Het gaat bij Jaspers om vier schuldbegrippen: staatsrechtelijke, politieke, morele en metafysische schuld. Bij staatsrechtelijke schuld gaat het om handelingen die objectief aantoonbaar wetten schenden. Het gaat meestal om een kleine minderheid die zich hieraan schuldig maakt. Bij politieke schuld gaat het weliswaar om handelingen van staatsmannen, maar de onderdanen van de betreffende staat zijn medeverantwoordelijk voor de manier waarop er geregeerd wordt. Morele schuld betreft het handelen van de enkeling, het individu. De beoordeling ligt bij het eigen geweten. Metafysische schuld is gebrek aan absolute, onvoorwaardelijke, solidariteit met de mens als mens, de mens als medemens. De bron van metafysisch schuldbesef ligt diep verborgen.

Absolute solidariteit betekent medeverantwoordelijk zijn voor alle onrecht en onrechtvaardigheid in de wereld. Waar het om misdaden of om verdeling van fysieke levensvoorwaarden gaat, geldt tussen mensen het onvoorwaardelijke.

Jaspers gaat ervan uit dat onvoorwaardelijke solidariteit tussen mensen de substantie, de kern, van hun wezen is. Dat wil zeggen, er is iets in jezelf, er leeft iets in jezelf, wat niet alleen jezelf is. Vanuit die onbegrijpelijke diepte kan je door reflectie tot heldere besluiten komen. Dat is de inspiratie van waaruit je handelt als het om onvoorwaardelijke solidariteit gaat. En dat manifesteert zich, dat komt naar buiten, in je handelen, in de ervaring iets te moeten doen, iets te doen te hebben.

Jaspers gaat er dus vanuit dat er in je leven iets is dat jou overstijgt. Je leeft weliswaar in de wereld maar vanuit een andere dimensie: het transcendente. Soms duidt hij dit ook aan met het woord God.

Hoe belangrijk dit gegeven voor hem is, blijkt wel uit de volgende stellige uitspraak over de nood die Duitsers op zo’n verschillende manier ervaarden: ‘Alleen een op transcendentie gebaseerd kerkelijk of filosofisch geloof kan zich bij al die catastrofes staande houden.’

Het woord alleen laat ik graag bij Jaspers. Aan de huidige demonstraties voor solidariteit met de Palestijnen doen mensen massaal mee. Absolute solidariteit met mensen is gelukkig niet voorbehouden aan mensen met een kerkelijk of filosofisch geloof. Er leeft blijkbaar in mensen een bewogenheid, die zich niet laat verklaren, maar zich wel manifesteert. Dat is een hoopvol gegeven.

Morele verantwoordelijkheid

Jaspers geeft in zijn boekje veel aandacht aan het morele schuldbegrip, omdat volgens hem waarschijnlijk iedere Duitser, inclusief hij zelf, op veel verschillende manieren, wel een aanleiding heeft om zichzelf onder de loep te nemen. Hij komt met veel voorbeelden van mogelijkheden waarmee de morele verantwoordelijkheid die je als mens hebt voor je handelingen, ontlopen werd. Ik noem één voorbeeld, omdat deze uitwijkmogelijkheid zo herkenbaar is: het excuus van onmacht. Kiezen voor een passieve houding, omdat je je onmachtig voelt. Volgens Jaspers is er echter altijd wel speelruimte voor enige effectieve activiteit.

Zijn opsomming van uitwijkmogelijkheden stimuleert flink het eigen denken over vragen als: waar sta ik zelf, wat kan ik zelf en doe ik dat ook.

Het zijn allemaal vragen die zich afspelen in jezelf en zo mogelijk in gesprekken met mensen die dichtbij je staan. Voor de keuze van je handelingen ben je op je geweten en je innerlijke bagage teruggeworpen.

In hoeverre je ruimte geeft aan je geweten en spijtgevoelens is volgens Jaspers bepalend voor het kunnen beseffen van morele schuld. En als dat het geval is, is het de vraag of je je wel moreel schuldig durft te voelen. Dit durven is in zijn visie heel belangrijk.

Het verzet tegen de Gaza-oorlog, de druk hierop, komt van onderaf. In dit verzet zullen verschillende motieven een rol spelen, maar de belangrijkste lijn is toch de solidariteit met de Palestijnen, de Palestijnen als medemensen, naasten. Het getuigt van besef van metafysische schuld, het schuldbegrip dat betrekking heeft op het meest verborgene in mensen.

Dit schuldbesef komt echter ook naar voren in de houding van westerse regeringsleiders naar de Gaza-oorlog. Ook hier zullen verschillende motieven en belangen een rol spelen, maar de historische schuld aan het leed van de joden als medemensen speelt zeker een belangrijke rol: ‘sindsdien gaat ons land gebukt onder die schuld’, aldus Manuela Schwesig, de Duitse bondsraadvoorzitter, bij de opening van het Holocaustmuseum. Met name voor Duitse politici is het schuldbesef richtinggevend in hun houding naar de Israël-politiek, maar ook in het Nederlandse beleid zal dit een belangrijke factor zijn.

Zo leidt het metafysisch schuldbewustzijn binnen het verzet tegen de oorlog en aan westerse regeringszijde tot een tegenstrijdigheid op solidariteitsniveau. Door de voortdurende oorlog wordt deze alleen maar versterkt. De tegenstrijdigheid op solidariteitsniveau speelt zich natuurlijk ook af op persoonlijk vlak. Zij leidt tot innerlijk conflict, verscheurdheid. Want hoe rijm je je aloude solidariteit met de joden met het lot van de Palestijnen ten gevolge van de Israël-politiek? Ze zijn allen onze medemensen. Deze tegenstrijdigheid op een diep niveau is waarschijnlijk de gevoelige snaar die op veel fronten tot zoveel emotionele heftigheid leidt.

Bezinnend denken

Bij oplopende spanningen neemt doorgaans de actiebereidheid toe, terwijl juist dan bezinning broodnodig is. Zo zou bezinnend denken over de genoemde tegenstrijdigheid verzachtend en inzicht gevend kunnen werken. Beseffen dat zowel de solidariteit met Israël als die met Palestijnen uit dezelfde bron, dezelfde basissolidariteit, komen, kan leiden tot enige tolerantie naar elkaar. Dit kan ruimte geven om na te denken over het misschien wel eigenlijke pijnpunt. Dat ligt waarschijnlijk niet zozeer bij de solidariteit op zich van de westerse regeringsleiders, maar bij het niet kunnen combineren van de ene solidariteit met de andere. Dit is voor iedereen een moeilijke opgave, maar de eenzijdige solidariteit van regeringswege leidt tot ernstige gevolgen. Ondanks toenemende verbale kritiek op de Israël-politiek, blijft de oorlog daadwerkelijk toch gesteund worden.

Dit beleid brengt ons als inwoners van het Westen ook in een benarde positie. Als we, zoals Jaspers beweert, als burgers medeverantwoordelijk zijn voor de politieke koers, hoe kunnen we dat zijn als het beleid ten koste gaat van de burgers in Gaza. Als dit ingaat tegen het besef van solidariteit met de Palestijnen als medemensen.

Gelukkig kan medeverantwoordelijkheid vele vormen aannemen. Door het organiseren van demonstraties, bijeenkomsten en andere activiteiten wordt op een uitdrukkelijke manier de eenzijdige solidariteit van het beleid bekritiseerd. De demonstraties getuigen van diepe bewogenheid die in mensen leeft. Door op te komen voor absolute solidariteit met mensen als medemensen wordt metafysische schuld zo veel mogelijk voorkomen. Dit schuldbesef laat zich niet verklaren of begrijpen, maar het is wel belangrijk om erbij stil te staan.

Jaspers gaat in zijn boekje over de schuldvraag in op de schuldproblematiek van het Duitse volk na de oorlog, maar dat doet hij vanuit een visie op schuld die ook inspirerend kan zijn voor de huidige bezinning.

Schuld is voor Jaspers een onontkoombaar gegeven in het leven. Ook al willen velen door kerkelijke achtergronden dit woord niet meer horen, vroeg of laat stuiten we allemaal op gevoelens richting schuld. Doorslaggevend is alleen hoe wij erop reageren, hoe we ons ertoe verhouden. Verrassend is dat het durven onderkennen van schuld bij Jaspers niet tot negatieve boordeling, kleinering of afwijzing van jezelf leidt, maar tot een positief proces van zelfwording. Niet schuld op zich, maar je houding naar dit moeilijke gegeven in je leven is bepalend voor wie je aan het worden bent. Als je ruimte geeft aan je geweten en  aan dat wat in je leeft, werk je aan zelfverheldering. Het innerlijk antwoord op de schuldvraag die je aan jezelf stelt werkt door in je zijns- en zelfbewustzijn. Het brengt je dichter bij je eigenlijke zijn. Zelfinkeer verandert het zelfbewustzijn. Het is niet voor niets dat hij aan zijn oproep ‘Kom tot jezelf’ toevoegt: ‘door de schuldvraag onder ogen te zien’ – op een open en eerlijke manier. Dat is voor hem de weg die leidt naar zelfverheldering. Vandaaruit kunnen er nieuwe impulsen voor het actieve leven komen.

Nood aan bezinning

Uit zelfverheldering putte Jaspers hoop voor de toekomst. Alle echte werkelijke veranderingen in de wereld gebeuren volgens hem door enkelingen, individuen, die met elkaar in uitwisseling zijn. Zelfverheldering als volk was volgens hem niet mogelijk zonder persoonlijke zelfverheldering van velen. Hiermee onderstreept hij weer de verantwoordelijkheid die je als individu hebt. Steeds appelleert hij aan ons vermogen deze te kunnen dragen en vol te houden. Aan het einde van zijn boekje spitst hij dit toe met de opmerking dat als het erop aankomt je houding alleen waar is ‘wanneer ze wordt gedragen door de onverstoorbare bezonnenheid te allen tijde elke mogelijkheid die zich nog voordoet aan te grijpen, zolang het leven duurt.’

‘Onverstoorbaar’ is wel erg veel gevraagd, maar de noodzaak van bezinning is duidelijk. Zij is de basis van een ware houding. Alleen vandaaruit kunnen mogelijkheden onderkend en aangegrepen worden. Alleen vanuit bezinning kunnen de juiste beslissingen worden genomen en veranderingen worden ingezet. Jaspers’ toenmalige oproep ‘kom tot jezelf’  komt in de huidige oorlogssituaties als geroepen, want de nood aan bezinning is groot.

Wie is Karl Jaspers?

Karl Jaspers werd in 1883 in het Noord-Duitse Oldenburg geboren. Hij studeerde medicijnen en specialiseerde zich in de psychiatrie. Werkzaam in de psychiatrische kliniek van de Heidelbergse universiteit schreef hij AllgemeinePsychopathologie (1913). Door zijn combinatie van een verklarende én begrijpende benadering van psychische ziekten is dit boek voor de huidige psychiatrie nog steeds actueel. Vanuit zijn aandacht voor de existentiële kanten van mens-zijn ging hij steeds meer richting filosofie.

In 1922 werd hem de leerstoel filosofie aangeboden. In zijn hoofdwerk Philosophie staat verheldering van existentie centraal. Zijn existentie-filosofie is een appèl om op zoek te gaan naar jezelf. Voor dit zelfverstaan is de ervaring van grenssituaties, onontkoombare situaties, bijvoorbeeld lijden, heel belangrijk.

De nazi-tijd is voor Jaspers heel moeilijk geweest. Zijn filosofie paste niet in de geest van het nazi-regime. In 1937 werd hij als hoogleraar ontslagen en in 1938 volgde publicatieverbod. Verder was er de dreiging van deportatie van zijn joodse vrouw, Gertrud Mayer. Jaspers besloot dat zij niet alleen zou gaan. In deze eenzame jaren verdiepte hij zich in grote filosofen, theologen, godsdienststichters en schrijvers uit de traditie – over grenzen heen. Ook zijn politieke bewustzijn groeide. De vraag vanuit welke houding politiek bedreven wordt, werd bij zijn filosofie betrokken.

Na de oorlog heeft hij zich actief ingezet voor de wederopbouw van de Heidelbergse universiteit. Ook nam hij actief deel aan politieke gesprekken, zoals rond de Duitse hereniging en de atoombewapening. Via radiovoordrachten bereikte hij veel mensen.

Uiteindelijk leidde teleurstelling over de manier waarop Duitsland na 1945 verder ging, tot verhuizing naar Basel (1948). Daar werkzaam als hoogleraar tot 1961, woonde hij tot zijn dood in 1969. Ondanks zijn broze gezondheid heeft hij een enorm oeuvre nagelaten. Zijn werk wordt onder andere levend gehouden door het Karl Jaspers-Gesellschaft in Oldenburg waar in het Karl Jaspers-Haus wekelijks lezingen worden georganiseerd.

Het boekje van Karl Jaspers is door Mark Wildschut goed vertaald in het Nederlands: De schuldvraag, Uitgeverij Boom, Amsterdam 2022.

Dit artikel is afkomstig uit Vredesspiraal, ledenblad van vereniging Kerk en Vrede.

Anne Nijssen

Anne Nijssen studeerde pedagogiek en filosofie.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.