Afgelopen zondag zat ik in de banken van De Goede Herder-kerk in Valkenburg, onder de rook van Katwijk. Zij werd er bevestigd als predikant. Als Dienaar des Woords deed ze haar intrede in deze gereformeerde gemeente. Het was een lange, maar ook bijzondere dienst. Met name het ritueel van de handoplegging door collegae dominees raakte me. De persoonlijke woorden die ze daarbij tot haar spraken. En het idee dat een dominee weliswaar een herder, een leraar is, maar dat het ook de taak is van de gemeente om dit ambt hoog te houden. Ook die legt in de intrededienst een zekere gelofte af: het verbond met de nieuwe voorganger.

Mijn studievriendin was er na jaren van hard studeren in geslaagd om haar roeping gestalte te geven. Het gaf mij een warm gevoel. Maar zeker zo belangrijk: het ambt had haar voorzien van een kluit nieuwe mensen die werden geacht zich net zo verantwoordelijk voor haar en haar gezin te voelen als zij dat is voor haar kerkelijke gemeente. En haar kennende, heb ik er alle vertrouwen in dat ze in dat krachtenspel haar eigenheid zal weten te bewaren.

Mijn buurvrouw in de kerkbank bleek mijn vriendin te kennen vanuit het pastorale werk dat ze in de afgelopen maanden in Den Haag had gedaan – de periode overbruggend dat ze was afgestudeerd en nog geen eigen gemeente had. “En dat blijft ze voorlopig doen”, vervolgde ze, “want ze is hier in Valkenburg als parttime dominee aangesteld.” Ik realiseerde me dat dit in een nutshell de nieuwe realiteit is in kerkelijk Nederland: krimpende gemeenten, samenvoegingen, kerksluitingen en voorgangers die niet meer 24/7 beschikbaar zijn.

Het lijkt het omgekeerde plaatje van wat we in moslimgemeenschappen verspreid over Nederland zien: de ene na de andere nieuwe moskee is het afgelopen decennium uit de grond gestampt. Niet enkel met de functie van gebedshuis, maar voorzien van bijgebouwen die de brug vormen met Nederland. Waar taallessen worden gegeven, huiswerkklassen terecht kunnen en kinderen in weekendscholen worden getraind om hun positie als moslim in de westerse samenleving vorm te kunnen geven.

Toegegeven: de bouw ging vaak niet zonder slag of stoot. De vraag klonk of er buitenlands geld was ingestoken en met welk oogmerk. Maar het resultaat is dat de islam zichtbaarder is geworden in het publieke domein. Moslims zijn zich met hun religieuze gewoonten, gebruiken én gebedshuizen steeds meer gaan voegen in het plaatje van het nieuwe Wij, het nieuwe Nederland.

Daarom is het ook zo vreemd dat een EU-land als Oostenrijk er onlangs voor koos om de islamwet aan te passen: moskeeën en imams (islamitische voorgangers) mogen niet langer vanuit het buitenland worden gefinancierd. De wet stamt uit 1912 en gold toen als uiterst vooruitstrevend: de islam werd een officiële religie in Oostenrijk. De aanpassing, ruim een eeuw later, is bedoeld om het oprukkende islamitisch jihadisme in te perken. Maar het brengt tevens rechtsongelijkheid met zich mee. Niets verhinderd bijvoorbeeld een hindoeïstische pandit om zijn salaris te laten betalen door een onbekende buitenlandse geldschieter. Moslims maken zich hier terecht boos over. Waarom gelden er voor hen andere regels?

Die rechtsongelijkheid leidt bovendien de aandacht af van de kern van de discussie die in Oostenrijk terecht is aangezwengeld. Een halve eeuw na de komst van de eerste niet-westerse migranten is de verwachting gerechtvaardigd dat regionale en lokale moslimgemeenschappen net als de kerkgemeenten grotendeels zelf hun broek gaan ophouden. Dat de wens van een groep mensen om hun geloof uit- en over te dragen in het seculiere Westen in beginsel door henzelf vorm moet worden gegeven en opgebracht. Zodat bijvoorbeeld in het geval van migranten met een Turkse achtergrond het salaris van de islamitische voorganger niet enkel uit de staatskas komt van het land van herkomst.

De imams van ruim 140 (van de circa 450) moskeeën in Nederland zijn door Diyanet, het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken, uitgezonden en hun salaris wordt door de Turkse overheid betaald. Staatsambtenaren die in Nederlandse gebedshuizen voorgaan maar voor wie de liefde voor de Profeet hand in hand gaat met de liefde voor de Turkse staat en het vaderland. Terecht wordt hiertegen geageerd, ook vanuit Turks-Nederlandse kringen. Zo wordt met name op jongeren van Turkse origine een blijvend beroep gedaan op hun loyaliteit aan de Turkse gemeenschap, waardoor de onderlinge afhankelijkheid in stand wordt gehouden en er minder ruimte is voor individuele keuzes en ontplooiing.  Zonder in rechtsongelijkheid te vervallen zoals in Oostenrijk, ook in Nederland is het de hoogste tijd om de discussie aan te zwengelen van alleen al de dominante aanwezigheid van Diyanet en de wens hoe dat te beëindigen.

Aan het einde van de dienst sprak ook de burgemeester van Katwijk mijn studievriendin toe. Hij nodigde haar uit deel te nemen aan het reguliere overleg dat hij met voorgangers zoals zij in zijn gemeente heeft. Graag, zei ze tegen hem. Even flitste het door mij heen: meldt hij zich ook bij het vrijdaggebed in een moskee in zijn gemeente als daar een nieuwe imam zijn intrede doet?

Zo kwamen op deze zonovergoten zondag in de kerkbanken in Valkenburg de studies godgeleerdheid en islam weer samen. Het nieuwe, pluriforme Wij laat zich buiten geen enkele deur parkeren.

santing-1

Froukje Santing

Journalist / Onderzoeker / Islamspecialist

Froukje Santing was 7 jaar in Turkije werkzaam als correspondent voor o.a. NRC Handelsblad. Ze schreef o.a. Dwars op de tijdgeest
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.