Kijk je wel eens naar de wolken? Maar wel iets langer dan even een blik op de avondzon erachter. Eigenlijk geven wolken het leven in al haar schakeringen weer: soms vederlichte sliertjes tegen een paalblauwe lucht, soms een grijze opeenstapeling die een verder zicht voor hele dagen afsluit, dan weer een donkere dreiging waar ineens een stralend licht uit tevoorschijn komt.
Ik droeg nog kleine kleren, en ik lag
Languit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat ‘k in de wolken zag.
En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen met een herder,-
De wond’ren werden woord en dreven verder (fragm.)
Martinus Nijhoff (1894-1953) beschrijft een kind dat van alles in de wolken ziet: eenden, een dame, schapen met een herder… Het kind geeft woorden aan wat in verwondering ontdekt wordt. Vaak gaat het dan zo dat een volwassene ‘Ja, mooi hoor!’ antwoordt en het kind vervolgens meetrekt, want er moeten boodschappen gedaan worden of de zwemles begint. Kinderen werken vertragend, een wandeling met hen volgt slingerend een pad: langs een rode paddenstoel met heel veel witte stippen, die vervolgens geteld moeten worden. Of een stukje verder zien ze ineens twee mieren met een groot herfstblad op hun rug en gaan op hun hurken om te kijken waar zij heen gaan. Wandelen met kinderen bestaat uit telkens stilstaan en wachten. Ze hebben namelijk de tijd of beter gezegd: er is geen tijd. Daartussen beweegt de volwassene zich vaak in een rechte lijn van a naar b, met af en toe een licht geïrriteerd roepen van ‘Komen jullie nu? Op je hurken gaan voor twee mieren met een blaadje hebben volwassenen vaak afgeleerd.
Toch zoeken drukbezette mensen op allerlei manieren weer toegang tot die verwondering bijvoorbeeld via Bushkraft weekenden, Campfire Stories en andere intense ervaringen om weer dichter bij de natuur (en zichzelf) te komen. Terwijl je alleen maar tijdens een wandeling af en toe op je hurken hoeft te gaan. Of ’s avonds een tijdje naar de sterren te kijken. Of een herfstig kastanjeblad in je hand te nemen.
Het gedicht eindigt weemoedig, want de ik-persoon kijkt lange tijd niet naar de hemel en nu hij naast zijn zoon ligt en naar de wolken kijkt, begrijpt hij pas ‘waarom moeder schreide’. Waarom? Omdat hij beseft dat die tijd van toen voorbij is, omdat de wolken ongezien en onbewust voorbij zijn gegaan of misschien zijn leven? Wat gebeurt er als we vaker op onze hurken gaan voor twee mieren die met een blad sjouwen of liggend op het gras een tijdje naar de wolken turen, en zo op een wandeling weer leren slingeren…?