Ik kende hem niet, hij kende mij niet, maar simpelweg mijn aanwezigheid stoorde hem. We verstoorden de vissen die hij probeerde te vangen, zei hij. Hij was ex-militair en goed bevriend met de politie in de omgeving. Hij zou hen bellen, zodat ze binnen een paar minuten ter plekke zouden zijn om mijn lijk mee te nemen of naar het ziekenhuis af te voeren. Hij zei dat hij maximaal twee nachten door zou hoeven brengen in de politiecel en daarna wel weer vrij zou komen.
Ik was eerst sprakeloos. Op elk woord dat ik uitsprak, kreeg ik een regen van bedreiging terug. Ook de vrouw met wie ik wandelde, een witte Nederlandse vrouw, sprak hem aan. Ze kreeg dezelfde volle lading terug om met mij samen op te rotten. Aan zijn lichaamstaal was duidelijk te zien dat hij serieus was.
Ik voelde de woede in mij omhoog komen. Ik voelde mezelf opblazen van woede. Ik keek naar de andere visser, die stoïcijns bleef zitten vissen terwijl zijn vriend tekeer ging. Ik merkte dat de spieren in mijn lichaam zich klaar maakten voor een gevecht.
Mijn partner zei tegen mij: ‘Laten wij hier weggaan’. Haar stem klonk ver weg. Mijn gedachten gingen tekeer: wat voor messen had hij als visser bij zich? Zou hij andere wapens hebben? Als hij een vuurwapen had, had hij het toch allang gebruikt. Mijn partner verzocht mij nogmaals om weg te lopen.
De zachte stem vroeg mij of deze dodelijke strijd de moeite waard was. De zachte stem liet mij weten dat ik in controle was om dit geweld te voorkomen of te laten gebeuren. Als ik het water overstak, zouden of ik, of de man in het ziekenhuis belanden of dood gaan, voordat de politie ter plaatse was. Ik overwoog even om de politie te bellen en dan over te steken. Ik was in innerlijk strijd met mijzelf.
De afgelopen twintig jaar in Nederland heb ik als geestelijk verzorger tientallen moordenaars bijgestaan, die hun straf hadden uitgezeten en zichzelf weer terug probeerden te vinden. Ik herinnerde me deze gesprekken, en hoe moeilijk het voor hen was om vrede in zichzelf te vinden. Hun verleden werd een kwelling die niet genas, een herinnering die niet vervaagde. Ik stelde mezelf de vraag of ik met de uitkomst van zulk geweld zou kunnen leven? Toen ik me dit afvroeg, verdween de woede en het fysieke geweld in mijn lichaam. Ik kwam tot mijzelf. Ik realiseerde mij dat als ik fysiek geweld zou aangaan, wat de uitkomst ook was, en zeker als het de dood tot gevolg zou hebben, ik nooit meer thuis in mijzelf zou kunnen komen. Ik kreeg mededogen met mijzelf en met de man. Ik zei tegen hem dat ik zijn woorden ging opnemen, en pakte mijn mobiel. Hij pakte zijn telefoon en ging ons ook opnemen. Vanaf dat moment sprak hij niet meer. Het werd doodstil.
Ik liep weg zonder de sloot over te steken.
De volgende dag wilde ik weer gaan wandelen, in dat gebied waar ik elke dag wandelde. Maar toen dacht ik aan die mannen. Ik stelde mij voor dat ik hen weer zou tegenkomen bij diezelfde sloot. Voor het eerst voelde ik mij kwetsbaar. Voor de eerste keer in mijn leven ging de gedachte door mijn hoofd: moet ik iets meenemen voor het geval dat ik mij fysiek moet verdedigen? Moet ik nu een wapen gaan dragen om mijzelf te beschermen tegen mensen die ik niets gedaan heb? Moet ik een wapen dragen omdat ik Afrikaans ben en daardoor het gevaar loop om gedood te worden in Amstelveen?
Ik realiseerde mij dat ik een paar jongens kende die ook zulke bedreigingen hadden ervaren, en besloot mijn ervaring met een paar van hen te delen. Ik koos vier jongens in de leeftijd van 16 jaar tot 19 jaar uit, waarvan ik wist dat ze soms door hun witte leeftijdsgenoten geïntimideerd werden op weg terug naar huis. Voor de duidelijkheid, deze jongeren wonen niet in Amstelveen of Amsterdam, maar daarbuiten.
Ik sprak hen alle vier apart en deelde mijn ervaring. Ze reageerden woedend. Ik vertelde hen over mijn gevoel van kwetsbaarheid en mijn gedachte om mezelf te beschermen. Toen lieten ze me alle vier weten dat ze om die reden een mes bij zich droegen. Ze lieten het zien.
Ik schrok. Toen pas besefte ik dat jongeren die wapens bij zich dragen niet persé crimineel zijn. Ze moeten dat doen, omdat hun veiligheid in hun eigen handen ligt. Deze jongeren zeiden unaniem dat ze hoopten hun wapen nooit te hoeven gebruiken. In principe droegen ze het wapen niet met de bedoeling om het te gebruiken, maar puur zodat niet elke keer hun hart in hun maag zakte als hun belagers in de weg staan. Het wapen gaf hen de moed en kracht om door te gaan op weg naar huis.
Deze gesprekken gaven me opnieuw slapeloze nachten, want dood is dood. Als deze jongeren toch iemand zouden doden, om welke reden dan ook, dan zou dat hun levens kapot maken. Ik vroeg mij af of de overheid en de samenleving waarin we leven niet teveel verantwoordelijkheid op jongeren legt. Als ze leren dat ze zichzelf moeten invechten, dat ze weerbaar en zelfredzaam moeten zijn. Als ze voor alles, ook voor hun wettelijke rechten, moeten strijden. Vechten, strijden – en waarmee dan?
Het toenemend wapenbezit bij jongeren is een duidelijk signaal dat veiligheid in Nederland voor vele doelgroepen niet vanzelfsprekend is. Mijn inziens voelen velen in Nederland zich sinds de opkomst van nieuwe politieke retoriek van bepaalde politici vanaf 2002 tot heden, steeds onveiliger. Publiekelijke oproepen zoals ‘Auschwitz for blacks’ wat onlangs in Harskamp te horen was, dragen bij aan dit gevoel van onveiligheid. Als zoveel jongeren zichzelf beschermen omdat ze zich onveilig voelen, dan moeten we ons zorgen maken.
De lessen die ik uit mijn persoonlijke ervaring heb getrokken, ga ik gebruiken om deze jongeren die mij nabij zijn, te begeleiden. Met dit artikel vraag ik om serieuze aandacht voor deze ongewenste ontwikkelingen. Ik heb vijftien minuten tegenover een man gestaan die zei dat hij mij ging doden omdat ik Afrikaans was en ‘terug naar mijn eigen land’ moest. In die vijftien minuten voerde ik een heftig gevecht in mijzelf. Dankzij mijn levenservaring en inzicht, en mijn wijze partner die helder zag dat we gevaar liepen, heb ik de oorlog in mijzelf gewonnen. De sloot die een natuurlijke barrière tussen mij en de man vormde, gaf mij de korte tijd die ik nodig had om na te denken en tegen mijn gevoelens te strijden.
De Nederlandse samenleving heeft bescherming nodig tegen verbaal en fysiek geweld. De overheid en politiek kunnen zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken. Wetten zijn niet genoeg. Retoriek heeft deze trend in gang gezet, en heel andere retoriek zal deze ontwikkeling weer uit de samenleving moeten helpen. Want als deze trend doorzet, zal het op den duur iedereen in de samenleving direct of indirect treffen. Woorden hebben kracht.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 6 september 2021 en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.
Dank voor de prachtige beschrijving van wat er van binnen gebeurde tijdens een heel naar en verontrustend incident. Ik voel respect voor u!
Een verhaal waar ik het koud van krijg. Respect voor je beheersing en reflectie!
Dank u wel voor uw verhaal. Het doet me meer pijn dan iemand zal verwachten van een ongekleurde vrouw. Uw pijn is mijn pijn, en ja, ik vind het vreselijk dat velen een wapen menen te moeten dragen uit angst voor wat ze te wachten staat als ze de straat op gaan, en vooral dat ze dan ook nog worden veroordeeld omdat ze een wapen dragen. Het spijt me oprecht. Ik dank u opnieuw, u bent deel van de oplossing die vaak zo ver weg lijkt.
Vreselijke ervaring die mogelijk blijvend impact heeft op het gevoel van veiligheid en ten koste kan gaan van psychische gezondheid. Goed om deze situaties kenbaar te maken zodat inzichtelijk wordt waar zwarte mensen mee te dealen hebben. Zelfbeheersing zoals de uwe is lang niet iedereen gegeven. Gelukkig had u een wijze vriendin aan uw zijde. Te vaak kiezen we, net als de vriend van de agressor, voor zwijgen waar praten levensreddend kan zijn. Spreek je uit!
Geachte heer Ejiogu, dag Godian, u hebt intuïtief constructieve tegenmanipulatie toegepast teneinde uw huid te redden. Chapeau! U hebt uw zelf beschermd. U hebt goed voor uw ziel gezorgd. De liefde, de waarheid en de energie van uw vaders voelbare woorden omtrent ‘de ziel’ stromen ook door uw retoriek. Zielzorger zijn. In de éérste plaats voor uzelf. Dát is van levensbelang wanneer een mens toevallig een korte ontmoeting heeft met een ander mens die op dát moment psychopathisch gedrag vertoont. In het boek ‘Destructieve relaties op de schop’ (Psychopathie herkennen en hanteren) wijst auteur Jan Storms erop dat weglopen het beste is. Gelukkig had u die keuze. In ons alledaagse leven zijn er allerlei situaties denkbaar waarin weglopen amper een optie is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderen die opgevoed worden door een ouder die aan psychopathie lijdt… Jan Storms legt in zijn boek diepgaand uit dat het een psychopaat ontbeert aan contact met zijn of haar ziel. En hij voegt daaraan toe dat iedere niet-psychopaat, ieder gezond mens, het ten opzichte van zijn of haar ziel verplicht is die te beschermen. Bescherming van uw eígen ziel. En bescherming van uw eígen lichaam. Ik wens u vrede. In mystiek geluk, Gustaaf Rutgers, mysticus-in-wording
Dag Godian,
Wat een verhaal. En wat heb jij je goed geweerd. Mijn complimenten om naar jouw innerlijke stem te luisteren! Je bent een wijs en beschaafd mens!
Ik ben trots op jou.
André van den Broek