Onmiddellijk na het uur van gedachtenis in de Goudse St. Jan gleed daarover een donkere schaduw. Rabbijn Lody van de Kamp – die uitgenodigd was en er als vriend ook bij had kunnen zijn – schreef op Nieuw Wij een woedende reactie nadat hij een liturgieblad had gezien met de laatste verzen van de eerste brief aan Korinthe. Wie geen fiducie heeft in Jezus krijgt in die passage een vervloeking naar zijn hoofd.

Voor mij heeft de rabbijn gelijk. Punt. Tegenstemmen: ‘Ja, maar het wordt toch niet tegen Joden gezegd? Het gaat om christenen uit de heidenen, die met hun geestdrijverij de schrijver van de brief al veel langer het bloed onder de nagels halen. Harde woorden waren heel gebruikelijk in die tijd. En zo zijn daar in Korinthe de weg kwijt. Er zijn zelfs mensen die menen dat Jezus een vervloekte is. Trouwens: Is die tekst wel goed vertaald? En nog afgezien van deze brief, een jij-bak: staan er in tenach en de talmud niet ook de nodige vervloekingen?’

Neen, de rabbijn heeft een punt. Ik geneer me. Een tekst die zonder uitleg tot misverstanden leidt en herinnert aan de zwartste bladzijden uit de geschiedenis, moet je anno nu niet lezen in een samenkomst waarin ook buitenstaanders verwacht worden, en wat mij betreft in geen enkele openbare ! eredienst. Als je een tekst niet zonder uitleg kunt voorlezen, is het kwaad al geschied.

Alsof een te vroege dood al niet verdrietig genoeg is. Ik had mijn broer deze nasleep graag bespaard. Maar helaas, ik wist van niets. Pas toen ik in de kerk kwam en de liturgie open vouwde zag ik de als tweede lezing afgedrukte tekst.

Zoveel is zeker: de tekst is louter en alleen gekozen om het daarin voorkomende en in het denken van mijn broer centrale Aramese woord maranatha. Andere teksten zijn er niet want het woord komt slechts eenmaal voor in de bijbel. Onze Heer komt! Geen andere wereld in hemelse oorden. maar deze wereld anders. De komst van de messias, vrede voor Israël en de volkeren, zelfs de Al-Aqsamoskee op de tempelberg zal er als ik het goed begrijp in delen. Ook de twee laatste preken – ‘met de dood in de schoenen’ – gingen over dit thema.

Maranatha. Je kunt het woord op twee of drie manieren vertalen, anders gezegd: je kunt er ook de onderscheiden wegen van synagoge en kerk in horen: de messias is gekomen dan wel: hij komt [nog] of zal komen. De tijdenleer van de grammatica wordt onder druk gezet. In de vroegchristelijke liturgie wordt het woord gebezigd vlak voor de communie. In mijn eigen liturgische broedplaats zongen we vroeger de vertaalvarianten graag in de samenklank van een canon.

En er is nog iets. Mijn broer wilde begraven worden in het graf, waarin onze oudste broer – naar wie hij ook vernoemd is – zeventig jaar eerder is bijgezet. De simpele grijze steen die onze ouders naar de sobere mode van die eerste naoorlogse jaren kozen, wilde hij niet vervangen. Alleen de wonderlijke bijbeltekst [dat verhaal ook al bizarre verhaal laat ik hier nu maar even rusten] zou niet weggeslepen maar aan het oog onttrokken worden door er een marmeren plaat overheen te schroeven met het woord, jawel: Maranatha!

Tot zover geen probleem lijkt me. Ook zonder de gewraakte lezing kon dit woord de dienst uit maken en zou zijn nagedachtenis niet door deze binnenbrand ontsierd zijn.

Mijn broer rekende zich tot de kring van Christenen voor Israël. Een leven lang heeft hij vooral de vervangingstheologie bestreden: het Nieuwe Testament in plaats van de Joodse bijbel als het zgn. Oude Testament, en zo over de hele linie verder: de kerk in plaats van de synagoge, zondag – sabbat, doop – besnijdenis.

Ziekelijke uitwassen zoals het ‘vrijkopen’ van straatarme Joden in de Oekraïne om naar Israël te kunnen emigreren met het stiekeme oogmerk om de dag van de messias te verhaasten, waren hem een tenenkrommende gruwel.

Voor ons als broers bleef er dan nog heel veel over om hartgrondig van mening te verschillen zoals de interpretatie van bijbelse profetie, de staat Israël, het gebruik van de term joods-christelijk en de visie op de islam. Ook verdenk ik de Christenen voor Israël van afgoderij met de staat Israël als een nieuw, laat 20ste eeuws godsbewijs. Je ziel en zaligheid wordt afhankelijk van de staat Israël. Een regelrechte oorzaak ook om Joden voortdurend in de nek te hijgen, een soort kalverliefde, die – zoals Mohammed en Luther bewezen hebben – als het even tegen zit, kan omslaan in haat.

In een kleine familie zijn zulke verschillen pijnlijk, en er zijn altijd mensen die je dat graag nog eens willen inwrijven. Daarom ontzagen wij elkaar: in de kerk, op verjaardagen en Facebook, tenzij het echt niet anders kon zoals toen het mooie boek Mijn beloofde land van Ari Shavit werd neergesabeld met de argumenten die ontleend waren aan een bewezen, levensgevaarlijke psychopaat.

Ik weet wat het wil zeggen om op te groeien in een SGP gezin, redigeerde er [op zoek naar mijn vader] met succes een tijdschrift zonder er ooit op te stemmen. Ik weet wat het wil zeggen als je kerkelijk een andere weg gaat: je doet zoals Jan Eijkelboom schreef geen jas uit maar een huid. Vervreemding van familie en vrienden, terwijl er uit de nieuwe wereld weinig warmte terug komt, voor vrienden moet je niet in de kerk zijn.

Tot mijn eigen verbazing was het mogelijk om verknocht aan liturgie en bijbelverhalen buitenkerkelijk te worden, geen plaats: ook en zelfs niet op de meest verwante plekken.

Vanuit dat perspectief moet me nog een ding van het hart. Ik heb hoop ik voldoende duidelijk gemaakt dat ik het woedende stuk van Lody van de Kamp begrijp, maar de gretige manier waarop die tekst hier en daar is gedeeld en geciteerd, vertrouw ik niet. Ook aan gene zijde van de Christenen voor Israël kun je in een heilloos ‘zij/wij-denken’ vervallen. Een kleine kring die elkaar tot in de kleinste details likete alsof elk ontsnappend windje een nieuw geluid zou zijn.

Bij het afscheid van mijn broer heb ik me de nodige moeite getroost om naast one issue toespraken over Israël of gebedsgenezing ook iets te mogen zeggen over onze relatie als broers. Hoe de samenhang van theologie en biografie sommige keuzes niet rechtvaardigt maar wel verklaart en het oordeel verzacht. Ik wilde die verschillen graag ook op een hoger plan brengen dan hoofdschudden of leedvermaak, dat wil zeggen: in biddend opzien, over de band op safe spelen, de carambole van het gebed: dicht bij de Naam die het verschil maakt.

Later hoorde ik uit de voor mij meest onverwachte hoek dat deze woorden het meest te denken hadden gegeven. Gezegend worden omdat je je oriënteert aan wie en wat anders is dan jij, daar geloof ik in. Zulke mogelijkheden moeten we uitdagen. Voor dit najaar organiseerde ik met Klaas Vos en Alex van Ligten een denkvakantie rond Franz Rosenzweig voor wie de bijbelse Jezus zo afwijkt van de joodse messias dat hij schreef: ‘Wij (joden) hebben Christus gekruisigd en, gelooft u mij, wij zullen het telkens opnieuw doen, wij alleen op de ganse wereld.’

henkabma

Henk Abma

Emeritus predikant

Henk Abma [1946] studeerde theologie en kunstgeschiedenis en combineerde die twee jarenlang in het oude kerkje van Kortenhoef. Hij schreef …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.