Hoe ga je om met diep verdriet? Hoe werkt troost? Een tijdje geleden beschreef Dirk de Wachter hoe zijn dochtertje in de klas wilde uitleggen wat haar vaders beroep was. Psychiater was nog een te moeilijk woord, dus ze noemde hem een troostdokter. Hij hield niet zo van het woord behandelen, meestal luisterde hij, zei hij. Daarom vond hij troostdokter een goede benaming voor zijn werk.
Hoe kun je troosten, troostdokter zijn? In het Jodendom kennen ze vanouds het sjiwwe zitten, gezeten op een kussen of krukje stil aanwezig zijn zonder wat te zeggen bij degenen die rouwen om een overledene. Dat gebeurt zeven dagen lang. Er wordt niet gewerkt, men mag geen sieraden dagen en zich niet verkleden. De wereld staat even stil. Familieleden komen langs met eten en drinken. Wat doet dat met de rouwende(n)? Manu Keirse zei onlangs in een interview over troosten bij een groot verdriet: ‘In het luisteren en getuige zijn bevestig je de waardigheid en de autonomie van de rouwende.’
Zo kan iemand op gegeven ogenblik weer voorzichtig uit dat verdriet opstaan. Hij of zij begint weer met een kleine handeling, om een heel eenvoudige reden soms, omdat er eten gehaald moet worden of de was gedaan. Die eerste stap zelf zetten, dat is niet eenvoudig. Aartsvader Abraham had er ook moeite mee. In een midrasj, die gaat over de vragen hoe en waar hij, als vreemdeling in Kanaän, zijn vrouw Sara kan begraven, beseft hij ineens dat afwachten niet helpt: ‘Ik wacht aldoor op de vervulling van Zijn belofte. Maar misschien is het andersom en wacht de Eeuwige op mij, op het doen van de eerste stap.’
Er is telkens weer een nieuw begin
ook al kunnen we het nauwelijks geloven
in een bloesemtak
in een herinnering
of in een aanraking van elders, even maar,
net als je het niet verwacht.
We gaan telkens door het lijden heen,
en pakken ons – van top tot teen – weer bij elkaar
om ongedacht
weer in het Woord van leven op te staan. (FD)

Vandaag vieren christenen Pasen. De lijdensweek gaat over in Paasmorgen. Na de sabbat, volgens het evangelieverhaal, is de eerste stap van Maria van Magdala om naar het graf van Jezus te gaan. Ze wil alsnog zijn lichaam zalven. Daar aangekomen krijgt ze de leegte onder ogen te zien die hij heeft achtergelaten. Dan klinkt een stem, wordt zij onverwacht aangesproken en keert zich om. ‘Maria…’ Jezus staat daar, even maar, voor haar. Hij is het, maar op een andere manier. ‘Houd mij niet vast’, zegt hij. Dan weet ze zich door hem gezien, bij name genoemd en keert getroost terug naar de andere apostelen om hen alles te vertellen. Zo konden zij, zo kunnen wij opnieuw beginnen.