Sommige iftars blijven je bij, zoals die van afgelopen weekend, toen ik in een gebouw genaamd ‘De Gelderhorst’ belandde, te Ede. In Ede kom je niet op vrijwillige basis dus ik zei meteen ‘ja, ik kom’ op de uitnodiging om er een voordracht te houden.

Liever was ik uitgenodigd door, laten we zeggen, een Britse vereniging uit Gloucestershire om met z’n allen vanaf een berg achter een naar beneden suizende bolle kaas van 3,5 kilo aan te hollen en vervolgens bont en blauw de finish over te vliegen, maar ja, daar kennen ze Benzakour niet. Nog niet. Enfin, voorlopig blijft het bij Ede. Keurig achter een kansel, microfoon aan de revers, zonder glas water, want Ramadan.

Ik mocht komen voorlezen en vertellen over de geschiedenis van ‘Yemma’. De zaal was tot de nok toe gevuld met ouden van dagen en helemaal achterin had zich een groepje Marokkaanse mannen verschanst, keurig gesoigneerd in jurken, baarden en pantalons.

Pal naast mij stond een vrouw heftig met de armen te zwaaien en te gebaren terwijl ik sprak. Ik heb er maar niks van gezegd. Even later ontdekte ik dat achter mijn rug een groot scherm was bevestigd waarop vrijwel simultaan mijn redevoering werd geprojecteerd. Ik dacht: ‘Wat is dit voor malligheid?’ Maar dan de blamage: Ik had niet goed de uitnodiging gelezen en wist dus niet dat ‘De Gelderhorst’ een landelijk centrum was voor gehoorgestoorden. Wat zeggen wil: zo ongeveer de hele zaal bestond uit stokdoven.

Na afloop kreeg ik een kaart met daarin een praktische handleiding van de officiële gebarentaalcodex – om alvast te oefenen. Al met al was het een geanimeerd tafereel aan mijn dis met soep en kip.

Nu, alsof dit niet allemaal plezant genoeg was kwam op zeker moment, midden in m’n honingtoetje, een Marokkaanse baardmans op mij afgestapt, zeggende: ‘Si Benzakour, u trekt het bestaan van Allah in twijfel, is het niet?’

Ik veegde de yoghurt van mijn bovenlip en zei: ‘Nou ja, ik stelde gewoon een vraag. Ik heb namelijk nog nergens een bevredigend antwoord gekregen op de vraag hoe het toch komt dat uitgerekend mijn moeder, zo ongeveer de meest vrome en toegewijde gelovige van het zuidelijk halfrond, dat uitgerekend zij door die door haar geweldig aanbeden Allah gehandicapt is gemaakt. Waaraan verdient zij dat lijden? Dus vraag ik mij af: wat is dit voor een God? Om maar te zwijgen over de afslachtingen in Gaza…’

De man: ‘Dus je gelooft niet in Allah?’
Ik: ‘Nou ja, ik vind het onderhand steeds lastiger worden om in de goedheid en barmhartigheid van dit Opperwezen te blijven geloven, ja…’
De man: ‘Ken je het verhaal van die nomade die ondervraagd werd over het bestaan van Allah?’
Ik: ‘Ik ken wel wat woestijnverhalen, maar ik ben er niet zo zeker van of wij dezelfde verhalen kennen.’
De man: ‘Luister. Er was een nomade in de tijd van de Profeet, vrede zij met hem, en die werd gevraagd: ‘Geloof je in Allah? Waarop deze nomade antwoordde: “De uitwerpselen van een kameel wijzen op het bestaan van een kameel. Voetstappen in het zand vertellen van de reiziger. De hemel met zijn sterren, de aarde met zijn bergen en valleien en de zee met haar golven – wijzen die soms niet naar een Schepper?” Snapt u, si Benzakour…’

En de man draaide zich om en liep terug naar zijn tafel.

Na dit onderhoud heb ik me nog kostelijk vermaakt met een drietal stokdove Hollandse oma’s, die mij overigens uitstekend konden duidelijk maken dat ze de hareira-soep ver-ruk-ke-lijk vonden.

benzikavierk

Mohammed Benzakour

Schrijver en columnist

Mohammed Benzakour (Marokko, 1972) is schrijver en socioloog. Zijn nieuwste boek is ‘De reus uit de Rif’ (2024). Eerder schreef …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.