Volgens Charlie Chaplin (of was het Buster Keaton?) is het leven in close-up gezien een tragedie en uitgezoomd een komedie. Het citaat toont hoe nauw de twee genres verwant zijn en dat het verschil vooral bestaat in het perspectief op de menselijke conditie. Dat geldt ook voor twee komedies van de onbekende toneelschrijver William Wager: The Longer Thou Livest the More Fool Thou Art (1559) en Enough Is as Good as a Feast (1560). Ze worden vaak gezien als voorlopers van de bekende tragedie Doctor Faustus door Christopher Marlowe, die in 1588 voor het eerst werd opgevoerd.
In Marlowe’s stuk verkoopt de titelheld zijn ziel aan de duivel om zo magische krachten te verwerven. Het grootste deel van het werk draait echter om de klunzige manier waarop Faustus deze zwarte magie gebruikt. Hij wordt een soort party clown die bijvoorbeeld hartje winter druiven tevoorschijn tovert, of zich onzichtbaar maakt zodat hij de paus – die in dit stuk geïnspireerd is op de enige Nederlandse paus, Adrianus VI – een klap voor zijn kop kan geven: Engelse protestantse humor anno 1588. In het slot is zijn tijd op en gelooft hij niet dat God hem vergeving zal schenken. Nadat hij zijn wanhoop heeft uitgesproken, wordt hij aan flarden gescheurd en zijn ziel uitgeleverd aan de duivel. Het meest ongemakkelijke aan deze tragedie is het idee dat God als bijzonder wreed wordt neergezet. In zijn laatste monoloog roept Faustus uit: “My God My God, look not so fierce on me,” woorden die Marlowe’s publiek ongetwijfeld deed denken aan die van Christus aan het kruis: “my God, my God, why hast thou forsaken me.”
In Marlowe’s toneelstuk valt veel te lachen maar het wrede einde maakt het onmiskenbaar tot een tragedie. Wagers stukken ontberen de scherpzinnigheid van Marlowe, maar de plotten zijn in grote lijnen hetzelfde. In beide werken is er een onnozele en opportunistische hoofdpersoon die halfslachtige pogingen doet om tot inkeer te komen en in het slot vol gewetensnood naar de hel gesleept wordt door de duivel.
Gek genoeg worden Wagers stukken op de titelpagina’s niet aangemerkt als tragedies, maar als komedies. En dit wordt nog eens benadrukt; ze zijn “ful of pleasant mirth.” Tot nu toe hebben critici deze ongerijmdheid verklaard door te beweren dat de humor in de stukken er niet echt toe doet en het eigenlijk tragedies zijn. Ik denk dat we de stukken wel degelijk moeten zien als komedies, en hun afloop in het bijzonder. Dat kan alleen als we simplistische interpretaties van humor laten varen en het fenomeen serieus nemen als een complexe vorm van denken en communiceren die een alternatief perspectief biedt op de pijnlijke tegenstrijdigheden van het leven. We kunnen hierbij denken aan Søren Kierkegaaard, die beweerde dat het verschil tussen tragedie en komedie is dat er in het eerste geval geen uitweg voor de tegenstrijdigheid wordt gevonden en in het tweede geval wel.
De tegenstrijdigheid in Marlowe en Wagers stukken is enerzijds het Calvinistische idee dat je lot in het hiernamaals is voorbeschikt: als regel de hel en bij uitzondering de hemel, en anderzijds de aansporing om je zonden af te zweren en vooral niet te geloven dat God onbarmhartig zou zijn. De verontrustende en onbeantwoorde vraag is of Faustus en Wagers hoofdpersonen nou naar de hel gaan omdat dit zo is beschikt of omdat ze dit zelf zijn gaan geloven.
Bij Marlowe is er geen uitweg, wat wordt benadrukt in een ander kenmerk van de tragedie, de focus op het individu. Faustus staat er helemaal alleen voor en een deel van zijn beproeving is zijn eenzaamheid. In Wagers stukken sterven de hoofdfiguren omringd door andere personages. Maar belangrijker nog is dat zij, meer dan Faustus, een Elkerlyck-achtig figuur zijn, dat ons allen vertegenwoordigt. Hierin zit de uitweg: er is sprake van gedeelde smart omdat wij volgens Wager allemaal in onwetendheid verkeren over onze lotsbestemming. Het is zwarte humor en een vorm van collectieve zelfspot. Bij Wager zoomen we uit zodat we even op adem komen om ons vervolgens, met een grinnik of een flauwe glimlach, weer in het leven te storten.