Als de zon ondergaat aan de westelijke horizon ligt de wereld in duister, alsof ze dood is.
Elke leeuw komt uit zijn hol, alle slangen bijten. Duisternis heerst, de wereld zwijgt.
Vandaag had ik een goed gesprek met een oude vriend. Wij zaten op een zomers terras, op een steenworp afstand van de Oranje Nassaukazerne. Eind 70-er jaren, ik woonde net in Amsterdam, verkocht ik aan de poort de antimilitaristische Soldatenkrant. Mijn marxistische kameraden geloofden dat soldaten aller landen hun krachten moesten bundelen tegen de gezamenlijke klassenvijand. Dankzij het inburgeringsproject van Napoleon waren de Franse en de Duitse joden in hun oorlog tegenover elkaar komen te staan. Daarover spraken we niet in de Bond voor Dienstplichtigen. Etniciteit was toen nog taboe, een verdeel en heersinstrument van de heersende macht.
We waren er ook diep van overtuigd dat, niet als maar wanneer, er betere tijden kwamen de landsgrenzen werden opgeheven. Dit verheven humanistische principe sluit wonderwel aan bij een commentaar op het ontvangen van de Thora door het joodse volk op de berg Sinai. Waarom vond dit momentum plaats in de woestijn en niet in een majesteitelijke entourage, zoals Jeruzalem? Antwoord: opdat jullie er geen nationale aspiraties aan zult ontlenen. Idealiter is het mogelijk om onze religieuze en culturele identiteiten te beleven in een bestuurlijke context met andere minderheden, of een meerderheid met andere ideeën en leefregels. Als ik vrome termen zou willen gebruiken: de aarde behoort God toe, wij hebben haar in bruikleen.
De historische realiteit is minder romantisch, laat staan vroom. In de 19de eeuw vatte de gedachte post dat Natie en Staat moesten samenvallen. Een van de gevolgen was de nadruk die kwam te liggen op één uniformerende cultuur. De Franse keizer Napoleon vroeg aan “zijn” joden wat hij van hen kon verwachten: waar ligt jullie loyaliteit, bij de joodse gemeenschap of bij la patrie? Het volmondige antwoord was: wij zullen integreren. Een eeuw later wordt duidelijk dat de inburgering is mislukt. Voor Theodor Herzl vormt de Dreyfus affaire het bewijs: de joden zullen nooit door Europa geaccepteerd worden, alleen een eigen joods land vrijwaart ons van verdere vernedering.
Zionisme werd de joods-nationale, seculiere beweging genoemd. De rabbijnen, liberaal en orthodox, spraken zich er in verschillende gradaties tegen uit. Sinds de verwoesting van de Tempel was het normatieve standpunt dat de terugkeer naar Zion zou plaatsvinden als de Mashiach kwam. Joden moesten geduldig afwachten, het was niet toegestaan om het einde der tijden te forceren. De bijna-uitroeiing onder de Sjoah leidde er toe dat het joodse volk, uitgezonderd enkele minderheidsstromingen, begon te opteren vóór een veilige thuishaven.
Een veel gehoord argument onder mijn opponenten is dat de Palestijnen de echte slachtoffers zijn van de Holocaust. De joden konden nergens heen, en toen hebben ze land dat niet van hun was ingepikt, met steun van de Britten die er niets te zoeken hadden, is in a nutshell de redenering. Ja maar… Vóór dit kleine stukje grond Brits mandaatgebied werd, was het lange tijd een Ottomaanse provincie. Daarvoor was het bezet door Egypte, Kruisvaarders, Byzantijnen, Romeinen, Grieken (de lijst is langer). Wellicht kunnen we op een dag, in het kader van een verzoeningsproces, reconstrueren hoe het is gegaan. Nu al zijn er Israëlische (!) historici met felle kritiek op de verdrijvingen die hebben plaatsgevonden. Mijn gevoel voor rechtvaardigheid gebiedt mij óók te zeggen dat het verdelingsplan door de Palestijnen is verworpen.
Van mijn bescheiden en inspirerende promotor Henk Vroom, moge zijn herinnering tot zegen zijn, heb ik geleerd dat gelovigen verschillende kanten van de waarheid is vergund te zien. Hij vertelde over de metafoor van de olifant in de donkere kamer: de een voelt een slurf en houdt de waarheid voor een slang, de andere voelt een poot en moet denken aan een zuil. Toen Greco Idema, eindredacteur van Nieuwwij.nl, mij vroeg om dit artikel te schrijven, was zijn toelichting dat ik boven de partijen stond. Sorry, Greco, onpartijdig ben ik niet. Ik heb mijn versie van de werkelijkheid. Wat ik wel wil proberen is de pijn en het verdriet van de ander te zien. Sta ik nog open voor dialoog als dialoogpartners de deur dicht doen? Terug naar het terrasje bij de Muiderpoort.
Mijn goede vriend vertelde dat hij niet wist of Maria opnieuw op de planken kon worden gezet. Maria Nunez is de hoofdpersoon in een theaterproductie waarvoor hij de teksten heeft geschreven. Hij is de geestelijk vader van Maria, een joodse maar gedwongen tot het katholicisme bekeerde vrouw, zoals veel Portugese joden die in veilig Amsterdam neerstreken. Op haar vlucht leert Maria een moslim kennen, ook hij wordt door de Inquisitie vervolgd. Voorheen was het Islamitische Andalusië een voorbeeld van interreligieuze tolerantie.
Op zijn beurt informeerde hij naar de vorderingen met mijn Egyptologische roman. Bewust niet opgenomen in de kafttekst, want dat zou de indruk kunnen wekken dat het bijzonder is, is de relatie die ontstaat tussen de twee hoofdpersonen, een Amsterdams joodse vrouw en een Parijse Egyptenaar. Zij reizen samen naar Caïro – het oude Fustat – en verder stroomopwaarts richting Tell el-Amarna, op zoek naar een sterrenpapyrus uit de tijd van Achnaton.
Het is een beetje escapistisch, zei ik, maar ach, zo had het kunnen gaan. En hoe staat het met jouw boek over Maria Nunez? Wie staat er nog open voor een boodschap van tolerantie, was zijn wedervraag. Hij slaakte een diepe zucht: toch maar schrijven, op ons rust een grote taak.
Citaat: ´Voorheen was het Islamitische Andalusië een voorbeeld van interreligieuze tolerantie.´
De Andalusische illusie. Vroom zelfbedrog die de eigenschuld moet verdoezelen.