisme en mogelijke gewelddadige gevolgen? Hoe democratisch is een land dat bereid is ten koste van fundamentele grond- en burgerrechten de mogelijkheden van politie en justitie te vergroten, al is daarbij het argument “geweld te voorkomen”. Kent democratie gradaties en zo ja, waar leggen wij onze grenzen?
De vragen over democratie die hier aan de orde zijn, zijn inmiddels universele vragen geworden nu onze wereld er één is waarin politieke, religieuze en culturele systemen en overtuigingen steeds meer in elkaar overlopen.
Daarom zouden juist nu, democratieën pal moeten staan voor de democratische grondwaarden en zo uitdragen, dat ware democratie geen gradaties kent.
Een aansprekend stukje. Genuanceerd. Prijzenswaardig.
En toch ziet het een essentieel element over het hoofd: democratie heeft met zeggenschap en macht te maken. In Hong Kong heeft de Chinese overheid uiteindelijk de macht. Die bepaalt, afwegend wat de consequenties van haar acties zullen zijn, de grenzen en de speelruimte van de democratie. En China’s Communistische Partij maakt de dienst uit binnen die overheid.
En zoals dat Chinezen eigen is doen zij dat vooral indirect, onder de oppervlakte, geduldig, en consistent. Wat dat betekent zie je nu gebeuren: sluipend wordt de democratie daar zover om zeep geholpen dat het voor de machthebbers onschadelijk geworden is.
Zeker interessant om te zien hoe het uitpakt, maar voor ons vooral een voorbeeld om ons te realiseren wat er gebeurt als een dictatoriaal regime de macht krijgt (of grijpt).
Dat democratieen evolueren en dat er gradaties van democratie bestaan, en dat er zinvolle uitruil kan bestaan tussen vrijheid en veiligheid is een feit, geen vraag.
Denk aan het Frankrijk ten tijde van De Gaulle en de strijd tegen de OAS. Een schoolvoorbeeld van een ingeperkte democratie. Maar toch een die zich heeft kunnen ontwikkelen tot wat het nu is. Denk aan Duitsland ten tijde van de RAF (de zgn. Berufsverbote). Denk aan Singapore waar de grondslag van een moderne maatschappij zelfs gelegd is door de democratie tijdelijk buiten werking te stellen. Denk aan Indonesie waar de democratie zich sinds de onafhankelijkheid ontwikkeld heeft.
Denk ook aan het middel “uitroepen van de noodtoestand” dat eigenlijk iedere democratische staat kent.
Democratie is ook kwetsbaar. Kwetsbaar voor geweld, extremisme, intimidatie, angst. Denk maar aan de (volstrekt democratische !) overgang van de Weimar republiek naar de Nazi staat. Een tijdelijke reductie van de democratie door het uitroepen van de noodtoestand had toen wellicht het afglijden naar een dictatuur kunnen voorkomen.
Democratie moet je echter ook weer niet gaan overschatten: de gemiddelde burger is “begrensd rationeel” in de zien dat hij slecht geinformeerd is, een beperkt vermogen heeft om fieten te ordenen en te analyseren, niet erg goed vooruit kan kijken, en zich niet al te goed bewust is van de consequenties van zijn handelen.
Daarom zijn op representatie gebaseerde democratieen veel en veel succesvoller gebleken dan simpele referendum democratieen. Denk maar aan het lot van de Griekse stads-staat democratieen.
Een interessante metafoor die ik in deze gehoord heb is die van de staat als een touringcar. De inzittenden zijn eigenaar van de bus, en bepalen uiteindelijk waar de reis naartoe gaat. Er kan echter maar 1 chauffeur zijn.
In voorkomende verkeerssituaties is het absoluut onmogelijk om de passagiers op zinvolle wijze te betrekken bij de vraag of de chauffeur nu naar links dan wel naar rechts moet uitwijken. Burgers/passagiers moeten op dergelijke momenten gewoon stil in hun stoel blijven zitten en hopen dat zij de goede chauffeur gekozen hebben.