“Als je God wilt kennen, leer dan eerst jezelf kennen”, schreef de Griekse woestijnvader Evagrius van Pontus in de vierde eeuw. Daarmee werd hij de grondlegger van de ‘spiritualiteit van beneden’, een vandaag de dag binnen het christendom helaas behoorlijk ondergesneeuwde spirituele traditie. Een traditie die het eenvoudiger zou maken om ons te verzoenen met de donkere bladzijden van onze eigen biografie en van onze nationale geschiedenis. Het is vooral ook een traditie die als geen andere geschikt is om verzoening tussen (verre en minder verre) nazaten van slachtoffers en daders van die duistere hoofdstukken uit onze geschiedenis mogelijk te maken. Hoofdstukken zoals bijvoorbeeld het slavernijverleden.

Want dat slavernijverleden vloeide, naast vele andere oorzaken, óók voort uit de toen al vele eeuwen en nu nog steeds binnen kerk en christendom overheersende spirituele traditie, de ‘spiritualiteit van boven’. Deze traditie gaat uit van idealen, van ijkpunten en ultieme doelen, waaraan gelovigen moeten voldoen om de waarheid en daarmee God te kennen. Daarmee werkt zij rangordes in de hand waardoor het mogelijk werd dat de meeste westerse christenen eeuwenlang geen enkele moeite hadden dat witte mensen zichzelf het recht aanmaten om hun zwarte medemens tot slaaf te maken.

“Hoe moet een gelovige zijn, wat moet hij of zij doen, denken en belichamen?”, zijn de hoofdvragen van de ‘spiritualiteit van boven’. Waarbij zij de antwoorden op die vragen van ver weg verwacht: letterlijk van boven, vanuit de hemel, van God. Of tenminste bij mensen neerlegt die hiërarchisch boven de gelovigen staan, dus bij de dominee, de kerkleiding of de paus. Van dáár, vanuit Rome of vanaf de plaatselijke kansel, komen de antwoorden op die vragen naar het juiste leven, de juiste geloofsleer en de juiste mening over van alles en nog wat. Daarmee spreekt deze spirituele traditie de ambitie van de mens aan, het verlangen om beter, volmaakter te worden, om aan idealen te voldoen en naar boven, naar God toe te streven.

Pas met de komst van de moderne psychologie drongen de problemen van deze traditie tot velen door. Als je namelijk God zo ver weg, boven alles en iedereen plaatst, breng je de mens in een enorm dilemma. Alles wat wel tot diens eigen werkelijkheid hoort, maar wat niet aan die hoge idealen kan voldoen, zal de mens dan erg snel onder het tapijt willen vegen, verdringen en verstoppen. En uiteraard nog sneller wanneer je al dit als ‘zonde’ afkeurt waarbij de gelovigen zo ver mogelijk uit de buurt moeten blijven. Zo komen mensen in gevaar om innerlijk verscheurd te raken tussen erg hoog gegrepen, goddelijke idealen en hun eigen verlangens, angsten en conflicten. Denk aan driften die verslavingen en seksueel misbruik aansturen, maar ook aan hebzucht waardoor je de kans pakt om anderen economisch uit te buiten.

Daar komt bij dat deze traditie geen rekening houdt met onze concurrentiedrift. Zodra mensen overtuigd zijn dat ze onderdeel van een hiërarchie uitmaken, dat ze een ladder op moeten klimmen, zullen zij manieren gaan bedenken, hoe zij anderen voorbij kunnen streven en kunnen vertrappen. Of sterker: men bedenkt kenmerken waarvoor mensen niets hoeven doen, waardoor zij meteen al een streepje voor hebben en minder ver of minder hard moeten klimmen dan anderen. Als je dat weet en het door het menselijk tribalisme of de economische machtspositie in het koloniaal tijdperk ingegeven witte superioriteitsgevoel eraan toevoegt, dan zit je al midden in het slavernijverleden. Toen witte christenen, door medegelovigen of zelfs vanaf de kansel, door middel van selectieve en tendentieuze Bijbeluitleg, werd verteld dat zij als witte westerlingen hoger in de scheppingsorde stonden dan hun zwarte medemens, konden veel gelovigen die verleiding onmogelijk weerstaan. Hup, het raam uit met alle door Jezus geëiste barmhartigheid en naastenliefde!

Maar vanuit spiritueel oogpunt is het meest kwalijke probleem van deze ‘spiritualiteit van boven’ dat zij geen geestelijk antwoord heeft op de plek waar de mens het meeste openstaat voor een persoonlijke relatie met God. Iedereen, gelovig of niet, die ooit een schietgebedje richting de hemel stuurde, weet uit eigen ervaring, dat dit de meest diepe, duistere putten zijn waarin mensen kunnen belanden: “Uit de diepte roep ik tot u, HEER”, zo bidt de psalmist. Juist daar, waar wij ten einde raad zijn, waar wij met de neus op onze eigen dwaalwegen, ons eigen falen en op het feit van onze eigen onvolmaaktheid worden gedrukt, juist daar, waar wij onszelf voor honderd procent eerlijk in de spiegel durven kijken, waar wij onszelf onopgesmukt moeten leren kennen, juist dáár zijn wij mensen bereid om onszelf aan een hogere macht uit te leveren, hoe we die ook noemen. Niet onze deugd of onze volmaaktheid is het die ons voor God opent, maar onze zwakte, onze onmacht, ja, met een klassiek woord gezegd: onze zonde. Juist in die allerdiepste, meest donkere putten woont God!

Dat is niet alleen een prachtige kerstgedachte, omdat God in Jezus wordt geboren in een onooglijk en afgelegen dorp, in een tijdperk vol problemen, in de meest duistere tijd van het jaar, zichtbaar in een uitsluitend door primaire verlangens gedreven baby. Nee, precies dát is ook nog eens de kernleer van de ‘spiritualiteit van beneden’, een spiritualiteit die de zestien eeuwen sinds die uitspraak van Evagrius van Pontus vooral in de kloosterordes wist te overleven. Bij monniken en nonnen dus, die vanuit eigen ervaringen wisten en weten dat het opstijgen tot God via het afdalen naar de diepste en meest duistere lagen van de eigen werkelijkheid gaat. Naar de eigen passies en zwaktes, naar de eigen wonden en pijn, naar het eigen falen en de teleurstelling daarover. Kortom: naar de eigen onvolmaaktheid, waarmee wij evenbeelden van God nu eenmaal óók zijn geschapen.

Alleen als je als mens en ook als land de onvolmaaktheid van je eigen biografie én van je eigen nationale geschiedenis, werkelijk tot je laat doordringen, zijn excuses voor wat anderen gedurende eeuwen willens en wetens is aangedaan, echt iets waard. Het gaat erom dat je als nazaat van de daders de relatie met de ander plaatst bóven de eigen smetvrije geschiedenis en vermeende volmaaktheid. Je hoeft niet persoonlijk schuldig te zijn om oog te hebben voor de geschiedenis en de doorwerking ervan. En je medeverantwoordelijkheid te voelen voor het helingsproces. Op die manier open je de deur voor werkelijke erkenning van de onmeetbare pijn van ontmenselijking en angst en onderdrukking die witte mensen zwarte medemensen hebben aangedaan en die tot de dag van vandaag doorwerkt. Pas dan kan verzoening écht tot stand komen. En ja, dat lijkt mij best een grote stap richting de waarheid. Of zo je wilt: richting God.

axel 2 groot

Axel Wicke

Predikant

Axel Wicke (Berlijn, 1972) is predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.