Het is een bekende uitdrukking in diversiteitsland: ‘ik wil geen vinkje zijn’, een uitdrukking die Kauthar Bouchallikht en ik ook vaak terug horen van de diversiteitsprofessionals die we interviewen voor ons boek.

De meest voorkomende:

– Het tokenvinkje. Eén werknemer moet zowel zichtbaar als onzichtbaar zorgen voor het diverse gehalte van een organisatie.

– Het workshopvinkje. Na één workshop unconscious bias of iets dergelijks, verklaart een organisatie zichzelf divers en inclusief. De paragraaf D&I kan worden ingevuld in het jaarrapport.

– Het keurmerk-inclusie-vinkje. Dit vinkje was wat nieuwer voor ons, maar tekent zich steeds scherper af (en helaas kan ik hierover ook uit ervaring spreken). Een inclusiescan, uitgebreid advies over D&I of een serie trainingen geven een afdeling dan wel manager het idee dat ze ‘D&I-proof’ zijn, waardoor de eigen verantwoordelijkheid verwatert om meer divers en inclusief te worden.

Inclusie is nooit af. De Amerikaanse diversiteitsprofessional Janice Gassam Asari vergelijkt het werken aan inclusie met het trainen van een spier. Zodra je stopt verslapt de boel. Met bovenstaande voorbeelden van vinkjes is niet per se iets mis: je moet ergens beginnen. Het gaat erom dat je als manager of organisatie begrijpt dat diversiteit en inclusie niet af te vinken zijn.

Deze gedachtegangen verschenen eerder als post op LinkedIn

Nog geen reactie — begin het gesprek.