Ik probeerde me een voorstelling te maken van waarom ik dit doe en hoe het toch zou zijn als ik huis en haard moest verlaten. Dat ik aan de ene arm mijn vermoeide kind zou dragen terwijl mijn andere arm door mijn angstige kind werd fijngeknepen. Hoe durf ik ook maar te denken dat ik enige vergelijking kan maken, bedacht ik me met mijn goed gevulde tas vol energizers en allerlei stel-je-voor-dat-prullaria.
Ik had mijn dure wandelschoenen al goed ingelopen en de blaren werden liefdevol doorgeprikt door de charmante Rode Kruis vrijwilliger. Bij elk checkpoint werden we met zorg ontvangen en overal stonden alerte vrijwilligers en was er warme koffie en thee. Ook hier probeerde ik me de voorstelling te maken van een grensgebied waar mensen in angst oversteken van het ene naar het andere land. Geen warme koffie en zeker geen zorgzame arm om je heen. Begrijp me niet verkeerd, ik ben ongelooflijk dankbaar dat ik een fijn bedrag mocht inzamelen en dat ik in de vorm van deze wandeling in elk geval íets mocht doen, maar er werd me ook pijnlijk veel zichtbaar.
Zo was de ontvangst aan de finish overweldigend. We werden met een staande ovatie ontvangen en het was een enorme troost om zoveel warme mensen te zien, maar bij de aankomst brak er ook iets. Dit kwam door de opluchting dat ik eindelijk aangekomen was op de plaats van bestemming, en de warme knuffel die me opwachtte was alles wat ik nodig had om in tranen uit te barsten. Mijn lijf was op en het wilde niet meer.
Waarom? Waarom lukt het ons niet om deze empathie ook op te brengen voor de mensen die werkelijk alles kwijt zijn? Wat hindert ons om onze enorme weelde, onuitputtelijke comfort en oneindige middelen te delen met mensen die helemaal niets hebben? Hoe durven de rijke landen, provincies en gemeenten zuinig en zuur te onderhandelen over een paar honderd mensenlevens alsof ze een bedreiging zijn voor ons decadente leventje? Waar is de barmhartigheid en de medemenselijkheid?
Uiteindelijk is het vaak maar een handjevol mensen dat überhaupt de ellende kan ontvluchten. Als ze dan eindelijk aankomen op de plaats van bestemming, is er geen podium, zijn er geen bloemen en is er geen staande ovatie te bekennen.
Deze column verscheen onlangs in De Linker Wang.